Met de Duivel tegen armoede – Werkvolk tussen Zenne en Vaart

De oude duivel wordt ten grave gedragen. Ets Désiré Naeyaert

FacebooktwitterFacebooktwitter

Lucas Catherine, historicus van vergeten zaken, maakt zijn eretitel weer waar. ‘Met de Duivel tegen armoede – Werkvolk tussen Zenne en Vaart’ is een kleinood dat je meeneemt naar Brussel rond de Dansaertstraat, niet naar die chique straat van nu maar naar de arbeiderswijken van toen en wat de duivel zelf daar uitspookte…

Lucas Catherine is een graag geziene gast op onze site, met talrijke boekrecensies (zie de lijst hieronder) en met vele eigen artikels, die je vindt via deze link.

In zijn meest recente boek Met de Duivel tegen armoede – Werkvolk tussen Zenne en Vaart gaat hij door op een thema dat hij de voorbije jaren al meer heeft beschreven: zijn eigen stad Brussel, zijn geschiedenis, zijn mensen.

De duivel kijkt toe! Stadsmuseum Broodhuis, Grote Markt. Foto: collections/heritage.brussels

Zoals Rio de Janeiro nog steeds zijn karnaval heeft en hier dichter bij huis Aalst en Halle, zo had de Brusselse wijk tussen de Zenne en de Vaart ooit zijn Duivelsfeesten. Neen, geen feesten voor die slechte duivel van de katholieke kerk maar de duivel die aan de kant van het werkvolk stond.

Na 15 augustus – halfoogst klinkt zoveel mooier – vierden de Brusselse arbeidersgezinnen in  de armste wijken van de stad een week feest, om even aan de verstikkende gruwel van de armoede te ontsnappen.

Zoals je van een rasverteller met inhoud als Lucas Catherine mag verwachten vertelt hij niet zomaar over die Duivelsfeesten. Hij plaatst ze in hun sociaal-economische en historische context.

Heel ‘katholiek’ waren de feesten dus niet. Voor niet-Brabanders en Nederlanders even deze uitleg: het adjectief ‘katholiek’ had naast een verwijzing naar de roomse godsdienst met die naam ook een andere pejoratieve, dikwijls spottende betekenis.

“Dat is hier niet katholiek” betekent dat de dingen niet in orde zijn, niet kloppen, of dat er gelogen werd, maar ook dat er dingen worden gedaan waar de katholieke hiërarchie niet bepaald tevreden mee is – en die iedereen stiekem zeer bevallen.

Staminee-friture Chez Thérèse (1900). Archief Stad Brussel

Er werd stevig gedronken op die Duivelsfeesten. Zowat elke staminee[1] – geen ‘café’ – was  een kleine brouwerij met zijn eigen bier. Het bekende hedendaagse bier Duvel was er geen deel van, dat heeft met die Duivelsfeesten niets te maken.

De Duivelsfeesten waren geen vorm van donker satanisme, van duistere verering van de duivel. Het was gewoon een week om de dagelijkse ellende te vergeten en even stiekem te lachen met de Kerk, die toch volledig aan de kant stond van de bazen, de uitbuiters en de huisjesmelkers.

Er werd ook goed gegeten, pensen – de biefstuk van de armen – en natuurlijk frieten. De oude duivel werd symbolisch ten grave gedragen en de nieuwe werd onthaald.

Lokale liedjes in het Brussels dialect waren een uitlaatklep voor de sociale wanhoop over de vreselijke levensomstandigheden in de buurten, de steegjes zonder latrines, zonder lopend water, waar besmettelijke ziektes endemisch waren.

Gezinnen betaalden voor een éénkamerwoonst zonder het minste sanitair het loon van 19 arbeidsdagen. De betere stadsburgerij vond dat gepeupel maar niets. Dat haalde het imago van de stad omlaag.

De oorzaken van al die ellende bij henzelf erkennen hoorde er niet bij. Kunstenaars tekenden in opdracht van de stad idyllische pentekeningen van al die stegen die de echte leefomstandigheden bijna letterlijk weg gomden.

Enkele van die steegjes bestaan nog. De meeste zijn verdwenen onder de sloophamer van de moderne stad. In de plaats kwamen spuuglelijke appartementsblokken. Het zouden groene zones worden, maar dat bleef bij nooit vervulde intenties.

Er is het wereldbekende ‘Brussels’ (zeg het met Engels accent) van de Europese Commissie en de NAVO, ondemocratisch, onpopulair, neoliberaal.  Niets te maken met het échte Brussel, de stad waar een kleine miljoen mensen leven. Lucas Catherine brengt nog een derde Brussel, dat van zijn oorsprong, zijn geschiedenis, zijn roots…

Veel oude foto’s, etsen, schetsen en oude kaarten in dit kleine boekje dat aangenaam wegleest. “De duivel mag het weten”. Lucas Catherine weet het ook en vertelt het voort.

 

Zondag 7 september om 11 uur stelt Lucas Catherine zijn boek voor in de Passa Porta Bookshop, Antoine Dansaertstraat 46, 1000 Brussel

 

Lucas Catherine. Met de Duivel tegen armoede – Werkvolk tussen Zenne en Vaart. Mammoet, Antwerpen, 2025, 80 pp. ISBN 978 9462 6755 13

Lees ook deze recensies van andere boeken van Lucas Catherine over kolonialisme, Congo-Kongo, Katanga, Palestina, kolonialisme en art nouveau en nog twee boeken over zijn Brussel.

Jihad en KolonialismeKongo – Een voorgeschiedenisPalestina – Geschiedenis van een koloniseringDe buik van BrusselHet dekoloniseringsparcours – Wandelen langs Kongolees erfgoed in België, De keizer van KatangaKoloniaal BelgiëArt Nouveau – Kunst met de K van KongoAls kasseien konden spreken – Negen eeuwen Vlaamse Steenweg in Brussel.

Wie aan één boek van Lucas Catherine begint wil er meer lezen. Foto: LV

 

Note:

[1] De oorsprong van ‘staminee’ in plaats van café is onduidelijk. Het zou van het Frans-Picardische staminet afgeleid zijn, voor een herberg waar men kon drinken en eten. Je hoort het woord nog in een uitdrukking als ‘stamgasten’.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.