Tunesië verwerpt ‘kwaadaardige schuld’, idee voor Griekenland?

FacebooktwitterFacebooktwitter

Je leest er nauwelijks iets over maar de Arabische Lente heeft in Tunesië ook positieve gevolgen. De regering is van plan een audit te doen van alle uitstaande overheidsschulden en zal leningen die corrupte doeleinden dienden onwettelijk verklaren en weigeren terug te betalen. Een initiatief dat al eerder door Ecuador werd toegepast en navolging verdient, bijvoorbeeld in Griekenland.

Kwaadaardige schuld?

Het concept van de kwaadaardige schuld (‘odious debt’, ‘dette odieuse’) kreeg voor het eerst internationale erkenning in de 19de eeuw toen de kersverse republiek Mexico weigerde de uitstaande schulden te betalen van het ‘Tweede Imperium Mexico’ onder keizer Maximiliaan I. In dezelfde periode weigerden de VS de schulden van de Spaanse kolonie Cuba aan Spanje te betalen nadat ze het eiland hadden ‘bevrijd’.

In grote lijnen komt het er op neer dat schulden die door een regime worden aangegaan om zichzelf in stand te houden door militaire of politionele repressie of door corruptie niet als bindend kunnen worden beschouwd voor de nieuwe staat die het regime opvolgt. Schulden waarvan niet kan worden bewezen dat ze werden ingezet voor het algemeen goed of voor de ontwikkeling van het land en zijn bevolking worden dan geschrapt. De uitlenende bank (meestal gaat het over leningen bij banken) of derde staat is zijn geld dan kwijt.

Weinig navolging

Op zich lijkt dit idee zo vanzelfsprekend dat men een algemene toepassing zou verwachten voor alle staatsschulden waar ook ter wereld. Enkele eenvoudige vergelijkingen spreken boekdelen. Het fortuin van de familie van voormalig dictator Mobutu (president van Zaïre/Congo 1965-1997) is ongeveer zo groot als de uitstaande schuld van Congo (Kinshasa). Hetzelfde geldt voor het fortuin van de familie van dictator Soeharto (president 1968-1998) in Indonesië. De lijst is lang.

De huidige schuldenberg van de derde wereld vindt zijn oorsprong vooral in de jaren ’70 toen het IMF en de Wereldbank regimes met ‘sympathie’ voor het economisch model van het Westen overspoelden met massieve leningen. Toenmalige critici wezen toen al op het ondemocratische karakter van de lenende regeringen en uitten grote twijfels over de bestemming van de geleende bedragen. Die bleken maar al te dikwijls in de lenende banken te blijven, zij het niet meer op de rekening van de banken zelf,  maar op de privé-rekening van dictators en hun bondgenoten.

Heel wat van die leningen werden ook gebruikt om militaire aankopen te doen, meestal bij bedrijven in het land dat de lening toestond, zodat de geleende gelden gewoon van rekening veranderden zonder ooit in het lenende land terecht te komen.

De geschiedenis herhaalt zich

Deze kritiek op het IMF en de Wereldbank is dus zeker niet nieuw. In de jaren ’70 werden deze commentaren meestal weggelachen, onder meer met het argument dat het IMF en de Wereldbank zich niet konden mengen in de interne politiek van deze landen.

Tegelijkertijd legden ze wel strakke voorwaarden op aan de lenende landen om hun uitgaven onder controle te krijgen. Deze ‘structurele aanpassingsprogramma’s’ (SAP’s) richtten zich uitsluitend op de overheidsuitgaven die de gewone bevolking ten goede kwamen: gezondheidszorg, onderwijs, voedsel- en landbouwsubsidies. Volgens het IMF en de Wereldbank ging het in dit geval nooit om inmenging in binnenlandse aangelegenheden.

Wie dacht dat men na de val van dictators à la Mobutu en Soeharto lessen zou trekken uit deze praktijk, vergiste zich schromelijk. Het volstaat te kijken naar de voorwaarden die de Europese Commissie en het IMF aan landen als Griekenland oplegt. Het zijn bijna exacte kopieën van de programma’s die Latijns-Amerika en Afrika in de jaren ’70 opzadelden met leningen die ze nooit konden terugbetalen.

Integendeel, het principe van de kwaadaardige schuld wordt door het westen zonder meer verworpen. De VS flirtten na de overname van Irak en de afzetting van Saddam Hoessein even met het idee om alle schulden van Irak kwijt te schelden maar trokken dat snel in toen ze zagen dat dit een gevaarlijk precedent zou scheppen voor de rest van de wereld.

Latijns-Amerika geeft het voorbeeld

In Latijns-Amerika heeft een groot aantal landen resoluut het IMF aan de deur gezet. Eén van de eerste beleidsdaden van Rafael Correa, president van Ecuador en zelf econoom van opleiding (hij haalde zijn master aan de Université Catholique de Louvain, UCL), was zijn beslissing om de volledige overheidsschuld van Ecuador te laten doorlichten door een team van internationale onafhankelijke experts (onafhankelijk van de financiële sector).

Een Griekse documentaire ging na hoe Ecuador er uiteindelijk toe kwam een groot deel van de uitstaande leningen onwettelijk, zelfs ongrondwettelijk te verklaren en het IMF het land uit te zetten. Het IMF kon niet anders dan toegeven dat een groot deel van de leningscontracten inderdaad onwettelijk waren (o.a. omdat ze nooit door het parlement waren goedgekeurd) en nooit tegoed waren gekomen aan de Ecuadoriaanse bevolking.

Tunesië inspireert zich op Ecuador

De Tunesische regering is van plan het voorbeeld van Ecuador te volgen, vanuit steeds weer dezelfde logische redenering. Leningen waarvan niet kan worden bewezen dat ze de bevolking ten goede kwamen worden niet terugbetaald. De lener heeft onverantwoorde risico’s genomen en moet maar op de blaren zitten.

Als Tunesië in dit opzet zou slagen en niet bezwijkt onder buitenlandse druk (die zonder twijfel al bezig is) zou dat het voorbeeld van Ecuador zeer dicht bij de Europese Unie (EU) zelf brengen. Wat staat lidstaten van de EU immers in de weg om dat principe dan eveneens toe te passen, te beginnen met Griekenland.

Griekenland ook?!

Ook daar worden immers dezelfde mechanismen toegepast die herinneren aan de SAP’s van de jaren ’70 in Latijns-Amerika: zware besparingen op alle sociale overheidsuitgaven, geen besparingen op defensie, geen maatregelen om de grote fortuinen fiscaal aan te pakken.

Hoewel de grote media de thematiek altijd in mineur hebben behandeld (in de aard van ‘heel mooi, maar niet realistisch’) en aan het initiatief van Ecuador nauwelijks aandacht besteedden, heeft het idee heel wat navolging in officiële kringen. Noorwegen heeft recent nog beslist om  alle schulden van derde landen te herbekijken vanuit het standpunt van de kwaadaardige schuld. Zelfs de Belgische regering is in principe voor (zij het niet in de praktijk – de PS is voorstander, de MR en Open VLD zijn tegen).

De uitzondering moet de regel worden

In feite is het wraakroepend dat het principe van de kwaadaardige schuld nog altijd de uitzondering is en niet de regel. De medewerking van de financiële sector is ook helemaal niet nodig om de leningen door te lichten. In principe heeft elke staat alle relevante documenten om eigenhandig een audit uit te voeren. Het maakt hun eventuele beslissing wel politiek geloofwaardiger als daar buitenlandse experts voor worden ingeschakeld (zie daarover meer in de documentaire ‘Debtocracy’ in de weblink onder dit artikel).

Dat is dan ook wat Ecuador heeft gedaan, met succes. Niet dat de grote media daar veel aandacht voor hebben. Ook de recente beslissing van de regering van Tunesië krijgt nauwelijks weerklank. Dat vergroot het vermoeden dat er heel wat (voornamelijk Franse) banken niet gerust in zijn. De rijkdom van de familie van voormalig Tunesisch dictator Ben Ali roept herinneringen aan de Mobutu’s en Soeharto’s van deze wereld op.

Bovendien, wat als na nieuwe verkiezingen in Griekenland een andere meerderheid dan de huidige zou beslissen de Griekse schuldenberg door te lichten? Niet bepaald een rooskleurig vooruitzicht voor de Europese Centrale Bank, de Europese Commissie en het IMF. Dan zou immers blijken dat de analyse van o.a. Peter Mertens in zijn boek ‘Hoe durven ze?’ klopt: in Griekenland betalen de Grieken schulden af die niet door hen werden beslist en niet voor hen werden ingezet en moeten zij die van die leningen rijk zijn geworden niet eens belastingen betalen.

Niet realistisch? Misschien, maar wel democratisch.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.