Twee meisjes op de vlucht, vinden een nieuwe thuis, vertellen hun verhaal…

Fatima, Helen, Janne en Michèle. Foto: Lieve Lenaerts en Janne Janssens

FacebooktwitterFacebooktwitter

De Eritrese Helen en de Afghaanse Fatima zijn zestien wanneer ze de onzekere stap zetten en hun geboorteland achter zich laten. Na een lange, levensgevaarlijke vlucht komen ze aan in België. Ze leren elkaar hier kennen en samen delen ze hun ervaringen in ‘Het begin van mijn leven was toen ik nog niet bestond’.

Het begin van mijn leven was toen ik nog niet bestond – Het boek van Fatima en Helen werd door Janne Janssens en Michèle Stappaerts neergepend in dit aangrijpende boek. Zij zijn de vriendinnen van Fatima en Helen.

De titel is de allereerste zin van het eerste hoofdstuk dat het verhaal van Fatima brengt. Wat ze ermee bedoelt legt ze verder uit. Wie wil weten wat het betekent; lees en je zal niet teleurgesteld worden. Janne en Michèle hebben de twee verhalen als gedichten geschreven, als kleine verzen.

Die stijl creëert een zeer eigen, bijna sprookjesachtige sfeer die echter geen afbreuk doet aan de ernst van de situatie. Fatima moet voor haar tumultueuze reis vanuit Afghanistan naar Iran, door Turkije, Griekenland, Noord-Macedonië, Servië, Slowakije en de Tsjechische Republiek raken, om via Duitsland uiteindelijk in België terecht te komen.

In de rurale streek waar Fatima woont is het leven hard. Meisjes worden er op veel te jonge leeftijd uitgehuwelijkt. Wanneer ze ziet hoe haar zus Rana onder het juk van een gewelddadige man leeft, begint de twijfel over haar bestaan. Op de vlucht in Iran is het leven niet veel beter. Haar volwassen broers worden terug uitgewezen naar Afghanistan. Een verdere samenvatting kan dit verhaal alleen onrecht doen. Daarom slechts deze enkele citaten, gekozen omdat ze me ik weet niet waarom bijbleven:

 

Nadien heb ik mijn broers nooit meer teruggezien.

Maar vandaag, meer dan tien jaar later,

          zie ik hen soms

          in een zomernacht

          of tijdens een middagdutje

met hun wilde haardos mijn droom betreden.

Omdat verwantschap en oorsprong

nooit uitgewist raken.

 

Een gedwongen gewelddadig huwelijk later verneemt ze het onvermijdelijke, haar jongere broertje Najaf is in Afghanistan overleden.

 

Ik krijste. Ik riep mijn keel rauw.

Zo jong gestorven.

Het was nooit bij me opgekomen

          dat hij zou sterven

en nu, ineens, was hij weg.

Nierstenen zijn dodelijk

als je geen geld hebt voor een dokter.

          Ineengestuikt op straat

          en gevonden door familie:

                    dat was zijn einde.

 

En dan komt haar besluit. Ze verkiest het levensgevaarlijke risico van de vlucht boven in Iran blijven of terugkeren naar Afghanistan. De angst is te snijden in de vrachtwagens en de propvolle bussen door Turkije. Angst komt in alle mogelijke gedaantes, de verstikkende angst van de overtocht met een gammel bootje naar de Griekse eilanden, met in het achterhoofd de verhalen van verdronken vluchtelingen en de onzekerheid of ze niet stante pede zullen worden teruggestuurd.

Angst dat smokkelaars je gaan verkrachten. De angst om bij elke grensovergang doodgeschoten te worden door grenswachters. Tussendoor vlagen van menselijke goedheid, een smokkelaar die hen een paar nachten in een bed laat slapen, laat douchen en de meisjes niet eens lastig valt, een andere die haar stiekem wat goede raad geeft, een agent die even de andere kant opkijkt. En dan uiteindelijk de bus van Duitsland naar Brussel. Opnieuw de angst om toch nog uitgewezen te worden en de onwetendheid over de asielprocedures. Van Brussel naar Moeskroen en naar Kasterlee. Een zelf beslist huwelijk uit liefde, een baby en nieuwe vrienden.

Ook Helen vertrekt niet zomaar vanuit Eritrea. Wie niet goed is op school en geen verdere studies voor dokter of ingenieur aanvat moet naar het leger. Dat leger is tegelijk een mentale hel en een uitweg uit bittere armoede. In dat leger zit papa die zich één maand per jaar ongeïnteresseerd laat zien en, zoals later blijkt, reeds jaren een ander gezin heeft in zijn standplaats.

 

Ik bleef naar school gaan

          om wiskunde, Engels, en zo te leren

Ik ben niet goed in Engels, hoor. Ik maakte fouten

die de leerkracht met de ogen deed rollen.

In ons landje zijn er wel negen talen:

het Tigrinya, het Tigri, Afar, Beja,

Bilen, Kunama, Nara en Saho.

En elke taal is als een dans,

elk verschillend in stijl en ritme,

elk als een brug om je gevoelens te delen.

Tigrinya, Arabisch en Engels zijn onze werktalen. 

 

Het mag echter niet baten, haar resultaten zijn niet goed genoeg. De keuzes zijn beperkt; het leger, huwen of vluchten.

 

‘Mama, ik ga niet naar het leger.

Ik zou niet gelukkig zijn en jij ook niet.

Als ik naar het buitenland ga,

          verandert de situatie misschien.’

 

Er waren toen net 400 mensen verdronken

in de Middellandse Zee en tien vluchtelingen

          waren met een mes neergestoken.

Dat kwam allemaal op het nieuws.

Mijn moeder zei: ‘Heb je dat dan niet gezien?’

Je kan doodgaan onderweg.’

          ‘Mama, maak me niet bang’

‘Na zeven uur ’s avonds durf je al niet meer

in het donker naar buiten.

Misschien gaat iets jou wel opeten.’

 

En dan toch vertrekken. Helen moet Ethiopië door, de aartsvijand van Eritrea. Rechtstreeks de grens oversteken naar Soedan is te gevaarlijk, niet alleen voor de grenswachten, maar ook voor de levensgevaarlijke woestijn die je nooit overleeft. Dan is de omweg via Ethiopië veel veiliger. Nu ja, ‘veilig’. Ook Helen laat net als Fatima haar broertjes achter met hun alleenstaande moeder. In Ethiopië blijken de mensen echter gewoon heel vriendelijk te zijn voor Eritreeërs, zelfs als die christelijk zijn.

 

Wat een welkom!

Eritrea en Ethiopië hadden altijd al ruzie.

Ik dacht dat we uitgescholden zouden worden,

maar dit waren lieve mensen.

‘Wij zijn eigenlijk één land’, zei de vrouw.

          ‘Ik ben blij dat jullie hier zijn’.

Toch konden we niet blijven.

Hun gastvrijheid bracht die mensen in gevaar.

‘Jullie kunnen best naar Ida Aba Guna gaan. 

Dat is een vluchtelingenkamp.’

 

In Ethiopië is het leven in een vluchtelingenkamp hard en er hangt voortdurend het zwaard van deportatie terug naar Eritrea boven je hoofd. Opnieuw vluchten zonder enige zekerheid of je niet weer wordt opgepakt en stante pede wordt gedeporteerd. Weer die verpletterende angst.

Helen moet minder landen door dan Fatima, maar haar reis is daarom niet minder levensgevaarlijk. Als corrupte agenten, wrede smokkelaars je niet beroven of erger nog, verkrachten, is er ook nog de moordende woestijn, de hitte en het stof overdag, de ijzige kou ’s nachts.

In Soedan altijd opletten dat je je goed bedekt houdt, want de minste ‘provocatie’ kan de dood betekenen. En dan slaat ook nog malaria toe. Rillend van de koorts toch de reis naar Libië aanvatten, dagen zonder eten of drinken in schokkende vrachtwagens, zonder de malariapillen die door een fouillerende agent in het zand worden gegooid, de oversteek naar Lampedusa na meerdere mislukte pogingen.

De eerste keer op een trein door Italië, Frankrijk en België, Brussel-Noord, het Klein Kasteeltje, Steenokkerzeel, Kapellen. Lessen Nederlands, een opleiding, eindelijk een eigen appartementje en wachten op die dag dat mama en haar broers toekomen. Zoals ik hierboven al zei, dit verhaal samenvatten is het onrecht aandoen. Er staat immers zoveel meer in dit boek.

Het derde hoofdstuk heet simpelweg ‘Samen’ als een korte coda. Na de twee lange verhalen zijn er nog amper 11 pagina’s op een totaal van 292 te gaan. Vind hier de kennismaking van Helen met Fatima, hoe ze met elkaar praten in het Nederlands, de enige taal die ze gemeenschappelijk hebben.

 

Elk met een eigen levensverhaal

hebben we een band

die alleen jonge vrouwen smeden

als ze onverwacht in elkaars leven stappen.

Zelfs als de verhalen

over de vlucht tussen vertrek en aankomst

          wegebben,

blijven we de ervaring, de emoties,

          lachjes en de tranen delen

en zijn we niet langer alleen een ik

          maar ook een wij. 

 

Zo eindigt dit prachtige boek. Geen analyse, geen cijfers, geen statistieken, geen politieke achtergrond, geen vragen over het systeem dat al deze ellende veroorzaakt. Dat is ook niet nodig. Wie dit leest merkt het wel tussen de lijnen, tussen de woorden, de gevoelens, de angst, de hoop, de opluchting.

Zonder dat ze het waarschijnlijk beseffen hebben deze vier vrouwen, Fatima, Helen, Janne en Michèle een belangrijke boodschap verkondigd en een bruut tegenargument ontkracht. Deze medemensen beslisten niet om hier te komen genieten van ‘onze sociale voordelen’. Daar wisten ze niets over.

Het enige wat zij zochten was een uitweg uit de ellende, hoezeer ze ook aan hun geboorteplek en hun familie gehecht waren. Wat zij vonden is bij gebrek aan een beter woord maar één ding: een beetje menselijke waardigheid.

Waar ze daarentegen zeer goed over geïnformeerd waren, was het enorme gevaar dat ze liepen door te vluchten, niet één keer maar tientallen keren. Elk uur kon het laatste zijn. Hoe valt het anders te verklaren dat veel meer van hun lotgenoten de stap niet aandurven: omdat de angst voor de reis nog veel groter is dan het verlangen om te vertrekken.

Fatima en Helen vertellen hun verhaal omdat zij het ondanks alles gehaald hebben. Zij die onderweg omkwamen hebben verhalen, die nooit verteld zullen worden. Helen en Fatima deden het niet alleen voor u, lezers van dit boek. Hun verhaal is ook dat van die duizenden anderen die het niet haalden.

 

Het boek van Fatima en Helen. Het begin van mijn leven was toen ik nog niet bestond. EPO, Antwerpen, 2021, 292 pp. ISBN 978 9462 6733 59

Nog zovele verhalen:

Het aantal boeken van en over vluchtelingen blijft aangroeien. Tot spijt van wie het benijdt worden vluchtelingen op zoek naar een beter leven, een integraal onderdeel van het nieuwe moderne België.

Een aantal van hen wil meer dan dat ene verhaal en heeft literaire ambities, zoals de Nederlandse schrijvers Rodaan al Galidi, Hassan Blassim en Daad Kajo. Anderen schreven hun verhaal neer, over de reis, over wat eraan voorafging, de twijfels, de angst, de onzekerheid.

Nog anderen vertelden hun verhaal net als Helen en Fatima aan hun nieuwe Belgische vrienden, die het voor hen opschreven.

Een persoonlijke selectie:

‘De verleider van Damascus’: mooi literair debuut van de Syrische Nederlander Daad Kajo

De bizarre, rauwe literatuur van Hassan Blassim in ‘De Lijkententoonstelling’

Nooit meer bang zijn”, een mens als u en ik vertelt zijn verhaal

Dokter Bartolo van Lampedusa over ‘de grootste humanitaire crisis van onze tijd’

‘Alleen de bergen zijn mijn vrienden’, een striemende aanklacht op stukjes papier en ge-sms’t naar het buitenland vanuit een vluchtelingenkamp op een eiland in de Stille Oceaan

‘Ik ben Ahmad’: een Belgische jongen vertelt over zijn vertrek uit Afghanistan en zijn aankomst in zijn nieuwe thuis

‘Stilte is mijn moedertaal’, waardig overleven als vluchteling, een medemens die schrijver wordt in zijn nieuwe moedertaal

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.