Honduras en Nicaragua, veel gelijkenissen, één cruciaal verschil

Betogers in Managua eren de slachtoffers die vielen tijdens de protesten van april 2018

Betogers in Managua eren de slachtoffers die vielen tijdens de protesten van april 2018 (Gessel Tobías/WikiMedia Commons)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Er loopt heel wat mis in Nicaragua met democratie en mensenrechten. De situatie wordt vergeleken met Venezuela, maar een vergelijking met buurland Honduras is veel pertinenter. De crisis in beide buurlanden verschilt op één vlak. De manier waarop de VS en de EU er op reageren is totaal anders: veroordeling in het ene geval, ruime steun in het andere. De media volgen die lijn tot op de letter.

Sinds april 2018 komen protestacties en repressie in Nicaragua regelmatig prominent in het internationale nieuws. De laatste weken lijkt het wat kalmer, maar dat is schijn. De onrust blijft aanhouden. Als reactie op de protesten heeft de regering onder leiding van president Daniel Ortega onder meer een wet goedgekeurd die alle uitingen van dissidentie wil bestraffen met een vage definitie van ’terrorisme’. Gevangenisstraffen kunnen oplopen tot 20 jaar.

Toenemende repressie

De president heeft militairen ingezet om protestacties te onderdrukken. Aanleiding was een voorstel tot inkrimping van de pensioenen. De voorbije maanden kwamen 448 betogers om en raakten 2.830 anderen gewond. Bovendien worden 595 mensen vermist, volgens schattingen van lokale mensenrechtenorganisaties.

President Ortega heeft sinds hij terug verkozen werd in 2006 – na zestien jaar oppositie – geleidelijk zijn persoonlijke macht uitgebreid. Zijn eigen vrouw is vice-president. Vanaf 2006 benoemde hij sympathiserende rechters in het Hooggerechtshof. Dat Hof heeft de grondwettelijke beperking tot maximaal twee opeenvolgende mandaten opgeheven, zodat hij in 2016 opnieuw presidentskandidaat kon zijn. Volgens het Hof was dit verbod een “inbreuk op zijn individuele politieke rechten”.

Ortega heeft bovendien met meerdere maatregelen de persvrijheid aan banden gelegd en onder zijn bevel hebben politie en leger arbitraire aanhoudingen (zonder officiële redenen), verdwijningen en moorden gepleegd.

In Honduras daarentegen

De politieke situatie in Honduras is zowat een kopie van die in buurland Nicaragua. De crisis in Nicaragua dateert wel van een veel recentere datum, april 2018. De zware inbreuken op democratie en mensenrechten in Honduras zijn al bezig sinds 2009, na de staatsgreep van 28 juni, waarbij president Manuel Zelaya werd afgezet. Voor het overige is de gelijkenis met wat in Nicaragua gebeurt onweerlegbaar.

Hondurees president Juan Orlando Hernández kon in 2017 alleen kandidaat zijn voor een tweede termijn, nadat het Hooggerechtshof het verbod op meer dan één mandaat ongrondwettelijk had verklaard, om identiek dezelfde redenen als in Nicaragua: ”inbreuk op individuele politieke rechten’.

Ironisch genoeg werd de staatsgreep van 2009 gepleegd met het voorwendsel dat Zelaya zou proberen kandidaat te zijn voor een tweede mandaat. Hernández (en zijn voorgangers sinds 2009) heeft net als Ortega in Nicaragua het Hof volgestouwd met getrouwe volgelingen. Zijn tweede verkiezing werd door alle internationale waarnemers veroordeeld als frauduleus. Tientallen betogers tegen zijn herverkiezing werden vermoord door politie en leger, honderden anderen werden gewond of gefolterd terwijl nog anderen nog steeds vermist zijn (zie Waarom de crisis in Honduras geen frontpagina krijgt).

Honduras is sinds de staatsgreep van 2009 het gevaarlijkste land ter wereld voor journalisten, maar ook strijders voor de mensenrechten, leiders van autochtone volkeren, leefmilieu-activisten, vakbondsleiders worden er met de regelmaat van de klok vermoord. Het proces tegen de moordenaars van activiste Berta Cáceres Flores is weliswaar begonnen onder zware buitenlandse druk maar sleept al jaren aan. Haar dochter Berta Zúñiga Cáceres overleefde nipt een aanslag in april 2017 en leeft onder permanente doodsbedreigingen (zie Dochter vermoorde milieu-activiste Berta Cáceres overleeft aanslag, media zwijgen).

Tweemaal kordate reactie

De VS hebben in beide gevallen kordaat gereageerd. Tegen Nicaragua werd een economische boycot ingesteld met de Nicaraguan Investment Conditionality Act(NICA Act). Deze wet werd reeds goedgekeurd in 2017, meer dan een jaar voor de gewelddadige protesten van april 2018. Het wetsvoorstel Berta Caceres Human Rights in Honduras Act van enkele Democratische Congresleden om een identieke economische boycot goed te keuren tegen Honduras wordt daarentegen nog steeds tegengehouden door een overgrote meerderheid van Republikeinse én Democratische Congresleden.

Ook op de politieke crisis in Honduras werd prompt gereageerd door de VS. Toenmalig minister van buitenlandse zaken Hilary Clinton was de eerste om de staatsgreep van 2009 toe te juichen als “een herstel van de democratie”. Huidig president Hernández krijgt net als zijn voorgangers sinds 2009, Porfirio Lobo en Roberto Micheleti, ruime financiële en logistieke steun voor politie en leger. Het land krijgt tevens onbeperkt leningen voor de stimulering van de handel en de export met Amerikaanse bedrijven (waar Britse, Franse, Canadese en Spaanse bedrijven ruim van meegenieten).

President Hernández krijgt ondertussen lof in Amerikaanse politieke middens en in de mainstream media voor zijn strijd tegen de drugshandel en voor het “bevorderen van de veiligheid”, ook al worden zijn eigen broer Juan Antonio Hernández, zijn minister van veiligheid en de bevelhebber van de politie al jaren door de Amerikaanse politie verdacht van betrokkenheid bij de drugshandel. Die handel is ondertussen allesbehalve afgenomen.

Het binnenland van Honduras ligt volledig open voor internationale bedrijven in de bosbouw en de mijnbouw. Protesten van de getroffen bevolking worden zwaar aangepakt, met folteringen, verdwijningen en gerichte moorden op leiders zoals Berta Cáceres. Nicaragua speelt daarentegen geen enkele rol van betekenis in de internationale drugshandel van Centraal-Amerika en voert nog steeds een landbouwbeleid ten voordele van de lokale bevolking.

Boycot tegen de ene, steun voor de andere

Ook qua vluchtelingen is er een belangrijk verschil tussen beide buurlanden. Tienduizenden Hondurezen hebben hun land de voorbije jaren verlaten (zie hier). Tot de recente onlusten van april 2018 was het aantal vluchtelingen uit Nicaragua daarentegen zeer klein, beperkt tot ongeveer 800 per jaar (zie hier). Dat president Ortega corrupt is en een harde repressie voert tegen politieke dissidenten spreekt  niet tegen dat hij een sociaal beleid voert ten bate van de armere bevolking, die nog steeds pal achter hem staat. Bij de middenklasse en de rijke elite heeft hij daarentegen nauwelijks electorale aanhang.

Om zijn repressief beleid te verantwoorden verwijst Ortega constant naar de dreiging van een staatsgreep door de VS en naar de economische boycot. Hij aarzelt daarbij niet om feiten en verzinsels door elkaar te halen om aan de macht te blijven. Tegelijkertijd is die economische boycot een feit, dat openlijk door woordvoerders van de Amerikaanse regering wordt bevestigd.

Een lange geschiedenis van inmenging

Bovendien kan Ortega verwijzen naar een enorm historisch palmares van Amerikaanse interventies in zijn land. De VS bleven de door hen bewapende dictator Anastasio Somoza Debayle tot 17 juli 1979 steunen, toen de guerrilla van het gewapend verzet onder leiding van Ortega de hoofdstad Managua al had bezet. Samen met zijn broer en zijn vader had Somoza 43 jaar lang een van de bloedigste regimes van Centraal-Amerika in stand gehouden, met ruime financiële, logistieke en militaire steun van Washington.

Ortega werd regeringsleider in 1979. In 1985 werd hij verkozen tot president met 63 procent van de stemmen in verkiezingen die internationaal werden erkend als fair, transparant en eerlijk, behalve door de VS. Als reactie op de verkiezingen, organiseerde de Amerikaans regering de Contras vanuit buurland Honduras, voornamelijk met vroegere leden van de presidentiële wacht van Somoza.

Dit leger van getrainde huurlingen vermeed elk rechtstreeks treffen met het nieuwe nationale leger van de Sandinisten en concentreerde zijn terreur op landbouwcoöperaties, landbouwingenieurs, voedselvoorraden, boeren, scholen, leraars, progressieve priesters, vakbondsmensen. Zij volgden de terreurstrategie die hen door CIA-trainers was aangeleerd. De bedoeling was de bevolking te ontmoedigen zodat zij een terugkeer naar ‘somozisme zonder Somoza’ onder VS-paraplu zouden goedkeuren.

In de internationale media werd Nicaragua, een land met 6 miljoen inwoners, ondertussen zonder de minste ironie een gevaar voor het vrije westen genoemd. Oxfam noemde dit ‘de dreiging van het goede voorbeeld’, het gevaarlijke idee dat een land zo klein als Nicaragua zonder enige rijke grondstoffen zijn eigen weg kon gaan en zou slagen in de alfabetisering van zijn bevolking en een uitweg uit de armoede zou bieden (zie Nicaragua: The threat of a good example?).

‘Vrije verkiezingen’ onder terreurdreiging

In 1990 verkondigde president Bush senior dat de contraterreur van de vorige jaren nog zou toenemen – een openlijke tussenkomst in de verkiezingen van een ander land – als de bevolking opnieuw voor de Sandinisten zou kiezen. De Sandinisten, die tot dan waren verketterd als antidemocraten die nooit de macht zouden afstaan, verloren de verkiezingen en tot 2006 kwam de oude semi-feodale garde terug aan de macht.

Alle alfabetiseringsprogramma’s en de subsidiëring van de voedselproductie voor eigen gebruik werd stopgezet, evenals het gratis lager onderwijs. In 2006 wonnen de Sandinisten opnieuw. De dreiging van terreur werkte niet meer. Het land was na zestien jaar neoliberaal beleid echter totaal uitgeput en weggezakt tot het armste land van Centraal-Amerika. De Sandinistische regering onder leiding van Ortega poogde de sociale programma’s van weleer te herstellen, wat deels ook slaagde.

De afglijding van Ortega en zijn entourage naar de situatie van vandaag begon ondertussen geleidelijk aan. In 2018 blijft zo goed als niets over van de internationale faam die Ortega en de Sandinisten ooit hadden in progressieve middens. In Nicaragua zelf behoudt Ortega nog een stevige achterban die op dertig à veertig procent wordt geschat. De rechtse oppositiepartijen zijn echter verdeeld en meer bezig met de voorbereiding van een machtsgreep in eigen voordeel, dan met het enige dat ze gemeenschappelijk hebben: de val van Ortega.

Dit alles spreekt niet tegen dat de VS en hun medestanders in de EU, voornamelijk Frankrijk, Groot-Brittannië en Spanje (en in Canada) allesbehalve begaan zijn met de strijd voor mensenrechten en democratie in Nicaragua. Het volstaat naar hun steun voor buurland Honduras te kijken om die schijnheilige zeepbel te doorprikken. Het is alleen aan de bevolking van Nicaragua om te beslissen wie hun politieke leiders zullen zijn. Afgaande op de politieke realiteit ziet het er niet naar uit dat de VS en de EU hen dat recht zullen gunnen.

Bronnen: 

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.