Wat een geëngageerd mens kan leren van een ‘grote treinreis’ naar Buchenwald

Wagon voor veetransport gebruikt voor deportatie van Belgische Joden (Fort Breendonk). Foto: JoJan/CC BY-SA 3:0

FacebooktwitterFacebooktwitter

In 1943 wordt de 20-jarige Spaanse vluchteling in Frankrijk Jorge Semprún op de trein naar Buchenwald gezet, na zijn aanhouding door de Duitse bezetters voor deelname aan het Franse verzet. Twintig jaar later schrijft hij die treinreis neer, in wat veel meer is dan een reisverslag. In 2025 is ‘De grote treinreis -Memoir’ nog steeds een tragisch boeiend boek.

Wanneer Jorge Semprún Maura[1] (1923-2011) in september 1943 wordt opgepakt door de Duitse bezettende troepen voor zijn deelname aan het Franse verzet en op de trein wordt gezet richting Duitsland, weet hij nog niet wat zijn eindbestemming is, wat hem daar te wachten staat of hoelang hij in feite nog te leven heeft.

Zijn ‘reis’ – wat een akelig vreemd woord voor een gedwongen transport – zal vijf dagen en vier nachten duren. Het boek De grote reis – Memoir – oorspronkelijke titel Le grand voyage – gaat hoofdzakelijk over de vierde en laatste nacht.

Vijf dagen rechtstaan in een goederenwagon is zelfs voor een fitte jonge twintiger als Jorge zeer pijnlijk voor heupen, knieën en voeten. Voor de oudere gevangenen is het een hel. Meerderen overleven de reis niet. Met 120 staan ze opeengepakt per wagon, terwijl het vriest. Slapeloze uren worden afgewisseld met staand wegdommelen.

Een mens is blijkbaar in staat staand te slapen. Van een verkwikkende slaap is uiteraard geen sprake. Eenmaal mogen ze de wagon verlaten in een onbestemd Duits station. Daar krijgen ze vuil water en vieze prut te eten, waarbij een aantal doden uit de wagons worden verwijderd.

Wanneer de Duitse bewakers de schuifdeuren openen, blijven heel wat mensen staan, verstijfd en bevroren van het lange stilstaan – of omdat ze staand overleden zijn: “Ze vielen als kegels op het perron van het kamp”.

Dit boek is veel meer dan het lugubere verslag van die treinreis. Tijdens de lange stille uren tussen ogenblikken met korte gesprekken door, mijmert Semprún in flashbacks over zijn leven voor 1943, over de ballingschap in Den Haag en Parijs.

Hij schreef zijn wedervaren oorspronkelijk neer kort na de bevrijding tijdens een tijdelijk verblijf in Zwitserland. Daar stopte hij mee omdat hij vreesde door het oprakelen van zijn herinneringen psychologisch beschadigd te worden. Uiteindelijk deed hij dat wel, zestien jaar later, zoals hij tussendoor vermeldt (het boek verscheen nog 3 jaar later in 1963)

Je weet als lezer uiteraard dat de ik-persoon – Semprún zelf – het transport en de oorlog zal overleven, dat zegt het bestaan van dit boek al. Maar daar gaat het niet over. Dat hij dit zoveel jaren later schrijft, verklaart hoe het mogelijk is dat zijn relaas van De grote treinreis naast flashbacks ook flashforwards bevat, waarin Semprún dingen beschrijft die hij tijdens die treinreis nog niet kon weten.

Joden worden in goederenwagons ‘geladen’ in Warschau (1942). Foto: Public Domain

Het vergt in het begin wat leesconcentratie omdat die tijdsmomenten volledig vervloeien met het half slapend suffen en het gebabbel met een jonge buur tijdens de treinreis naar Buchenwald – de eindbestemming die ze nog niet weten. Eenmaal je die vertelstijl doorhebt, leest dit boek over zoveel menselijke gruwel, verbazend vlot.

Een zeer emotioneel moment is wanneer hij na de bevrijding bij een gezin verblijft dat nog geen nieuws heeft van hun zoon. Ze denken dat hij in ‘Bukenval’ zat. Semprún kan het niet opbrengen hen uit te leggen dat hij zelf uit Buchenwald komt, dat het kamp al enige tijd leeg is en dat dit betekent dat hun zoon het meer dan waarschijnlijk niet heeft overleefd.

De flashbacks en de flashforwards gaan steeds weer vooruit of terug naar de rode draad van de tergend langzaam voortdenderende treinreis. Het niet weten hoelang de reis nog zal duren en wat hen op hun onbekende bestemming wacht, maakt de nachten gevoelsmatig nog veel langer.

Joden worden in goederenwagons ‘geladen’ in Marseille (1943). Foto: Bundesarchiv/CC BY-SA 3:0

De buurjongen met wie Semprún af en toe praat in de trein, komt ‘uit Semur’. Zijn naam zullen we nooit vernemen. We lezen ook vrij vroeg in het verhaal dat hij het einde van de treinreis niet zal halen.

Semprún vermeldt tussendoor dat ze als politieke gevangenen nog ‘geluk’ hebben met 120 in één wagon te staan, want Joden blijken in dezelfde wagons met 200 opeengepakt te worden. Het zijn dingen die hij op het ogenblik zelf nog niet kon weten, evenmin als de Endlösung die de Joden op hun eindbestemming te wachten staat.

Joden komen aan in Chełmno, het eerste Duitse uitroeiingskamp. Foto: Public Domain

Hans is een Duitse Jood die als kompaan met hem in het Frans verzet zat. Die zei hem ooit: “Ik wil niet de dood van een Jood sterven.” Wat hij bedoelde – en dat had Semprún toen nog niet begrepen – was dat hij bereid was te sterven als verzetsstrijder, om wat hij gedaan had, niet als Jood, om wat hij was.

“Later herinner ik me – dat wil zeggen, ik herinner me het nog niet wanneer we in dat Duitse station zijn, want dan is het nog niet gebeurd – later heb ik gezien dat niet alleen de lichten gedoofd moesten worden (voor de overvliegende geallieerde bombardementen, red.). Ook de verbrandingsoven moest gedoofd worden. Maar het gebeurde wel eens dat de verbrandingsoven overbelast was met werk. Het tempo van de doden is iets dat moeilijk te synchroniseren is met de capaciteit van een verbrandingsoven.”

Een aantal flashbacks gaan terug naar zijn gevangenschap kort voor het transport. Hij raakt aan de praat met een Duitse bewaker waar hij mee van gedachten wisselt over wat een ‘terrorist’ is. Is dat de persoon die zich verzet tegen de bezetter of de bezetter zelf. Die dialoog is net als de babbels met de ‘jongen uit Semur’ waarschijnlijk fictief. Het zijn eigen bedenkingen die hij in een verhalende dialoog omzet.

De verbrandingsovens in Buchenwald blijken voor de Joodse gevangenen bedoeld te zijn. Politieke gevangenen als hijzelf worden ingezet voor slavenarbeid en als ze worden gedood, is dat na een of ander incident, door ophanging of executie. Doodsangst is er dagelijks. Elke dag wordt er wel een van hen afgemaakt, maar de systematische volledige uitroeiing van alle Joden is niet hun deel.

Nog een bijtend pijnlijk moment is zijn beschrijving van een incident kort na de bevrijding. Een paar zeventienjarige jongens vragen hem wat ze moeten doen met een gewonde SS-er die ze tijdens zijn vlucht hebben vastgegrepen. Hij kan het niet opbrengen hen te zeggen wat hij denkt, dat ze hem maar moeten fusilleren. Wanneer hij hen ontwijkend antwoordt, kijkt de SS-er hem smekend dankbaar aan. Hij verstaat geen Frans, maar heeft begrepen wat net gebeurde. Waarop Semprún hem in het Duits zegt: “Ich hätte dich erschossen”.

Fransman Semprun, Spanjaard Semprún

Ik schrijf in deze recensie Semprún mét accent, volgens de correcte Spaanse spelling. Omdat hij in het Frans schreef publiceerde hij met zijn naam zonder accent, ook deze Nederlandstalige vertaling doet dat[2].

Semprún tijdens een boekenbeurs in Montpellier (2009). Foto: Dinkley/CC BY-SA 3:0

Dat kleine verschil in schrijfwijze weerspiegelt zijn levensverhaal. Op 13-jarige leeftijd werd hij samen met zijn ouders in 1936 bij het begin van de Spaanse Burgeroorlog politieke vluchteling in Nederland. Daar was zijn vader nog drie jaar ambassadeur van de democratische republiek, tot Nederland in 1939 de fascistische regering van Franco erkende.

Tijdens die drie jaar leerde Semprún Nederlands op een lyceum in Den Haag. Bij zijn mijmeringen in de trein denkt hij terug aan dat lyceum en aan de geur van een boekhandel die hij aan Martinus Nijhoff toeschrijft[3].

Daarna vluchtte het gezin naar Frankrijk, waar Semprun (zonder accent) op school accentloos Frans leert spreken. Hij kreeg uiteindelijk een visum voor Spanje – een visum om zijn vaderland te mogen bezoeken – in 1966, maar kwam er reeds meermaals clandestien met valse papieren als lid van het communistisch verzet tegen de Franco-dictatuur.

Hij bleef ook na het herstel van de Spaanse democratie in 1978 in Frankrijk wonen en in het Frans schrijven en publiceren. Van 1988 tot 1991 was hij partijloos minister van Cultuur in de Spaanse regering onder leiding van sociaal-democraat Felipe González, de eerste democratische regeringsleider na de dictatuur.

Hoewel hij heel zijn literaire oeuvre in het Frans schreef en ervoor gelauwerd werd, heeft de Académie Française hem nooit als lid aanvaard, omdat hij weigerde zijn Spaanse nationaliteit op te geven, de nationaliteit die hem 39 jaar lang ontnomen was.

Terechte heruitgave van een tragisch mooi boek

De grote treinreis – Memoir is een verhaal dat je bijblijft. Een zeer terechte heruitgave, terwijl het ‘nooit meer’ van de Holocaust met de voeten wordt getreden door zionisten, met volle logistieke en politieke medewerking van Duitsland en de rest van de Westerse wereld.

De geschiedenis herhaalt zich niet letterlijk. Maar wat vandaag gebeurt in Gaza, bewijst enerzijds dat racistische suprematie nog steeds tot het westerse gedachtengoed behoort, en dat verzet daartegen en de strijd voor een betere wereld nog steeds zinvol is.

Een boek kan wel degelijk tegelijk mooi geschreven zijn, vlot leesbaar en diep tragisch. De grote treinreis was zijn eerste boek. Daarna volgden nog 22 boeken, waarvan er twee na zijn dood in 2011 werden uitgebracht. Daarvan werden er veertien in het Nederlands vertaald. Hij schreef ook dertien filmscenario’s waaronder Z (1969), L’aveu (De bekentenis – 1970) en Section spéciale (1975) van Frans-Grieks cineast Costa-Gavras. Jorge Semprún is een auteur waar je meer van wil lezen.

Je kan dit boek lezen en er fatalistisch over worden dat ‘nooit meer’ zich nu aan het herhalen is in Gaza. Ik las dit anders. Semprún zegt het zelf. Na de bevrijding uit Buchenwald weigert hij oudstrijder te worden. Hij zet de strijd onverminderd voort, tegen dat andere fascisme dat door bevrijd West-Europa nooit werd bestreden in zijn vaderland Spanje.

Met de ervaring van dit tragisch mooie boek gaat de lezer met nog meer overtuiging de strijd aan tegen de gruwel van racistische suprematie in al zijn hedendaagse vormen. Semprún heeft die strijd nooit opgegeven. Dat doen we zelf ook niet.

 

Jorge Semprun. ‘De grote treinreis – Memoir’. Schokland, De Bilt, 2024, 202 pp. ISBN 978 9083 3060 32. Dit is een heruitgave van de oorspronkelijke vertaling door Jean Schalekamp in 1964. Het nawoord door hispanist Peter Venmans is informatief, maar lees het niet vooraf.

‘De grote treinreis’ is boek 24 in de reeks Kritische Klassieken van Schokland. Lees hier de recensies van 7 andere boeken uit deze reeks: John Reed – Tien dagen die de wereld deden wankelen, Ismail Kadare – De generaal van het dode leger, Arturo Barea – De weg, Arturo Barea – De slag, John Berger – Het varken aarde, John Berger – Ver weg in Europa, John Berger – Sering en Vlag.

 

Notes:

[1] In Spaanstalige landen heeft iedereen een dubbele familienaam – met die van de moeder altijd als tweede.

[2] De keuze voor ‘Semprun’ zonder accent maakte hij om voor zijn Franstalige lezers verwarring over de uitspraak te vermijden. De Franse taal zet de klemtoon automatisch op de laatste lettergreep, in tegenstelling tot Spaans waar de voorlaatste lettergreep altijd de klemtoon krijgt, uitzonderingen zoals Semprún krijgen daarom een accent. Accenten in het Frans hebben een andere functie, ze wijzen op fonetische uitspraakverschillen zoals in ‘élève’, terwijl accenten in het Spaans enkel de klemtoon van een woord bepalen. Het Frans kent de letter ù met accent grave alleen in het woordje ú met accent aigu bestaat in het Frans niet.

[3] Die boekhandel en antiquariaat heette niet zo en bestaat niet meer. Hij was ooit opgericht door Martinus Nijhoff (1826-1894), boekhandelaar en uitgever, grootvader van de gelijknamige dichter Martinus Nijhoff (1894-1953). Het is niet duidelijk welke Nijhoff hij bedoelt.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.