Neil Young and Crazy Horse: ze kwamen, ze zagen en ze overwonnen

Neil Young in Vorst-Nationaal

Foto: Dominique Willaert

FacebooktwitterFacebooktwitter

Voor de liefhebbers van Neil Young en vooral de fans van zijn garageband Crazy Horse, was het zaterdag 8 juni verzamelen geblazen in Vorst Nationaal. Hij stelde niet teleur en verraste met twee nieuwe onbekende nummers en een nogal onverwachte cover van die andere legende.

Onzeker begin

Neil Young is altijd een zeer eigenzinnige muzikant geweest. Tegelijk heel onzeker over zijn stem, zijn componeerkwaliteiten en zijn voorkomen bij optredens, wist hij toch de eerste band waar hij lid van was, Buffalo Springfield, na een eerste succesalbum al uit elkaar te rijden met zijn koppig gedrag.

Op dat eerste album ‘Buffalo Springfield’ liet hij zijn eigen composities nog zingen door Richie Furay. Op het tweede album ‘Buffalo Springfield Again’ staan wel drie nummers van hem, maar die had hij alleen opgenomen. Toch niet zo onzeker?

Ondertussen dacht hij al volop aan een solocarrière. Een eerste album ‘Neil Young’ flopte grandioos. Veel te zwaar geproducet. Nauwelijks enkele maanden later nam hij ‘Everybody Knows This Is Nowhere’ op met een lokale band die hij had opgepikt en die hij Crazy Horse noemde naar de beroemde Indianenleider, wiens beeltenis nog steeds op een grote banier boven het podium prijkt. Eenvoudige gitaarmuziek, gewoon inpluggen en opnemen. Ruw, ongepolijst. Het zou voor altijd zijn beste muziek worden. De rest is geschiedenis.

Neil Young is – in tegenstelling tot veel van zijn tijdsgenoten – eigenlijk nooit weg geweest. Hij heeft nooit grote comebacks gekend, integendeel, qua management van zijn carrière heeft hij zelfs meermaals nogal ondoordachte dingen gedaan, zoals zijn rockabilly- album (Neil Young met een jaren-50 vetkuif) en zijn kort geflirt met techno-muziek.

De trouwe fans van Crazy Horse

Toch heeft hij altijd een schare trouwe fans gehad, zeker voor zijn tours met Crazy Horse, die hij met vallen en opstaan en soms lange tussenperiodes van meerdere jaren telkens weer wist te doen herleven. Merkwaardig is dus dat Neil Young eigenlijk nog steeds hetzelfde doet als wat hij al in 1979 deed op de Live Rust-tour (te horen op het gelijknamige live dubbelalbum). Dat ‘zelfde’ doet hij dan ook geniaal.

Deze zaterdag was dat onmiddellijk duidelijk voor het publiek. Op het podium dezelfde gigantische versterkers van toen in hun verpakking en de gigantische microfoon, Neils weinig subtiele kritiek op de muziekindustrie, waar hij zelf deel van uitmaakt. Ook de totempaal is er nog steeds.

Alvorens zijn gitaar in te pluggen, kreeg het publiek nog een onaangekondigd optreden van een tex-mexband die zowaar enkele leden van de legendarische Los Lobos bleek te bevatten. Ik herkende David Hidalgo, zanger van ‘Will The Wolf Survive’ en Steve Berlin, saxofonist. Jammer genoeg kon deze band niet overtuigen. Meer dan een beleefd applausje kon er niet af.

Oh vaderland …

De set begon met ‘A Day in the Life’ – een nummer dat Neil Young zelf ook al live gespeeld heeft – van The Beatles door de speakers, terwijl roadies, verkleed als psychiaters op het podium rondstruinden, op zoek naar … Eenmaal de beroemde pianodreun op het einde van dat nummer door de zaal galmde stapten Neil Young, Frank Sampedro, Ralph Molina en Billy Talbot het podium op, waarop … het Belgisch volkslied volgde.

Geen idee of Neil Young iets van voetbal kent of van de recente overwinning van de Rode Duivels wist, maar het was raar om hen daar te zien staan, heel plechtig met de hand aan het hart. Dit is een typisch Amerikaanse traditie, hier onbekend. Spannend ook om zien hoe het overwegend Vlaams publiek zou reageren. Niet getreurd, de NVA’ers en andere Belangers bleken dun gezaaid en er volgde een warm applaus, waarop het feest kon beginnen.

Look Out, Mama

Het publiek kon alles van dichtbij volgen op twee grote schermen, met behulp van meerdere camera’s discreet geplaatst op het podium. Love and only Love van het album Ragged Glory werd de opener, gevolgd door een schroeiende versie vanPowderfinger, luid meegezongen door de kenners vanaf de eerste openingszin: ‘Look out, mama, there’s a white boat comin’ up the river …’

Het eerste nummer uit zijn laatste album Psychedelic Pill werd het gelijknamige lied, live beter dan op de plaat. Titelsong of niet, het is wel het zwakste nummer op dat album. Veel beter is Walk Like A Giant dat werd gezongen met beelden uit de fameuze ‘Live Rust’ tour van 1979. Jammer genoeg werd het nummer beëindigd met een orgie van lawaai die gewoon veel te lang duurde.

Neil doet dit wel meer met Crazy Horse, maar dit was er toch wel echt over, meer dan tien minuten. Gelukkig voor mezelf heb ik altijd oorpluggen in bij concerten, niet te harden gewoon. De beelden van Woodstock, ‘No rain’ en ‘Keep away from the towers’, het zegt jongeren niet veel, maar het publiek hier was gemiddeld oud genoeg om het wel te herkennen. Desalniettemin, trop is teveel, teveel is trop.

There’s a hole in the sky

De fans van Neil Young kunnen echter veel verdragen van hun idool. Onmiddellijk na die geluidstsunami volgde een zeer mooi onbekend nummer, A Hole In The Sky, een duidelijke aanklacht tegen de afbraak van het leefmilieu, prachtige melodie, eenvoudige maar zeer efficiënte gitaarbegeleiding.

De band nam even pauze en Neil bleef alleen voor een akoestische set. De verwachting van een paar hits – hij heeft er zoveel – werd even ingelost met Comes A Time waarvan het refrein luid werd meegezongen ‘O-oh, this old world keeps spinning ‘round …’.

Daarna, complete verrassing, Neil Young, de man die teveel hits heeft om een set van drie uur rond te krijgen, speelt Blowin’ in the Wind van Bob Dylan, zowat de enige singer-composer die hij qua faam en reputatie aan zich moet laten voorafgaan. Het publiek slikte het als zoete koek en zong enthousiast mee.

Vervolgens, weer een nieuw lied A Singer Without A Song met Neil aan de piano, Frank op gitaar en Ralph harmoniezang. Weer eens dat talent van Neil Young voor mooie melodieën en teksten. Een beetje overbodig wandelde een onbekende jongedame op de set rond met een gitaarcase, wie verwachtte dat ze zou gaan meezingen, vergiste zich.

Tijd om de elektrische gitaren terug in te pluggen voor Ramada Inn, volgens mij het beste nummer op zijn laatste plaat ‘Psychedelic Pill’. Neil Young is blijkbaar ook maar een mens, want hij verknoeide de intro en na een eerste valse start zette hij zijn eerste zanglijn iets te vroeg in. Niet getreurd, ze spelen al zo lang samen en alles viel in de plooi voor een nummer dat Neil Young liet horen op zijn best: lange, nooit vervelende en vooral melodieuze gitaarsolo’s.

Cinnamon Girl dateert van 1969, het eerste album met Crazy Horse en tevens toen zijn eerste eigen radiohit. Met dit lied leerde ik hem kennen. Ruige gitaar en uitgesponnen einde. Net als tijdens de Live Rust tour (weeral) de gelegenheid voor Neil om het podium rond te struinen en uitgebreid naar het publiek te wuiven.

Why Do I Keep Fuckin’ Up?

Met Fuckin’up  volgde nog een nummer uit Ragged Glory. Zoveel jaren later klinkt de tekst wel iets omineuzer: ‘Comatose but rockin’ still’, zeker nadat Neil zelf nipt een hersentumor en coma heeft overleefd. Op het einde kreeg gitarist Frank Sampedro zowaar een leading role als zanger. Zelfspot uitte zich met zinnen als ‘You keep on changin’ those same old songs’.

Neil verknoeide vervolgens andermaal een intro, zelfs tweemaal na elkaar maar dit keer bleek het opgezet spel. Neil: “Sorry, we fucked up”. Frank: “What do you mean, WE?” waarop gewoon een ander nummer volgde, het minder bekende Surfer Joe and Moe The Sleaze van Re.ac.tor, één van zijn slechtst verkochte albums ooit, aanleiding tot het einde van zijn toenmalig platencontract met Geffen Records.

Terug naar Rust never sleeps met Welfare Mothers, een lied over de zogenaamde profiteurs van ‘welfare’, het Amerikaanse equivalent van onze OCMW, afgerond met de luide kreet ‘Dee-vor-cee’.

Met Mr. Soul ging de band terug naar 1967 en Buffalo Springfield, één van de nummers die Neil toen nog door Richie Furay liet zingen, omdat hij zichzelf niet goed genoeg vond. Een eigen melodie geënt op de gitaarriff van Satisfaction van de Rolling Stones, was wel gedurfd voor een muzikant die nog maar één plaat op zijn palmares had. Keith Richards vond het echter OK. Later deed Neil het nog eens over met ‘Borrowed Tune’ op het ‘Tonight’s the night’ album, waarop hij de melodie zong van ‘Lady Jane’ met een eigen tekst.  My My, Hey Hey en de fameuze lijnen ‘Rock’n Roll is Here to Stay’ en ‘This is the story of Johnny Rotten’ sloten het optreden af.

Thanks for being here with us

Neil zette zijn encore in met een korte toespraak, waarbij hij iedereen een veilige thuisreis toewenste en ook aan de kinderen thuis dacht: ‘Some of you have children sleeping soundly, zorg ervoor’. Afgaand op het grootste deel van het publiek had hij evengoed ‘grandchildren’ kunnen zeggen. Er waren trouwens wel wat vader/zoon-combinaties aanwezig in de zaal.

Roll another number en Everybody Knows This is Nowhere werden de apotheose. Het was goed. Neil Young stelde andermaal niet teleur. Het is waarschijnlijk zijn laatste tour met Crazy Horse maar met Neil Young weet je maar nooit …

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.