Bleri Lleshi: “We moeten dit systeem in vraag stellen”

Bleri Lleshi
FacebooktwitterFacebooktwitter

Bleri Lleshi is al jaren actief in de Brusselse jongerenwerking. Vanuit die lokale ervaring schreef hij ‘De neoliberale strafstaat’ dat de lokale problemen in hun globale context plaatst. DeWereldMorgen.be had met hem een gesprek.

Hoe kwam jij in de Brusselse jongerenwerking terecht?

“Reeds één week nadat ik was afgestudeerd aan de VUB in 2008 kreeg ik een aanbod voor een project rond identiteitsvorming en -beleving in de stad. Aanvankelijk keek ik wel wat neer op het lokale. Academische studie brengt dat met zich mee. Iedereen zei me ook dat ik met mijn studie en talenkennis een mooie baan moest zien te krijgen bij de EU. Toen ik hier afstudeerde had ik twee keuzes: doen alsof ik niets had gezien of proberen mijn deel van de strijd te voeren. Ik ging voluit voor dat tweede.”

“Hoe langer ik in Brussel woonde, hoe meer ik de lokale problemen zag. Er is hier veel te doen. Een op drie Brusselaars leeft in armoede. 20 procent van de Brusselaars heeft geen werk. Bij jongeren onder 25 jaar is dat 30 procent. Brussel is één van de jongste hoofdsteden van Europa, één derde is jonger dan 25. Jongeren staan centraal in mijn werk. Ik wil samen met hen strijden voor een betere toekomst.”

“Ik heb in het boek doelbewust verder gekeken dan de Brusselse, de Vlaamse en de Belgische context. Bovendien wilde ik niet in hokjes werken maar multidisciplinair. De maatschappelijke problemen hebben complexe oorzaken die je alleen vanuit een globale visie kan aanpakken.”

Dat was voor jou een vlotte overgang van de universiteit naar werk…

“Toch niet, ik stelde vast dat ik via de klassieke jeugdorganisaties geen geïnteresseerde jongeren kon vinden. Jongeren blijken een degout te hebben ontwikkeld tegen die organisaties. Die helpen niet om de situatie van de jongeren te verbeteren.”

“Bovendien, die organisaties zijn voor hen de overheid, die hen verwerpt, die er niet is voor hen. Het voornaamste element van die staat is de politie. Racisme, discriminatie in het onderwijs op de arbeidsmarkt is er ook wel, maar discriminatie door de politie voelen ze elke dag opnieuw. In Brussel is dat de grootste frustratie van jongeren.”

Je zegt in het boek: “het drama is dat de organisaties die continu met de jongeren werken, net diegenen zijn die geen projecten meer goedgekeurd krijgen omdat ze structureel willen werken. Die verliezen stelselmatig subsidies. De beleidsmakers die daar over beslissen zijn niet geïnteresseerd in kwaliteit”.

“Als ik voorstel een jaar met vijftien jongeren te werken of ik dien een projectaanvraag in om een jaar met vijftig jongeren te werken, dan is het dat laatste project dat subsidies krijgt. Het aantal telt, niet de kwaliteit.”

“Daar komt bij dat er steeds meer druk is op die organisaties om ‘resultaten’ te halen, om projectmatig te werken, niet structureel. Pas op, de overgrote meerderheid van de mensen in die projecten heeft de beste bedoelingen. Wat zeg je echter tegen die jongeren als het project gedaan is? Er is geen continuïteit. Die jongeren haken dan af en stappen niet mee in je volgende project.”

“In feite moet er terug een politisering van het middenveld komen. Dat middenveld neemt nu geen standpunten meer in. Projectsubsidie impliceert niet stilstaan bij de diepere oorzaken. Je hebt nu de absurde situatie dat sociale organisaties concurrenten van elkaar worden voor de overheidssubsidies. De overheid gebruikt een ‘verdeel en heers’-strategie om het middenveld politiek te neutraliseren en te controleren.”

Je benadrukt ook het grote verschil tussen de realiteit en de perceptie.

“Ik wil met dit boek de mediaclichés over de stad weerleggen. In de media is de focus uitsluitend gericht op excessen, op criminaliteit, terwijl verreweg de meeste jongeren een gewoon leven leiden en er het beste proberen van te maken in moeilijke omstandigheden. Dat neoliberale discours weerleggen is niet eenvoudig, want het heeft overal de termen van het debat veranderd.”

Dat zeg je ook in het boek: “het neoliberalisme voert een politieke strijd”. Het is een ideologie die zijn eigen naam en bestaan ontkent.

“Het probleem is ook dat veel mensen denken dat het neoliberalisme een zaak is van conservatieve partijen en leiders. Een groot deel van verantwoordelijkheid ligt echter bij links en de sociaaldemocratie. Een deel van links blijft ook denken dat het zijn tijd wel zou duren, dat na de crisis het neoliberalisme zal afsterven.”

“Vergeet niet dat de grootste neoliberale hervormingen zijn uitgevoerd door ‘progressieve’ leiders, door sociaaldemocraten. Tony Blair in Groot-Brittannië en Democraat Bill Clinton gingen veel verder dan hun conservatieve voorgangers Thatcher en Reagan en Bush senior. Niet Angela Merkel maar de sociaaldemocraat Gerhard Schröder is de auteur van de mini-jobs. Kijk ook naar de massale privatiseringen in Frankrijk onder de socialistische president Mitterrand.”

Dat was de periode dat de term ‘besparingen’ werd ingevoerd als eufemisme voor de sociale afbraak.

“Daarom ook dat ik de nadruk leg op de miljarden besparingen ten koste van de sociale welvaartsstaat, dus ook op de sociale organisaties van het middenveld, zoals de jongerenwerking. Dit is niet zomaar een zoveelste economische recessie maar een directe aanval op de sociale welvaartsstaat.”

“Dat is de ware strijd van het neoliberalisme, de vestiging van hun neoliberale strafstaat ten koste van de sociale welvaartsstaat. We evolueren naar een staat die controleert, disciplineert en straft, maar voor al het overige de bevolking aan zijn lot overlaat en de mensen de keuze laat om werkloos of in een gevaarlijke baan te creperen.”

‘Crisis’ impliceert dat het systeem het nu moeilijk heeft maar ten gronde goed is. Bovendien, crisis voor wie? In ieder geval niet voor de rijke toplaag, de ‘one percent’. Je wijst ook op het enorme verschil bij de publieke opinie tussen de realiteit en de perceptie. Ook dat is een overwinning van het neoliberalisme.

“De resultaten zien we in Griekenland. De Griek is gemiddeld 40 procent armer geworden, de postnatale kindersterfte en zelfmoordcijfers nemen er spectaculair toe. In dezelfde periode 2008-2013 zijn de 500 rijkste Grieken 20 procent rijker geworden.”

Waarom steunen wij een dergelijk catastrofaal besparingsbeleid? Waarom zou ik stemmen voor een partij die zegt dat we nog meer moeten besparen?

“Het drama is dat een goed deel van de middenklasse rechtser gaat stemmen, voor nationalistische partijen, voor extreem-rechts. Waarom? Dat heeft alles met het neoliberalisme te maken.”

“Stel het je maar eens voor. Je was onlangs nog aan het afgeven op die luie armen. Je wil er dus alles aan doen om niet tussen die verachtelijke armen terecht te komen, terwijl je naar schuldbemiddeling moet en je elektriciteit niet meer kan betalen. Allemaal omdat die ‘echte’ armen jouw belastinggeld verspild hebben. Ondertussen kijk je niet naar die boven jou, die rijker worden, die zijn immers wat jij zou willen zijn.”

“Dat mensen zo redeneren is het succes van veertig jaar neoliberale propaganda. Als mensen dan een extreem-rechts populist horen, die zegt dat niet jij de schuld bent maar die anderen, die illegalen, die migranten en dat hij dat snel zal oplossen, dan sluit je je daar bij aan.”

Hoe is het zover kunnen komen?

“Men moet goed beseffen dat het neoliberalisme niet zomaar ontstaan is in 1980. Daar is veel denkwerk aan voorafgegaan. De neoliberale denkers hadden hun ideeën al op papier staan voor en na de Tweede Wereldoorlog. Hun denktanks werden door de universiteiten genegeerd. Ondertussen vonden ze wel ruime steun bij de grote bedrijven.”

“Deze denkers hadden bovendien één grote kwaliteit, geduld! “Onze tijd komt nog en als die komt staan we klaar”. De theoretische onderbouw was dus volledig klaar in de jaren 1970. Thatcher liep rond met de boeken van Hayek, en Friedman was economisch adviseur van Reagan.”

“De sociaaldemocratie was daar totaal niet op voorbereid en doet in feite de voorbije dertig jaar niets anders dan achterna hollen. Ondertussen werden de dereguleringen, de privatiseringen, de vermindering van de belastingen, de ontmanteling van de welvaartsstaat onafgebroken doorgevoerd.”

Terug naar de minimale overheid, ‘small government’.

“Neen, dit gaat niet over het terugdrijven van de rol van de staat. Dit gaat over de organisatie van een andere sterke staat, de neoliberale strafstaat, een zeer machtige overheid met andere objectieven dan de sociale welvaartsstaat. Dat zie je aan de dalende budgetten voor onderwijs en de stijgende cijfers voor gevangenissen in de VS. Dat zie je in Antwerpen, waar wordt bespaard op sociale organisaties die basiswerk doen, maar wel nieuwe GAS-ambtenaren en meer politie-agenten worden aangeworven.”

“Toen er in Molenbeek die zogenaamde rellen waren, werd er op 24 uur door politici en politie een taskforce opgericht, die onmiddellijk maatregelen nam om een nultolerantie af te kondigen. Dat lukte direct.”

“Er bestaat ook een taskforce voor de rampzalige problemen in het Brussels onderwijs. Die is veel minder succesvol. In het ene geval ging het over een kleine groep jongeren, aangestuurd door criminelen die amper iets te maken heeft met Brusselse jongeren. In het andere geval over een probleem waar duizenden Brusselse jongeren onder lijden. De ongelijkheid binnen het onderwijs blijft een van de hoogste op wereldvlak. Niet alleen migrantenjongeren maar ook kansarme jongeren zijn hier slachtoffer van. Het is een klassenprobleem, nog zo een woord dat neoliberalen niet willen horen.”

“Dat is gewoon een feit. Aan het eind van het middelbaar onderwijs heeft een leerling 95 procent kans om in het ASO te zitten als de moeder een universitair diploma heeft en 80 procent kans om in het BSO te zitten als de moeder laag opgeleid is. Er is nood aan structurele hervormingen die de ongelijkheid aanpakken. Bovendien is het hoog tijd dat we voor meertalig onderwijs kiezen in een stad als Brussel.”

Je benadrukt ook de belangrijke rol van de vakbonden.

“Terecht, zij waren de voornaamste actoren voor de creatie van de welvaartsstaat. Het is geen toeval dat ze al dertig jaar in de mainstream media worden gedemoniseerd en gebashed door een elite van ondernemers en politici. De vakbonden staan voor een maatschappelijke visie haaks op het neoliberalisme.”

“Daarom ook dat stakingen zo eenzijdig worden afgewezen in de berichtgeving. Alle sociale verworvenheden die we vandaag vanzelfsprekend vinden, daar is hard voor gevochten, onder meer dankzij de organisatiekracht van de vakbonden. De neoliberale denkers weten dat.”

“Ik ben kritisch over hoe links en de sociaaldemocratie meedraaien in het neoliberale discours maar erken ook al het goede dat links heeft verwezenlijkt. Ik vind het daarom ook zo erg dat ze nu panikeren en mee opschuiven naar rechts. Links moet die jarenlange ervaring van de strijd tegen het kapitalisme terug opdiepen. Het neoliberalisme is alleen maar de recentste vorm van het kapitalisme, een zoveelste fase. De essentie is dat we terug moeten naar een discours dat openlijk zegt dat kapitalisme het probleem is, dat dit systeem in vraag moet worden gesteld.”

“Dat moet ook lokaal gebeuren, onder meer via onderwijs, lokale economie, zelfbeheer en basisdemocratie. Ondertussen moet de strijd worden georganiseerd ook op Europees niveau, waar de meeste wetten worden geschreven. De vakbonden moeten zich dus ook Europees organiseren.”

“Een ander systeem is mogelijk. Het neoliberalisme is geen natuurlijke gang van zaken. Mensen zijn sociale wezens met gemeenschappelijke belangen. Die verdedig je met gemeenschappelijke actie. Mijn boek zie ik als een aanzet om dat debat te voeren.”

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.