Van ‘Kleine mensen, grote oorlogen’

Een week na de Duitse inval op 10 mei 1940 vertrekt Frans Reyniers (linksonder) richting Frankrijk met vijf vrienden uit hun dorp, nog boordevol enthousiasme om zich te verzetten. Foto: archief Jan Reyniers

FacebooktwitterFacebooktwitter

Vijftig jaar nadat hij per toeval het dagboek van zijn te jong gestorven moeder las en daarna nooit meer terugvond reconstrueert Jan Reyniers het leven van zijn ouders en grootouders. Het resultaat ‘Kleine mensen, grote oorlogen’ is tegelijk intens droevig, om zoveel onrecht, verkeerde keuzes en verloren dromen, als vertederend mooi om zoveel wilskracht, om er ondanks alles het beste van te maken. Hartverwarmende literatuur.

Oorlog en vrede: de geschiedenis van generaals, koningen, keizers, tsaren, strategen, staatsmannen (alleen ‘mannen’), stof voor klassieke geschiedschrijving en heldenverering, verplichte leerstof op school, voorspelbaar groots en grandioos. Werkelijk?

Vergeten en genegeerd, diep verborgen in de historische statistieken, zijn de miljoenen gewone mensen die het echte werk deden, in de loopgraven, het verzet, de lijf-aan-lijfgevechten, tegen medemensen die zich net als zijzelf afvroegen wat ze in hemelsnaam tegen die ‘vijand’ hadden. Europa, zelfverklaarde bakermat van democratie en mensenrechten, laat een gruwelijke erfenis na.

In Parijs woedt mei ’68. Het gaat voorbij aan de 19-jarige Jan Reyniers die zijn amper 48-jarige moeder Simonne verliest. Tijdens het opruimen van haar garenwinkeltje vindt hij toevallig een schriftje met losse aantekeningen.

“Ze schreef hoe ze als jonge, ambitieuze vrouw aan het leven begon en hoe er uiteindelijk niets van dat leven geworden was.” Hij leest dat haar man, zijn vader, “van bij de start al tweede keus was”.

In een reeks korte nota’s haalt Simonne herinneringen op aan haar ouders, haar schoonouders, aan haar enige zoon en aan Jack, een Canadese piloot die ze tijdens de oorlog in Groot-Brittannië even heeft gekend, tot hij ‘missing in action‘ ging en nooit werd teruggevonden …

Vijftig jaar later, in mei 2018, is Jan zelf 70 jaar oud, 22 jaar ouder dan zijn moeder ooit is geworden. Hij beslist diep in zijn geheugen te graven en het boek te schrijven dat zijn moeder verdiende.

“Nu ik zeventig ben en zelfs haast voltooid verleden tijd, moet ik dringend haar plan overnemen en een geschiedenis schrijven van gewone mensen zoals moeder, vader, mijn grootouders, haar Jack. Hoe zij allemaal hun oorlogen en die van anderen uitvochten.”

Wat volgt maakt die intentie volkomen waar. Totaal misleid door de oorlogspropaganda beginnen Jans beide grootvaders aan de ‘Groote Oorlog’ (met ‘oo’ volgens de oude spelling), die amper 26 jaar later wordt herdoopt in de Eerste Wereldoorlog. ‘Het zal maar een paar weken duren’ verzekeren alle kranten en sporadische radioberichten.

Daarna volgen riskante ontmoetingen in het niemandsland tussen de loopgraven, schieten we elkaar neer of drinken we samen op de snelle afloop? Tussendoor passeert de gruwel van de afsluiting onder hoogspanning van de Duitse bezetter aan de grens met Nederland. Honderden vluchtende jongemannen, onwetend over wat elektriciteit is, komen er gruwelijk aan hun einde.

Na de oorlog verliezen soldaten Camiel en Louis elkaar uit het oog tot ze twintig jaar na de oorlog per toeval zichzelf, hun vrouwen en hun kinderen Simonne en Frans samenbrengen tijdens zomervakanties aan de kust, met dank aan een nieuw moeizaam afgedwongen recht, één week betaalde vakantie. Niet voor lang, drie jaar later volgt een nieuwe oorlog die hen opnieuw voor vier jaar uit elkaar haalt.

Zoon Frans valt voor dezelfde retoriek als zijn vader en toekomstige schoonvader en vlucht voor de oprukkende Wehrmacht. Het zal wel niet lang duren, want de Fransen en de Engelsen gaan dat snel regelen, toch? Op de vlucht wordt hij tot zijn totale verbazing met zijn belabberde Frans en vettig Vlaams accent door Franse grenswachters voor ‘sale boche‘ uitgemaakt (Frans scheldwoord voor Duitser). Voor hem geen loopgraven, maar een teleurstellende terugkeer in bezet België.

Twee jaar na de vlucht naar Frankrijk is Frans Reyniers, tweede van links, terug thuis in bezet België, tegen wil en dank ‘oorlogsflik’ in Hemiksem. Foto: archief Jan Reyniers

Terug thuis moet hij verder met het dagelijkse leven. Gespleten tussen levensgevaarlijke deelname aan het verzet en een broodnodig inkomen wordt Frans politieagent (zie de foto). Pas na de oorlog leert hij Simonne echt kennen, die vier jaar later net als hij geen kind meer is.

Simonne heeft ondertussen haar eigen levenservaring opgedaan in Groot-Brittannië, vier jaar als verpleegster honderden gewonden verzorgd en stervenden getroost. Hier werd ze als volwaardige vrouw erkend voor haar inzet. Hier ontstaan ook haar ambities voor een leven na de oorlog. Zij wil immers verder als verpleegster, een onverwacht hoopvol perspectief voor een jonge vrouw in die tijd.

In de eerste maanden na de bevrijding van Antwerpen mag ze nog mee gewonden verplegen, de duizenden slachtoffers van de Duitse bombardementen, die pogen de militaire aanvoerroute van de geallieerden in de haven te blokkeren. Na de oorlog valt de bittere ontnuchtering. Haar Brits diploma en haar ervaring zijn waardeloos. Ze moet ongeschoold verder door het leven.

Van haar Canadees liefje, de piloot Jack is geen spoor meer, nooit teruggekeerd van een zoveelste vlucht boven Duitsland. Frans wordt tweede keuze, maar het is een goede jongen en ze maakt er met hem het beste van. Hun enige zoon Jan is het resultaat.

Er staat nog zoveel meer in ‘Kleine mensen, grote oorlogen’. Jan Reyniers gebruikt geen wollige retoriek, geen passie of romantische overdrijving. Dit is een eenvoudige samenvatting van wat hij zich herinnert uit het dagboek van zijn moeder.

Foto: @Gaston Van Dijck

Dit verhaal is niet uniek, het is één van tienduizenden verhalen die ergens op een zolder stof vergaren of door duizenden onuitgesproken in het graf werden meegenomen. Met dit boekje over zijn ouders en grootouders eert Jan Reyniers al die andere verhalen, al die andere onbekenden die vergeten werden.

Hartverwarmend eerlijk en pretentieloos vertelt Jan Reyniers het echte leven van mensen die er het beste van poogden te maken na twee verwoestende oorlogen waar ze geen enkele verantwoordelijkheid voor droegen, maar wel de gevolgen van ondervonden.

Jan Reyniers. Kleine mensen, grote oorlogen. EPO, Antwerpen, 2019 (pp. 169) ISBN 978-94-6267-177-5

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.