‘Links-liberalisme’: een contradictie? Herman Lauwers denkt van niet

Herman Lauwers, links-liberalisme
FacebooktwitterFacebooktwitter

Voormalig Kamerlid (1987-1995) en Vlaams parlementslid (1995-2006) Herman Lauwers van de Volksunie en Spirit schreef een boek waarin hij het ‘links-liberalisme’ inhoud wil geven. In tegenstelling tot Nederland, is deze politieke stroming immers grotendeels onbekend in Vlaanderen. Hij daagt daarmee zowel sociaaldemocraten, liberalen als groenen uit.

Wie is Herman Lauwers?

De auteur van Links-Liberalisme is voormalig parlementslid voor de Volksunie. Bij het uiteenspatten van die partij in 2001 in wat nu de N-VA en Spirit is, koos hij de kant van Spirit. Die partij is eveneens ten onder gegaan. Zelf was hij één van de medebedenkers van het ‘cordon sanitaire’ rond het Vlaams Blok, dat na een veroordeling voor racisme zijn naam veranderde in Vlaams Belang.

Later nam hij afstand van dit cordon rond de extreemrechtse partij. Hij hield tijdens zijn parlementaire loopbaan ook een pleidooi voor decriminalisering van drugsgebruik naar Nederlands model. Tegenwoordig is hij voorzitter van het pluralistische vormingsinstituut Lodewijk De Raet.

D66 en Hans van Mierlo

De inspiratiebron van Lauwers is de Nederlandse politieke partij D66 en dan vooral zijn historische leider Hans van Mierlo. Net als Van Mierlo ziet Lauwers in het links-liberalisme immers een ideeëngoed dat de “oude ideologieën moet overstijgen, omdat die tekorstschoten in hun pretentie van werkzaam maatschappijmodel”.

Na zijn politieke loopbaan heeft Lauwers zijn politieke ervaring omgezet in dit boek, dat in een deel ‘Theorie’ en een deel ‘Praktijk’ is ingedeeld.

Theorie

Lauwers ziet meerdere maatschappelijke fenomenen die er op wijzen dat de oude ideologische denkkaders niet meer volstaan omdat ze niet langer beantwoorden aan de concrete leefwereld van de mensen. Ook de scheidingslijn tussen ‘de arbeiders en patroons’ – de klassieke machtsgroepen van de sociale geschiedenis – ziet hij vervagen.

Meer en meer wordt er gestemd op personen, niet op partijen. Ideologieën ontstaan in een maatschappelijke context, dat spreekt vanzelf. Zijn conclusie is dan ook: de context is veranderd, de ideologieën zullen (moeten) volgen.

Lauwers schetst een korte filosofische geschiedenis van Plato tot nu, wat hem brengt bij de twee voornaamste vernieuwende ideologieën van de 19de en de 20ste eeuw: het liberalisme en het socialisme. Het conservatisme ziet Lauwers daarbij als de kracht die zich tegen deze twee nieuwe ideologieën afzette.

Het ontstaan van links-liberalisme situeert de auteur reeds in de 19de eeuw. Hij geeft ook wat Belgische geschiedenis mee, om aan te tonen dat de stroming nooit een kans kreeg in dit land. Ze werd gewoon verpletterd tussen de electorale machines van de andere politieke krachten.

Boeiend is zijn hoofdstuk over het nationalisme, iets waar hij als voormalig parlementslid voor een Vlaams-nationale partij uiteraard veel aandacht aan schenkt. Hij ziet de Vlaamse ontvoogdingsstrijd als een “miskenning van culturele groepen (volkeren/naties) binnen de grenzen van Europa” (pagina 51) en somt een aantal volkeren op die volgens hem een gelijkaardige geschiedenis kenden of kennen als de Vlamingen.

Bij die opsomming van miskende naties staat wel een rare vogel. ‘Kosovaren’ zijn immers geen volk. Integendeel, de oorlogen in Kosovo draaiden om conflicten tussen etnische Serviërs en etnische Albanezen. ‘Kosovaren’ zijn alle bewoners van Kosovo samen: Serviërs, Albanezen, Roma en Bosniërs. Zelfs etnisch Turkse ‘Kosovaren’ leven er (dat zijn geen recente inwijkelingen maar overlevers van het Ottomaamse rijk), net als de kleinste etnie van allemaal, met name de Kosovaarse Gorani. Dat zou een gewezen VU-er toch mogen weten.

Lauwers gaat ook dieper in op de ‘derde weg’ van onder anderen socioloog en politicus Anthony Giddens, een stroming waar vooral de voormalige Britse eerste minister Tony Blair (1997-2007) een boegbeeld van was. Nieuwe stromingen zoals het ‘ecologisme’ passeren eveneens de revue.

Het communautarisme klinkt niet echt bekend als term. De meeste Europeanen denken daarbij spontaan aan de Europese Unie (EU) en de betrekkingen tussen de EU-lidstaten. Lauwers bedoelt daar de denkrichtingen mee die veeleer het belang zien van groepsidentiteit dan van sociale verbanden.

Dat lijkt eerder een economisch rechts verhaal. Lauwers ziet echter ook mogelijkheden aan de linkerkant van het politieke spectrum. Ten slotte geeft hij zijn mening over het neoliberalisme, waarbinnen hij fenomenen als de Lijst Dedecker en de hierboven al vermelde N-VA situeert (maar niet de Open VLD).

Na een overzicht van het denkwerk van een aantal filosofen zoals John Rawls, Martha Nussbaum, Charles Taylor en Amartya Sen gaat hij dieper in  op het hoofdonderwerp van zijn boek en situeert hij het ‘links-liberalisme’ op de economische links-rechtsschaal, tegenover de sociaaldemocratie en tegenover het ‘ecologisme’.

Praktijk

In het tweede deel geeft Lauwers een overzicht van Europese partijen die volgens hem het label ‘links-liberaal’ dragen. Daar valt nogmaals op dat België volledig afwezig is. Het fenomeen heeft hier in feite nooit bestaan. Maar zelfs zijn grote voorbeelden dragen het label niet. Immers, D66, hét grote voorbeeld van Lauwers, noemt zich sociaal-liberaal, niet ‘links-liberaal’.

Lauwers steekt tussendoor zijn bewondering voor Hugo Schiltz (1927-2006), één van de grote historische leiders van zijn eigen partij, de Volksunie, niet onder stoelen of banken. Dit boekje is dan ook deels een laudatio voor deze man.

Na een overzicht van het Belgische politieke landschap, bekijkt hij ten slotte de recente evolutie. Hij ziet een groot gevaar in het toenemende populisme. Het politieke landschap is aan het herkavelen en het fenomeen ‘links-liberalisme’ zou daar volgens hem wel eens een antwoord op kunnen zijn.

Verdienstelijke poging

Lauwers doet een eerlijke poging om in deze onzekere tijden een alternatief te formuleren. Zijn boek leest heel vlot. Lauwers schrijft immers goed.

Dit boekje heeft me niet overtuigd van het potentieel van ‘links-liberalisme’, daar is zijn betoog wat te mager voor. Maar het heeft me wel stof tot nadenken gegeven. Een groot deel van de tekst bestaat uit omkadering, historische situering en maatschappelijke context. De hoofdstukken die het echt over ‘links-liberalisme’ hebben, beslaan slechts een klein deel van dit boek.

Lauwers’ poging om over uitwegen uit de hedendaagse maatschappelijke crisis na te denken, verdient desalniettemin lof. De oude stramienen moeten inderdaad ‘herdacht’ worden. Er moeten nieuwe antwoorden komen en er is in Vlaanderen nood aan een concreet alternatief voor het oprukkende ‘rechts-populisme’.

Lauwers bleef niet bij de pakken zitten na het ten onder gaan van zijn partij die tevens het einde van zijn politieke loopbaan betekende. In tijden dat zijn ideeëngoed niet goed in de electorale markt ligt, doet hij ten minste toch de moeite om na te denken over een alternatief.

Wie bereid is zijn mogelijk instinctieve afkeer voor een toch wel bizar aanvoelende term als ‘links-liberalisme’ van zich af te zetten en zich open te stellen voor andere ideeën, vindt in dit boek zijn gading. Je hoeft het met Herman Lauwers’ ideeën niet eens te zijn om dit een lezenswaardig boek te vinden.

Lode Vanoost

Lode Vanoost is zelf ook gewezen parlementslid (1995-2003) voor Groen. Hij is sinds 2004 partijloos en schreef deze recensie in eigen naam.