Je leert de Tweede Wereldoorlog pas kennen met boeken

Foto: screenshot YouTube

FacebooktwitterFacebooktwitter

Er zijn recent meerdere interessante boeken verschenen over de Tweede Wereldoorlog, een gezond tegengif tegen de gretige tendensen van extreem-rechtse partijen en hun volgers om openlijk te flirten met vulgaire, verkrampte herinterpretaties van de geschiedenis. Duitse schrijvers Volker Ullrich en Harald Jähner schreven drie meesterwerken die in ieders boekenkast thuishoren.

Geschiedenis is voor weinigen een geliefd schoolvak. Onterecht, maar wel enigszins te begrijpen als je merkt hoe dit vak werd/wordt gegeven in het klassieke onderwijs. Lessen focussen nog steeds op losse feiten achter elkaar, persoonlijkheden (‘staatsmannen’) en vooral oorlogen, véél oorlogen. Wat er gebeurde op 18 juni 1815 in Waterloo wordt in de lessen herleid tot een slagveld tussen het Franse leger onder leiding van Napoleon enerzijds en het Britse leger (een coalitie van meerdere landen) en het leger van Pruisen anderzijds.

De vraag is niet ‘wat’ er gebeurde, maar ‘waarom’

Wat in de lessen ontbreekt is de ‘waarom’-vraag. Wat waren de motieven, de drijfveren, wat waren de gevolgen op lange termijn en net zo belangrijk, wat ging er aan vooraf.

Ongeveer totaal vergeten in die klassieke geschiedenislessen is tussendoor hoe de gewone mensen de gebeurtenissen beleefden. Welke uitleg kregen zij over de redenen voor de zoveelste oorlog? Het vaderland, de juiste god, de barbaren, massavernietigingswapens…  Alles wordt herleid tot een clash van grote persoonlijkheden. Oorlogen tot vandaag hebben echter steeds iets met elkaar gemeen: de echte redenen worden verzwegen, genegeerd, ontkend.

Mijn belangstelling voor geschiedenis – een van de (weinige) vakken waarin ik tijdens de middelbare school excelleerde – was altijd gebaseerd op die waarom-vraag (al besefte ik dat toen nog niet).

Sindsdien heb ik meerdere boeken gelezen vanaf de jaren 1980 over de laatste grote inter-Europese oorlog, te beginnen bij een boek van Duits historicus Joachim Fest (1926-2006). Zijn boek Hitler – Eine Biographie verscheen in 1973, waarna ik ook zijn eerste Das Gesicht des Dritten Reich uit 1963 las, beide in Engelse Penguin-edities. Zijn Hitlerboek is een stevige pocket van 894 pagina’s in kleindruk, The Face of the Third Reich ‘slechts’ 602 pagina’s.

In dezelfde periode las ik ook de Penguin-editie van The Origins of the Second World War (1961) van Brits historicus A.J.P. Taylor (1906-1990). Taylor was bij het verschijnen van zijn boek controversieel omdat hij de dan algemeen gangbare thesis verwierp dat de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust te herleiden waren tot een kleine kring van gemene smeerlappen rond Hitler. In de vroege jaren 1960 was dergelijke reductie nog ‘de rigueur’.

Verhalende geschiedenis versus lange lijsten met feiten, data, namen

Later kwamen er de boeken van Brits historicus Anthony Beevor (1946) bij: Stalingrad (1998), Berlin – The Downfall 1945 (2002) en Ardennes 1944 – Hitler’s Last Gamble (2015), allen eveneens in hun Penguin-edities. Beevor is een zeer vlot leesbaar schrijver. Hij besteedt veel aandacht aan het lot van de gewone soldaten (aan beide kanten), aan de krijgsgevangenen en de gewone mensen tussen het strijdgewoel.

Hij geeft tevens veel meer aandacht aan het Sovjet-standpunt dan de meeste andere klassieke westerse historici en erkent het belang van het oostelijk front voor het winnen van de oorlog, maar blijft desondanks toch een Brit die vooral het westelijk geallieerd front huldigt.

Hij schrijft zeer informatief zonder belerend te zijn en maakt de Tweede Wereldoorlog toegankelijk voor een breed publiek. Voor de ‘waarom-vraag’ schiet hij echter wat tekort.

In de onvolprezen reeks Penguin Classics heb ik verder nog een heruitgave van 2006 van Eichmann in Jerusalem – A Report on the Banality of Evil (1963) door Hannah Arendt gelezen.

Dit boek gaat niet zozeer over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog zelf maar over het proces in 1962 van Adolf Eichmann, de man die als hoofdadministrator vanaf de eerste uitdrijvingen de deportaties, de concentratiekampen en de genocide van de Joodse Holocaust logistiek organiseerde.

In het nieuwe voorwoord van 2006 zet Israëlisch journalist Amos Elon (1926-2009) de vooroordelen over dit boek en over Hannah Arendt recht. De term ‘banaal’ komt slechts éénmaal in het boek voor, op de laatste pagina, maar blijft voor controverse zorgen – dikwijls door personen die openlijk bevestigen het boek niet gelezen te hebben.

Wie het boek vandaag leest ziet die controverse niet langer. Het verengend idee dat gruweldaden alleen door monsters worden begaan kent nog weinig volgers. Arendt had gelijk er op te wijzen dat veel misdaden net kunnen gebeuren omdat zoveel eerder ‘banale’ middelmatige mensen bereid zijn er aan mee te werken, zolang ze maar kunnen terugvallen op een of andere pseudo-redenering die hun persoonlijke verantwoordelijkheid minimaliseert. Het boek is niet zonder fouten – zo komt het bijtende sarcasme van Arendt niet goed meer over – maar het houdt globaal nog steeds stand.

Acht dagen in mei 1945

Begin 2020 verscheen Acht Dagen in Mei – De laatste week van het Derde Rijk (2020), de vertaling van Acht Tage in Mai van Duits historicus Volker Ullrich, een relaas van de laatste dagen van ‘de ondergang’. Veel accurater, grondiger en uitgebreider dan de gelijknamige film Der Untergang (2004) geeft Ullrich weer hoe het Duitse leger onder leiding van Hitler en zijn generaals maar bleef doorgaan, terwijl de onvermijdelijke nederlaag al meer dan een jaar in de sterren geschreven stond.

Der Untergang is een zeer verdienstelijke film met verbluffend acteerwerk van Bruno Ganz in de hoofdrol. De film is grotendeels gebaseerd op de memoires van Traudl Junge (1920-2002), een van de secretaressen van Hitler in de periode 1944-1945, op haar boek Tot het laatste uur – Het intrigerende levensverhaal van Hitlers secretaresse (2002) (niet meer verkrijgbaar).

Volker Ullrich gebruikt haar echter veel minder als bron dan Christa Schroeder (1908-1984). Zij werkte meerdere jaren voor Hitler en maakte veel meer en veel langer deel uit van zijn intieme kring dan Junge. Haar memoire Er war mein Chef (1985) is een samenraapsel van losse noteringen en interviews. Haar boek verscheen kort na haar dood en werd in 2011 vertaald als Hij was mijn Führer – De memoires van Adolfs Hitlers secretaresse.

In tegenstelling tot Traudl Junge heeft Christa Schroeder nooit afstand genomen van haar verleden. Zij hield het bij de eveneens door miljoenen andere Duitsers gestelde bewering dat ze nooit geweten zou hebben van de echte gruwels van het Derde Rijk.

Haar boek lees je dan ook met zeer gemengde gevoelens, enerzijds geeft zij een direct getuigenverslag, anderzijds bekruipt je het onvermijdelijke gevoel dat dit niet anders kan zijn dan een zwaar aangedikte versie van haar leven in de buurt van Hitler. Je komt veel te weten over de gewoontes en bezigheden van Hitler, maar over het ontstaan van zijn gruwelijke machtsbeslissingen leer je weinig. Haar boek is vooral nuttig als feitenrelaas: wie was waar en wanneer bij Hitler en welke onderwerpen werden er besproken.

Het boek is altijd beter dan de film

Het is een cliché maar ‘het boek is wel degelijk beter dan de film’. Volker Ullrich heeft duizenden bronnen nagepluisd, waaronder de onverteerbaar oersaaie rapporten van ambtenaren, die in hun ‘ambtenaarees’ taaltje de gruwel van het nazisme toedekten. Zelfs in de 21ste eeuw blijken er nog steeds talloze ongebruikte archieven te bestaan.

Zijn boek lees je in een ruk uit, want Ullrich behoort tot de schare historici die kennis van zaken combineren met schrijftalent. Geen gortdroge opsomming van feiten, maar een doorleefd verslag dat je aangrijpt tot de laatste pagina.

Toen ik het boek deze zomer las, wou ik er onmiddellijk een aanbevelende recensie over schrijven. Vooraan in het boek stond echter vermeld dat De Arbeiderspers reeds eerder twee vertalingen van hem heeft gepubliceerd.

Adolf Hitler – Deel 1 – De jaren van opkomst 1889-1939 (2014) en Adolf Hitler – Deel 2 – De jaren van ondergang 1939 -1945 (2019) zijn afzonderlijk niet meer te verkrijgen. De ‘complete, gedundrukte editie’ van beide boeken is een kolos van 1735 bladzijden. Trek je er de beide voetnoten en namenindex af blijft het nog altijd 1381 pagina’s literatuur.

In zijn inleiding komt Volker Ulrich terug op de werken van vorige historici. Hij erkent het belang van Joachim Fest, maar meent wel “dat de rol van de conservatieve elite die voor Hitler de deur van de macht openzette, duidelijk onderbelicht blijft.”

Tevens heeft hij een aantal beweringen van Albert Speer (1905-1981), de architect van het nazisme, “te klakkeloos overgenomen, bijvoorbeeld hoe (Speer) zich voordeed als de apolitieke vakman die hulpeloos ten prooi was gevallen aan de verleidingskunsten van de dictator”. Toch heeft Fest volgens Ullrich “een baanbrekende prestatie geleverd”.

Hoofdstuk per hoofdstuk ontrafelt de geschiedenis zich

Voor wie zich door het volume van zijn dubbelboek laat afschrikken heb ik enig advies. Beide boekdelen zijn onderverdeeld in respectievelijk 21 en 18 hoofdstukken. Ik steek altijd een paar bladwijzers bij de volgende hoofdstukken, wat het boek visueel wat reduceert qua omvang. Ik beperk mijn leesambitie telkens tot het einde van een hoofdstuk.

Dit boek leent zich uitstekend tot onderbroken lezen. De hoofdstukken zijn perfect afzonderlijk leesbaar. Ullrich volgt deels een chronologische volgorde, maar onderbreekt ook met thematische hoofdstukken, zonder dat dit de lezer stoort. Het is zeker niet de bedoeling voor de lezers om alle feiten, plaatsen, persoonsnamen te onthouden. Wat telt is de indruk die je overhoudt van het volledige verhaal.

Op de achterflap stelt de uitgever “In zijn monumentale biografie doet de gerenommeerde Duitse historicus Volker Ulrich een uiterst ambitieuze poging om grip te krijgen op het grootste raadsel van de moderne geschiedenis… Zonder Hitler zijn de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust ondenkbaar. Maar alleen door diens persoonlijkheid in samenhang met de Duitse samenleving te bestuderen laat zich verklaren hoe deze rampen zich konden voltrekken en welke plaats de dictator in de geschiedenis inneemt.”

Die belofte maakt Volker Ullrich helemaal waar. Met zijn boek is uiteraard het laatste woord nog niet gezegd, maar dit is zowat het beste wat ik tot nu heb gelezen. Ik deed er twee maand over tussen ander boeken en artikels op deze website door.

De oorlog hebben we verloren, wat nu?

Net wanneer ik dan de tijd dacht te vinden voor een recensie, hoorde ik op de radio een gesprek met Duitslandkenner Geert van Istendael over een boek van Duits journalist Harald Jähner Wolfstijd – Duitsland en de Duitsers 1945-1955.

Hoe overleefden de Duitse nog levenden de oorlog die ze zelf ontketend hadden? Een van de meest bevreemdende vaststellingen van dit boek: de venijnig fanatieke strijd voor hun gruwelijke idealen, met wrede moordpartijen op gevangenen, Joden en iedereen die verdacht werd van collaboratie met de geallieerden, ging onverminderd door tot enkele uren voor de nieuwe bezetters er aankwamen. En toen viel alles stil…

Er kwam geen verzet, geen guerrilla, geen opstand, geen revolutie. De enige sporadische ‘verzetsdaden’ in de eerste dagen na de nederlaag waren niet eens tegen de bezetters gericht maar tegen andere Duitsers en hadden meer weg van individuele wraakoperaties.

Net als Ullrich volgt Harald Jähner in zijn verhaal een deels chronologische, deels thematische lijn. Schaamte over de nederlaag was er overal, ook voor de begane misdaden, behalve dan voor de Holocaust.

Met hedendaagse ogen bekeken lijkt dat verbijsterend – de Holocaust was de ultieme misdaad van het naziregime –  maar zo was het wel degelijk. De grootste wandaad van de Derde Rijk werd tot midden jaren 1950 nauwelijks herdacht, laat staan erkend.

Er werd geplunderd – wat er nog te plunderen was. Mensen gingen in andermans huis wonen, terwijl miljoenen soldaten terugkwamen en honderdduizenden voormalige gevangenen en dwangarbeiders doelloos door het land zwierven.

Vaders keerden terug in gezinnen die hen niet meer erkenden als gezagsfiguur of die door hun trauma’s – van de gruwel die ze gezien, ondergaan of zelf begaan hadden – niet meer in staat waren terug in een ‘normaal’ gezinspatroon te stappen, in gezinnen waar de vrouw het jaren alleen had beredderd, met jonge kinderen die hun vader jarenlang niet meer hadden gezien, of peuters die hem nog nooit eerder hadden gezien. Andere gezinnen bleven jaren wachten op nieuws, tevergeefs.

En tussendoor werd terug gefeest en karnaval gevierd. Dansavonden gingen door in half vergane balzalen. Extreme uitingen van racisme hadden plaats naast huwelijken met zwarte Amerikaanse soldaten. Een logische lijn was er niet. Iedereen deed maar wat in de omstandigheden.

Niemand kwam nog uit voor de ideologie die ze amper enkele maanden eerder nog beleden. Er waren echter ook weinigen die openlijk stelden dat ze ‘altijd tegen waren geweest’. Ook de bestraffing door de bezettende machten was in feite heel mild. Op de hoogste leiders en functionarissen na bleef zowat iedereen op zijn plaats in het overheidsapparaat.

Wie niet al te openlijk aan wreedheden had meegewerkt bleef op post. Was het aanvankelijk nog te vatten dat de bezetters het overheidsapparaat functioneel wilden houden, in de latere jaren is er nauwelijks enige poging ondernomen om de administratie uit te zuiveren. Honderdduizenden medewerkers van het Derde Rijk hebben gewoon verder gewerkt tot aan hun pensioen.

Tegelijk was Duitsland een broedplaats van nieuwe ideeën, kunst, literatuur, muziek. Het zou tot de gewelddadige jaren 1970 duren voor er openlijk verzet kwam tegen ‘het vergeten’. Waarom de periode tot 1955  ‘wolfstijd’ wordt genoemd leer je uit dit boek dat samen met Acht dagen in mei een organisch geheel vormt.

Een selectie uit 120.000

Deze recensie werd geschreven zonder enige pretentie van volledigheid. Ik heb bijvoorbeeld niets van de onvolprezen Ian Kershaw gelezen. Dat was geen gewilde of bewuste keuze.

De selectie in dit artikel is organisch ontstaan door een mengsel van toeval, neuzelen in boekenwinkels (een stilaan uitstervend genoegen), mond-aan-mond-reclame, maar vooral nieuwsgierigheid en – niet te vergeten – de zin om te lezen.

Er bestaat nog zoveel meer literatuur over de Tweede Wereldoorlog en Hitler. Alleen al in Duitse bibliotheken liggen 120.000 werken over Hitler, volgens Frank Schirrmacher, uitgever van de krant Frankfurter Allgemeine Zeitung in 1998. Dit is mijn selectie van aanbevolen boeken.

Honderden documentaires werden al gedraaid over de oorlog, over Hitler, over de Holocaust, velen heel goed gemaakt, andere minder, sommige ronduit slecht. Niets kan echter de volledigheid, de precisie, de details én het leesgenoegen benaderen van het geschreven boek.

 

Volker Ullrich. Acht dagen in mei – De laatste week van het Derde Rijk. Arbeiderspers, Amsterdam, 2020. 381 pp. (296 pp. zonder voetnoten en index) ISBN 978 90 295 4200 5

Volker Ullrich. Adolf Hitler – Opkomst en Ondergang. Arbeiderspers, Amsterdam, 2019. 1735 pp. (1361 pp. zonder voetnoten en index). ISBN 978 90 295 3616 5

Harald Jähner. Wolfstijd – Duitsland en de Duitsers – 1945-1955. Arbeiderspers, Amsterdam, 2020. 503 pp. (426 pp. zonder voetnoten en index). ISBN 978 90 295 4112 1

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.