De vergeten staking van Amsterdam – over ‘goede’ en ‘slechte’ stakingen

Een staker deelt pamfletten uit voor het Centraal Station van Amsterdam. Foto: Daan Noske/Nationaal Archief

FacebooktwitterFacebooktwitter

Heel af en toe zijn er stakingen die de goedkeuring wegdragen van de politiek-economische elite. Meestal vinden zij stakingen maar niks. Historicus Harrie Lindelauff en arbeidspsycholoog Jaap Hooiveld blikken terug op ‘De vergeten staking van Amsterdam’ in 1955 en op de redenen waarom die ‘vergeten’ werd. Een actueel relevant tijdsdocument.

Op 31 maar 1955, zeventig jaar geleden, brak een spontane staking uit bij de overheidsdiensten van de stad Amsterdam. Die had niet de goedkeuring van de erkende vakbonden. Niet alleen de Amsterdamse overheid en de nationale inlichtingendiensten waren verrast, ook de vakbonden vielen uit de lucht.

Dat zegt op zich al wat over de aard van de sociale strijd in Nederland in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Met het adjectief ‘spontaan’ neem ik reeds een standpunt in. Zowel de overheid als de erkende vakbonden noemden dergelijke stakingen nooit ‘spontaan’. Het waren voor hen ‘wilde’ stakingen.

Foto: Dolf Kruger/Nederlands Fotomuseum

Of die ‘wilde’ stakingen volledig vreedzaam of rumoerig verliepen maakte hen niet uit. Dit waren voor deftige lui als zij ‘wilde’ acties van tuig, dat niet werken wilde. Zo eenvoudig was dat.

Historicus Harrie Lindelauff onderzocht de archieven en schreef de tekst. Jaap Hooiveld bracht het idee aan om deze staking te herdenken en verzorgde de redactie. Hun boek De vergeten staking van Amsterdam – Vijf roerige dagen in het voorjaar van 1955 leest als een verslag van de feiten zonder opiniërende commentaar. De feiten zijn sprekend genoeg.

Belgische lezers kunnen best de lijst afkortingen pagina 173 bij de hand houden – ik maakte een kopie als bladwijzer – maar voor het overige leest dit als iets wat net zo goed in Gent, Antwerpen of Hasselt aan het gebeuren was.

Dit ging over dezelfde wantoestanden, slechte werkomstandigheden, lage lonen, nauwelijks premies voor ploegenwerk, geen degelijk materiaal om veilig mee te werken. Wie denkt dit dat overbodige literatuur is ‘want in het buitenland’ is niet alleen bevooroordeeld, diegene mist de sociale reflex van solidariteit met alle werkende mensen ter wereld.

 

Stakende tramconducteurs voor de remise (nu Cultureel Centrum De Hallen in Amsterdam-West) op de eerste stakingsdag, onder hen enkelen die een week later ontslagen werden. Foto: Daan Noske/Nationaal Archief

Nederland heeft een andere syndicale traditie dan België. Onze noorderburen hadden nauwelijks steenkoolmijnen, amper zware industrie. De syndicalisatiegraad is er altijd veel lager geweest. In België waren de vakbonden net zeer sterk in die sectoren die in Nederland ontbraken. Bovendien was de vakbondswereld er meer versnipperd dan in België – zoals je in de lijst afkortingen kan lezen. Desalniettemin hebben de Nederlandse werkende mensen net zo goed alle redenen om trots te zijn op hun sociale strijd en op wat die verwezenlijkt heeft.

Dienstplichtige militairen werden ingezet voor de huisvuilophaling. Weigeraars riskeerden tot 2 jaar gevangenisstraf. Foto: Harry Pot/Anefo/Public Domain

De helden – want dat zijn ze – van de ‘vergeten’ staking van 31 maart tot 4 april 1955 hebben een zware tol betaald voor hun engagement en inzet. De mistoestanden waren dan ook schrijnend. Zij waren het nochtans die de economie lieten draaien.

De ‘essentiële werkers’

Sinds COVID hebben we het belang van deze mensen terug ontdekt, heel even. We noemden hen de ‘essentiële’ werkers, de bus- en trambestuurders, de vuilnisophalers, de volledige zorgsector. Voor hen geen quarantaine thuis. Zij hielden de maatschappelijke machine draaiend.

Henk de Groot (95) en Lina (93). Foto: Harry Peer/Vakbondshistorie

Dat was ook zo in 1955 in Amsterdam. Tramconducteurs, monteurs, stokers, plaatwerkers, vrachters, reinigingswerkers, schippers van de veerdiensten, timmermannen, straatleggers, spoorleggers, kraandrijvers, bankwerkers, zij maakten dat Amsterdam functioneerde voor zijn bewoners en voor iedereen die er elke dag kwam werken.

Dat deden ze door elke dag aftandse trams te besturen, op onmogelijke uren, met verlies van de schaarse hard bevochten verlofdagen die bij gebrek aan personeel niet konden worden opgenomen. Ook werkers in de andere overheidsdiensten van de stad kreunden elke dag onder hun te zware werklast.

Een van de wantoestanden was de gebroken dienst (wat we in België ‘gesplitste ploegen’ noemen). Een paar uur werken in de voormiddag en een paar uur in de namiddag. De tussentijd was te kort om naar huis te gaan. Trambestuurders waren zeer lange dagen weg van huis.

Dit doet me denken aan de spontane stakingen van de bagagisten op de luchthaven van Zaventem enkele jaren terug. Zij hadden na jarenlang vruchteloos onderhandelen tegen die gesplitste ploegendienst geen andere uitweg meer dan ‘wilde’ stakingen. De media hadden het uitsluitend over de ‘hinder’ voor de reizigers. Naar de oorzaak van de staking had het publiek het raden.

De erkende vakbonden van 1955 komen hier niet bepaald fraai uit. Ze werkten de stakers tegen en vonden hun eisen te verregaand waarmee ze op één lijn zaten met het stadsbestuur.

Liberale en conservatieve politici deden wat je van hen kon verwachten. Zij waren radicaal tegen. De sociaal-democraten van de PVDA[1] waren niet veel beter.

Onder de PVDA-verkozenen in de gemeenteraad ook de 36-jarige Joop den Uyl, die een jaar later Kamerlid zou worden, nog later Minister van Economische Zaken en minister-president (1973-1977). Hij veroordeelde de staking over de hele lijn: “Niet iedere actie is goed en het Amsterdamse proletariaat zal de harde les moeten leren dat het niet achter elke actie kan aanlopen.” Zijn uitspraak was tekenend voor de paternalistische visie van de PVDA-leiders over de mensen die ze werden verondersteld te vertegenwoordigen.

Hoewel de bevolking er zelf wel helemaal achter stond, dacht het stadsbestuur er anders over, zette militairen in als stakingsbrekers en schaarde zich volledig achter de ‘geleide loonpolitiek’ van de nationale regering. Die koos ervoor de lonen laag te houden, zodat de bedrijven terug winst konden maken – dat klinkt zeer hedendaags.

De PVDA zat in de nationale regeringscoalitie onder leiding van Willem Drees samen met de Katholieke Volkspartij, de protestantse Anti-Revolutionaire (!) Partij en de Christelijk-Historische Unie (deze drie partijen fuseerden in 1980 tot het Christen-Democratisch Appèl-CDA). De PVDA koos voor ‘meebesturen om erger te voorkomen’ – nogmaals: klinkt zeer hedendaags

‘Meebesturen om erger te voorkomen’

Meebesturen om erger voorkomen is tot vandaag de mantra van de sociaaldemocraten. Je kan als zwak excuus verwijzen naar de tijdgeest. Nederland was net als België zes jaar lid van de NAVO, die toen nog zijn hoofdkwartier in Frankrijk had. Het Warschaupact werd één maand na deze vergeten staking opgericht, als reactie op de toetreding van West-Duitsland tot de NAVO.

Communisten waren na de oorlog aanvankelijk zeer populair – ook in België, waar ze zelfs kort mee in de nationale regeringsmeerderheid zaten – dankzij hun inzet voor het verzet tegen de Duitse bezetter. Zes jaar later was de Koude Oorlogshetze reeds volop bezig.

In dat denkkader staakten de ‘arbeiders’ alleen omdat ze werden opgestookt door het rode gevaar. Dat wantoestanden op de werkvloer de oorzaak waren werd niet erkend. Wie dat beweerde was een ‘communist’, zo eenvoudig was dat. ‘Communist’ was een containerbegrip dat veel verder ging dan personen die sympathie voor het communisme hadden. Elke persoon die aan de sociale strijd deelnam viel onder die noemer.

De gemeenteraadsleden van de Communistische Partij Nederland (CPN) schaarden zich achter de staking. In tegenstelling tot wat politici, media en de binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) beweerden waren ze er echter niet de aanstokers van. Dit was een echte ‘spontane’ staking.

19 december 1952, onthulling monument De Dokwerker op het Daniël Meijerplein door koningin Wilhelmina en burgemeester d’Ailly (rechts voor het staketsel) ter herdenking van de februaristaking van 1941. Drie jaar later trad de burgemeester keihard op tegen een andere staking. Foto: Joop van Bilsen/Nationaal Archief

Vandaag weten we wat onze inlichtingendiensten schreven over de Koude Oorlog. Bij het ineenstorten van de Sovjet-Unie kwamen hun rapporten vrij. Dat deden ze met zelfingenomen trots en minachting voor de vergane Sovjet-Unie. Ze hadden altijd geweten dat een Sovjet-invasie van West-Europa larie en apekool was. De Sovjet-Unie kon dat gewoon niet aan, laat staan dat ze het zouden gewild hebben. De échte dreiging was het sociale model dat van het communisme uitging.

Of de sociaaldemocraten in 1955 écht geloofden dat de Sovjets voor de deur stonden is niet relevant. Hoe ze handelden is wat telt. Er werden heel wat sociale rechten bekomen na de oorlog – door harde sociale strijd tegen opeenvolgende regeringen, al dan niet met steun van de PVDA – maar dat de PVDA in 1955 volledig aan de verkeerde kant van de barricades stond heeft de partij later ook moeten toegeven.

Dertig jaar later in 1985 werden de 61 stakingsleiders die op staande voet waren ontslagen door de stad in ere hersteld. 34 van hen leefden nog. Er waren bij die overlevenden ook nog 8 levende deelnemers aan de februaristaking van 1941 (zie verder).

Nog een ‘vergeten staking van Amsterdam’

22 van de 61 ontslagen stakers hadden veertien jaar eerder in 1941 ook deelgenomen aan een staking van dezelfde Amsterdamse diensten, een van de weinige openlijke protestacties in alle Duitse bezette gebieden tegen de vervolging van Joden door de Duitse bezetters. Die staking werd – terecht – nooit vergeten en wordt nog steeds herdacht.

Meer dan 300.000 mensen namen deel aan de acties. De Duitse bezetters schoten 9 betogers dood, 24 werden zwaargewond, talloze stakers werden mishandeld in gevangenschap. De 24-jarige Joodse communist Leendert Schijveschuurder werd betrapt tijdens het aanplakken van affiches en de volgende dag geëxecuteerd – de eerste Nederlander die door de Duitse bezetters werd gefusilleerd. Zijn jonge weduwe Elisabeth Moscoviter stierf op 2 juli 1943 in concentratiekamp Sobibór. In Amsterdam-Nieuw-West is een straat naar hem genoemd.

Ik verneem tijdens mijn opzoekingswerk voor deze recensie dat er nog een ‘vergeten’ staking was in Amsterdam: in 1946. Nederland had de strijd voor vrijheid tegen het nazisme pas gewonnen, maar de politiek-economische elite was van oordeel dat die vrijheid niet bedoeld was voor hun koloniale onderdanen in Nederlands-Indië.

Meer dan 41 procent wilde niet dat soldaten naar Indonesië zouden gaan

Op 21 september 1946 raasde een ‘groote wilde staking’[2] door de stad tegen de koloniale oorlog in Indonesië. Meer dan 41 procent van de Nederlandse mannen wilde niet dat soldaten naar Indonesië zouden gaan. De overheid reageerde zeer repressief. Een betoger werd door de politie doodgeschoten. In dit jaar 2025 dat Indonesië zijn 80-jarige onafhankelijkheid viert – die door Nederland officieel nog steeds niet wordt erkend [3] – verdient deze andere ‘vergeten staking’ ook erkenning met een boek.

En om nog verder terug te gaan in de geschiedenis van de sociale strijd in Nederland. In 1903 zagen stakende spoorarbeiders hun eisen voor beter loon en betere werkomstandigheden vervuld. De toenmalige regering was verontwaardigd over dat succes en besloot een wet goed te keuren die ambtenaren en treinpersoneel voortaan verbood te staken. Die wet werd gebruikt om de 61 stakingsleiders van 1955 op staande voet te ontslaan.

De details van De vergeten staking van Amsterdam lees je in dit essentiële boek dat in de bibliotheek van elke vakbondsafdeling thuishoort.

 

Harrie Lindelauf en Jaap Hooiveld. De vergeten staking van Amsterdam – Vijf roerige dagen in het voorjaar van 1955. Van Gennep, Amsterdam, 2025, 186 pp. ISBN 978 9461 6462 79. Met dank aan Uitgeverij Van Gennep voor de archieffoto’s.

Je kan het boek bestellen bij boekhandel De Groene Waterman of bij je lokale boekhandel. Heb je er geen in de buurt? Ook je krantenwinkel kan je boek bestellen. 

Nawoord bij het Voorwoord: Burgemeester Femke Halsema schreef een kort voorwoord bij het boek. Het blijft schrijnend vast te moeten stellen dat politici wel in staat zijn devoot over de fouten van hun voorgangers te schrijven, maar niet inzien wat ze zelf nu op dit ogenblik doen. Zal het opnieuw dertig jaar duren voor een burgemeester haar/zijn spijt uitdrukt over de manier waarop de huidige burgemeester optreedt tegen pro-Palestijnse betogers in Amsterdam?

 

Notes:

[1] Niet verwarren met de Belgische PVDA (Franstalige afkorting PTB).

[2] ‘Groote’ volgens de toenmalige spelling. In Belgische geschiedenisboeken wordt de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 nog steeds ‘De Groote Oorlog’ genoemd.

[3] De officiële stelling van de Nederlandse regering is nog steeds dat Indonesië zijn onafhankelijkheid van Nederland ‘kreeg’ in 1949, na vier jaar gruwelijke repressie. Het juiste aantal door het koloniale bezettingsleger tussen 1945 en 1949 vermoorde Indonesiërs werd nooit onderzocht. Schattingen variëren tussen 98.000 en 200.000.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.