Acht mythes over de vakbond getoetst aan de werkelijkheid

Vakbondsmilitanten aan een piket op 26 november 2025. Foto: Karina Brys

FacebooktwitterFacebooktwitter

Vakbonden staken lukraak zonder aan de gevolgen te denken, lobbyen alleen voor eigen belang, ijveren voor een minderheid van de bevolking en zijn een last voor de economie. Werkelijk? Wij nemen de proef op de som.

Tijdens stakingsacties zoals nu op 24-25-26 november 2025 duiken steevast hardnekkige mythes op in mainstream en sociale media. Op de lange lijst van mediamythes zijn dit de acht koplopers.

De eerste de beste gelegenheid

Mythe 1: vakbonden staken bij de eerste de beste gelegenheid, met overdreven en onrealistische eisen, zonder overleg, zonder aan de gevolgen te denken.

Geen enkel vakbond neemt zomaar een beslissing om te staken. Stakingen zijn duur voor de vakbonden. Gemiddeld betalen zij hun stakende leden 40 euro per dag (voor een voltijdse baan). Het exacte bedrag verschilt per vakbond en per sector. Dit bedrag kan oplopen bij langdurige stakingen. Staken betekent dus aanzienlijk loonverlies voor de stakers en een financiële aderlating voor de vakbonden.

Vakbonden beslissen pas tot staken wanneer alle andere opties door werkgever of regering worden geweigerd, geblokkeerd of op de lange baan geschoven. Staken is een ultieme keuze nadat talrijke inspanningen voor het bereiken van een sociaal akkoord zijn mislukt – zoals nu met deze federale regering.

De beslissing tot staking wordt door elke vakbond met de achterban overlegd en goedgekeurd. Ze spreken altijd af met de werkgevers hoe de minimumdienst bij hulpdiensten en zorgsector verzekerd blijft, zodat niemand in gevaar komt en kwetsbare personen geen risico’s lopen.

‘Lobbygroepen’

Mythe 2: vakbonden zijn ‘lobbygroepen’ voor het enge eigenbelang van hun leden.

Elk sociaal recht dat wordt verworven geldt altijd voor alle werkende mensen. Vakbonden ijveren dus ook voor de rechten van wie geen lid is van een vakbond (of voor wie lid is van een andere vakbond).

ACV-militanten betoogden op 25 juni 2025 tegen de plannen van de federale regering De Wever. Foto: DimiTalen/CC0

Die voor iedereen verkregen arbeidsvoorwaarden, veiligheid, comfort, rusttijden zijn geen dure privileges. Zij verhogen de efficiëntie en de productiviteit. Ze zijn essentieel om kwaliteitsvolle dienstverlening te garanderen. Openbare diensten en privébedrijven functioneren beter wanneer werknemers in veilige en zekere omstandigheden hun taken kunnen vervullen.

Vakbonden doen veel meer dan ijveren voor de rechten van werkende en werkzoekende mensen. Zij voeren campagne rond maatschappelijke thema’s als antiracisme, gelijk loon voor gelijk werk. Ze zijn solidair met de internationale strijd voor rechtvaardigheid, zoals het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk.

Vakbonden zijn ouderwets

Mythe 3: vakbonden zijn passé en staan voor een krimpende minderheid van de werkende bevolking.

De vakbonden vernieuwen zichzelf voortdurend. Vakbondssectoren groeien omdat ze nieuwe groepen aanspreken. Nieuwe delen van de wereld industrialiseren en werknemers strijden er voor hun rechten. Zij vinden daarvoor inspiratie bij de resultaten van vakbonden in andere landen.

Wereldwijd daalt het vakbondslidmaatschap de voorbije veertig jaar, niet toevallig sinds het neoliberalisme is doorgebroken als de leidraad voor regeringen. Autoritaire regimes voeren harde repressie tegen vakbondsleiders, maar de voorbije veertig jaar werd vakbondsactiviteit ook in democratische landen aan banden gelegd met neoliberale maatregelen.

In de VS neemt het aantal deelstaten toe waar vakbondsactiviteit wettelijk verboden is. In Groot-Brittannië hebben opeenvolgende Conservatieve en Labourregeringen de mogelijkheid tot sociale actie wettelijk sterk ingeperkt.

Wat de huidige stakingen aantonen is dat de sociale strijd allesbehalve passé is, nu vele ooit door harde strijd verworven rechten worden aangevallen. Als de syndicalisatiegraad afneemt is dat een gevolg van de harde maatregelen tegen vakbonden.

Last voor de economie

Mythe 4: vakbonden zijn een last voor de economie.

Dit is de hardnekkigste mythe over vakbonden – en over stakingen – in deze lijst. Vakbonden dragen door hun dagelijkse activiteit echter bij aan de economie. Dat doen ze onder andere door hun permanente aanwezigheid in bedrijven en diensten, door bemiddeling bij conflicten op de werkvloer en het suggereren van maatregelen voor de verbetering van de veiligheid waardoor het aantal arbeidsongevallen vermindert.

ABVV-militanten in Brussel. Foto: DimiTalen/CC0

Door dagelijks contact met de collega’s op de werkvloer kunnen vakbonden preventief optreden en veel conflicten voorkomen. Een betere werksfeer met duidelijke afspraken leidt tot minder arbeidsgerelateerde ziekten. Praktijkopleidingen op het werk verhogen de productiviteit van de werknemers.

Er werden in België nog nooit degelijke onderzoeken gedaan naar de economische meeropbrengst van vakbonden. In Groot-Brittannië werd dat wel gedaan in 2010. De Conservatieve regering onder leiding van David Cameron wilde de nefaste invloed van vakbonden aantonen die met stakingen de Britse arbeider zijn recht op werken zou ontzeggen.

Die studie schatte de meeropbrengst door de gestegen productiviteit dankzij de vakbonden op 13,95 miljard euro per jaar dankzij onder andere de verbeterde moraal en het engagement van de werknemers. Dat was niet het resultaat dat de Britse regering had verwacht. Deze studie werd na publicatie verticaal geklasseerd.

Talrijke onderzoeken tonen aan dat vakbondsonderhandelingen de economische stabiliteit vergroten en economische groei creëren, door ongelijkheden in te perken en de koopkracht van de werkende bevolking te verbeteren.

IMF-studies tonen een rechtstreeks verband aan tussen de afname van de syndicalisatiegraad en de toename van de rijkdom van de top-tienpercent.  Vakbonden zorgen voor economische stabiliteit door billijke herverdeling van de economische opbrengsten die door de werkende mensen werden gecreëerd.

De OESO, een samenwerkingsverband van de rijke landen, zegt dat sociaal overleg zorgt voor meer jobs, betere arbeidskwaliteit en een inclusievere arbeidsmarkt voor vrouwen en minderheden.

Enkel de openbare sector

Mythe 5: vakbonden zijn bijna uitsluitend met de openbare sector bezig, omdat daar de meeste van hun leden werken.

De geschiedenis van de sociale strijd toont dat meer sociale rechtvaardigheid in de openbare sector altijd heeft geleid tot sociale verbetering in de privésector.

Deze regering beweert dat vakbonden onfair zijn tegenover werknemers in de privésector. Maar betere arbeidsvoorwaarden in de openbare sector kwamen er net door vakbondsstrijd en wettelijke bescherming. Die voortrekkersrol heeft ook in de privésector sociale rechten afgedwongen: arbeidscontracten met loonafspraken, duidelijke arbeidsvoorwaarden, vakantiedagen en ziekteverlof.

ACLVB-betogers in Brussel. Foto: aclvb.be

Vakbonden moeten enorme uitdagingen aangaan om te organiseren en te rekruteren in de privésector vanwege de andere aard van de werkgelegenheid daar. Toch zijn miljoenen werknemers in de privésector lid van een vakbond – en vele anderen die geen lid zijn, maar dat wel zouden willen.

Vakbonden willen de lat gelijk leggen tussen privé en openbaar naar omhoog, niet naar omlaag.

Vol met witte mannen

Mythe 6: vakbonden zijn wit, mannelijk en oubollig.

Dat vakbonden historisch grotendeels mannelijke bastions waren klopt zeker. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is de tewerkstellingsgraad van vrouwen fel toegenomen, dus ook het lidmaatschap van vrouwen in de arbeidersbewegingen. Het waren uiteraard ook witte bastions.

Sinds de sociale bewegingen in de jaren 1970 de begrippen ongelijkheid en racisme op de agenda zetten, hebben vakbonden voortdurend gevochten tegen ongelijkheden, voor grotere participatie van vrouwen, mensen van kleur en etnische minderheden, mensen met een handicap en jongeren.

Talrijke hoge vakbondsfuncties worden in 2025 door vrouwen en mensen van kleur ingenomen. Het heeft tijd en strijd gekost en er is nog heel wat werk te doen, maar vakbonden scoren hoger dat de meeste andere instellingen op gebied van diversiteit en gelijkheid – beter dan bijvoorbeeld ondernemingsraden van bedrijven of politieke partijen.

Macht en democratie

Mythe 7: vakbonden worden ondemocratisch bestuurd door machtige ‘baronnen’ die hun leden bevelen om te staken.

Democratische vertegenwoordiging op de werkplaats is de essentie van vakbonden. Het recht om een vakbond op te richten of erbij aan te sluiten, wordt internationaal erkend als een fundamenteel principe van democratische maatschappijen, zoals het vermeld staat in Artikel 23 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

Vakbonden hebben een actieve rol gespeeld in de democratisering van landen als Zuid-Afrika, Polen en Spanje. Vakbonden verspreiden een cultuur van democratie. Hoge niveaus van vakbondslidmaatschap gaan gepaard met hogere democratische participatie en hogere deelname van burgers aan verkiezingen.

Alle vakbondsleiders worden democratisch verkozen door de leden. Het beleid wordt gevormd door democratische structuren, zoals jaarlijkse of meerjaarlijkse conferenties van de afgevaardigden.

Net zoals met elke andere democratische instellingen kennen vakbonden hun gebreken, maar er is altijd bereidheid tot verbetering. In weinig organisaties zijn de leiders zo aansprakelijk en aanspreekbaar als in de vakbonden.

Ze organiseren om de vier jaar sociale verkiezingen, waarbij zij een mate van democratische transparantie tonen die geen enkele andere organisatie van het maatschappelijk middenveld haalt. Alle werknemers in een bedrijf hebben stemrecht in de sociale verkiezingen, ook niet-vakbondsleden.

Onpopulair

Mythe 8: vakbonden zijn niet populair.

De manier waarop de vakbonden in de media worden voorgesteld, geeft de indruk dat ze algemeen geminacht worden. De Belgische syndicalisatiegraad is de voorbije twintig jaar licht gedaald maar is nog altijd zeer hoog.

Iets meer dan de helft van de werkende en werkzoekende Belgen is lid van een vakbond, zowel in de privé- als in de openbare sector. Dat zijn allesbehalve impopulaire cijfers.

Zoals hierboven al vermeld is die daling niet te wijten aan vermindering van populariteit maar aan de veranderende arbeidsmarkt. Steeds meer bedrijven maken lidmaatschap een nutteloos aanvoelend engagement. Bovendien is syndicaal actief zijn in een privébedrijf veel riskanter dan in de openbare sector, waar de wettelijke bescherming van verkozen vakbondsafgevaardigden wel nog gerespecteerd wordt.

De afwezigheid van vakbondsmilitanten in bedrijven heeft een negatieve impact op de bereidheid om lid te worden, laat staan om actief en openbaar te militeren. Dat geldt in heel de privésector, maar vooral in de kleinere bedrijven en nog het meest bij zelfstandigen.

De syndicalisatiegraad neemt niet af omdat vakbonden niet populair zouden zijn, maar omdat ze de voorbije veertig jaar steeds harder worden aangepakt. In absolute cijfers neemt wereldwijd het aantal vakbondsleden wel toe, maar die stijging is kleiner dan die van de totale werkende bevolking. Vakbonden zijn echter nog altijd de grootste organisaties van het maatschappelijk middenveld.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *