Ineenstorting CD&V/CVP begon in 1999 en is niet meer te stoppen

Vier voormalige CVP-eerste ministers: Jean-Luc Dehaene, Leo Tindemans, Wilfried Martens en Mark Eyskens (2005). Foto: Michiel Hendryckx/CC BY-SA 3:0

FacebooktwitterFacebooktwitter

Een recente peiling brengt CD&V-voorzitter Joachim Coens ertoe de eer aan zichzelf te houden en ontslag te nemen. Is dit een tijdelijke tegenvaller of is er meer aan de hand? Deze neerval is feitelijk al begonnen in 1999 en de vraag mag gesteld of die ineenstorting nog te stoppen valt.

Een desastreus percentage van 7 procent, ruim onder de magische minimaal-twee-cijfers-10 procent-grens – een historisch eerste keer voor de partij – brengt CD&V-partijvoorzitter Joachim Coens de eer aan zichzelf en nam ontslag.

Joachim Coens in betere tijden. Foto: Michiel Hendryckx/CC BY-SA 3:0

In een ander artikel (zie: Mediapeilingen zijn zeer relevant, maar niet om de redenen die ze zelf geven) kijken we naar de inhoudelijke waarde van mediapeilingen. Hier stellen we de vraag of er niet veel meer aan de hand is dan een partijvoorzitter die struikelt over een peiling.

De verantwoordelijkheid van voorzitters voor succes of falen van hun partij wordt zwaar overdreven door de media en de partijen draaien daar al dan niet bewust in mee. Voortdurend focussen op één en dezelfde persoon is immers zoveel eenvoudiger en ‘herkenbaar’ voor het publiek, althans volgens de media die daarmee tonen geen al te hoge dunk te hebben van de politieke maturiteit van de bevolking.1

Politiek, sport, bedrijven…

De mediafocus op één persoon, één gezicht is geen uniek politiek fenomeen. Hetzelfde gebeurt in de sportwereld en in de grote bedrijven. Een voetbalploeg die verlies na verlies opstapelt zet de trainer aan de deur. Een bedrijf met slechte cijfers gaat op zoek naar een nieuwe CEO.

Dat voetbal door elf volwassen personen wordt gespeeld en dat een bedrijf vooral functioneert dankzij de dagelijkse inzet van werknemers wordt daarbij even vergeten.

Kris Peeters met een sterke slogan. Foto: Michiel Hendryckx/CC BY-SA 3:0

Hetzelfde kan je zeggen van partijpolitiek. In werkelijkheid hangt de bijval van partijen af van veel meer factoren dan de prestaties van de partijvoorzitter2. Hoe goed presteren volksvertegenwoordigers en, als ze in een regeringsmeerderheid zitten, ministers? Hoe actief zijn lokale partijafdelingen?

Vergeet tevens niet het grote belang van burgemeesters en gemeenteraadsleden. En los van dit alles is er nog de algemene politieke atmosfeer, economische recessie, pandemie, oorlog, allemaal onvoorspelbare factoren die peilingen hoogst onbetrouwbaar maken.

Tegelijkertijd met het CD&V-debacle doet zich het omgekeerde fenomeen voor bij een andere partij die (relatief) goed peilt omdat ze een performante partijvoorzitter zou hebben. De voorzitter van Vooruit, de voormalige SP.A., ligt om allerlei redenen goed bij de media en krijgt van hen alle steun – voor het ogenblik.

In hoeverre dit succes in de peilingen zich zal vertalen naar verkiezingsresultaten valt nog af te wachten. Afgaand op de vroegere zeer gelijkaardige campagne tot herbronning met toenmalig partijvoorzitter Steve Stevaert mag getwijfeld worden over de duurzaamheid van deze aanpak.

Joachim Coens, geen nieuw gezicht

Het ontslag van Coens is het zoveelste op een rij. Vorig partijvoorzitter Wouter Beke werd eerder al diplomatisch afgevoerd na de vorige verkiezingen met een carrière-uitstap als Vlaams minister voor de zorg, een veilig CD&V-bastion, dacht hij toch.

Jo Brouns, een gewone jongen. Foto: Twitter @jobrouns1

Joachim Coens was geen keuze voor een nieuw gezicht, geen buitenstaander. In 1995 werd hij verkozen tot Vlaams Parlementslid met de naam van zijn illustere vader Daniël Coens, een rijzende ster in de partij die echter onverwacht jong stierf in 1992 op 53-jarige leeftijd.

Daniel Coens was meermaals minister in nationale regeringen voor de staatshervorming en van 1988 tot 1992 Vlaams minister van onderwijs in de eerste Vlaamse regionale regering. Joachim Coens werd een tweede maal verkozen in 1999 maar stapte na twee jaar op omdat hij zich volgens eigen zeggen toch niet voor de politiek geroepen voelde.

Hij werd CEO van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichingen (de haven van Zeebrugge) wat hij bleef tot hij in 2019 de verkiezingen als partijvoorzitter wint tegen Sammy Mahdi. Op de achtergrond is hij altijd actief gebleven in de partij. Hij stond voor de zekerheid van continuïteit.

CD&V is altijd CVP gebleven

Dat de CD&V verkiezing na verkiezing afkalft valt niet langer te ontkennen. Buiten de provincie West-Vlaanderen en delen van Limburg, met hier en daar een gemeente met een lokaal populaire burgemeester, wordt dit een partij van kleine gemeentes die in de grote steden aan het verdampen is.

De partij haalt nog redelijk veel macht uit zijn overblijvende tentakels in de overheidsdiensten, waar ontelbare ambtenaren hun functie of promotie nog te danken hebben aan hun partijbanden.

Koen Geens, ‘gene gewone’. Foto: Rob Stevens/GNU Free Documentation License

Die machtsbasis is echter aan het krimpen, deels doordat politieke inmenging in de overheidsdiensten steeds moeilijker is geworden, deels omdat er steeds meer concurrentie komt van nieuwe partijen, in het bijzonder van de N-VA (meer daarover verder).

In september 2001 besliste de Christelijke Volkspartij CVP op een congres tot de naamsverandering naar Christen-Democratisch en Vlaams (CD&V). Die herbronning sloeg nooit aan. Sindsdien blijft de partij gestaag achteruitgaan. De naamsverandering kwam er niet toevallig na twee jaar oppositie die nadien nog zes jaar zou duren.

Oppositie? CVP?

In 1999 belandde de CVP voor het eerst sinds 1958 in de oppositie, maar in feite was het al veel langer geleden. In 1950 behaalde de partij nog een parlementaire meerderheid in Kamer en Senaat3 en kon ze vier jaar lang een éénpartijregering vormen, een unicum in de Belgische geschiedenis van de twintigste eeuw.

In 1954 vormden de andere twee traditionele partijen een anti-CVP regering voor vier jaar. Die periode van vier jaar uitgezonderd is de CVP en het Katholiek Blok, zijn vooroorlogse voorganger, onafgebroken regeringspartij geweest sinds het einde van de negentiende eeuw.

Deelname aan de regeringsmacht, altijd als grootste partij die bijna steeds de eerste minister leverde, zat en zit met andere woorden gebeiteld in het partij-DNA. Wie er lid van werd of er voor actief was, wist wat hij of zij kon verwachten. Je zat met de CVP altijd goed. Toch tot 1999.

Permanente regeringsdeelname liet de partij toe steeds te kunnen rekenen op een ruime keuze aan loyale, bekwame en ideologisch conforme overheidsambtenaren, politici en ministers. De overheidsdiensten waren in Vlaanderen grotendeels bijna organisch verbonden met het partijapparaat.

In feite kon alleen de socialistische partij BSP-PSB enig weerwerk geven, met af en toe een inbreng van de liberale partijen als kleinste van de drie traditionele partijen.

In Wallonië was de PS de grootste partij. Franstalige tegenhanger van de CVP was de PSC, later  de CDH, recent herdoopt tot ‘Les Engagés’. De Franstalige christen-democraten dankten hun macht uitsluitend aan het samengaan met hun Vlaamse tegenhanger.

De oppositie van 1999-2007 is voor de Franstalige christendemocraten reeds eerder fataal gebleken. Een eerste poging tot herbranding naar ‘humanistische partij’ is op de kleinste Waalse provincie Luxemburg na nooit gelukt.

Met de voor een politieke partij totaal nietszeggende naam als “de geëngageerden” tekent de partij waarschijnlijk zijn definitieve ondergang.

Politiek dienstbetoon

De professionalisering van de overheidsdiensten is vanaf de jaren 1980 – vooral in de gemeentelijke diensten waar de CVP heel sterk stond – meer en meer in de weg gekomen van partijpolitieke inmenging in aanwervingen en promoties. Op het allerhoogste niveau van de topambtenaren en het gerechtelijk apparaat is ze echter nooit verdwenen.

Wouter Beke. Foto: Michiel Hendryckx/CC BY-SA 3:0

Wat de partij meer dan dit alles heeft geschaad is echter de langzaam toenemende en onstuitbare irrelevantie van het lokale dienstbetoon. De kracht van dienstbetoon werd weliswaar voor de bevolking groter voorgesteld dan ze echt was.

Het was echter de electorale perceptie die telde. Bekend zijn de verhalen van mensen die steun vroegen voor het bekomen van zaken als een studiebeurs voor de kinderen of een sociale woning.

In feite deed de aangesproken politicus niet meer dan de betrokken diensten te vragen om dossier X wat vooruit te schuiven en hem (zelden ‘haar’) de beslissing – die reglementair werd genomen op basis van de geldende criteria – te melden voor de betrokken burger dat vernam, zodat hij die burger kon mededelen: “Dankzij mijn tussenkomst mag u weldra de goedkeuring van uw aanvraag verwachten”.

Er was echter ook heel reële inmenging. De naoorlogse chaotische en oerlelijke ruimtelijke ordening van Vlaanderen hebben we grotendeels te danken aan CVP-burgemeesters en parlementsleden die ontelbare bouwovertredingen voor woningen en afwijkingen van de regels voor ruimtelijke ordening voor bevriende bedrijven doorduwden – wat in CVP-jargon ‘regulariseren’ heette.

Acht jaar oppositie (1999-2007) was niet lang genoeg om het altijd-aan-de-macht-DNA van de partij en zijn politici te veranderen. In 2007 werd Kris Peeters acht jaar lang minister-president van de Vlaamse regering. Het tij leek na acht jaar oppositie gekeerd.

Niets was minder waar. Ondanks een gunstige mediaperceptie (en goede peilingen) scoorde de partij niet. In 2014 moest CD&V voor het eerst in haar bestaan een regeringsdeelname aanvaarden op federaal en Vlaams niveau zonder de eerste viool te spelen.

N-VA, CVP zonder C

Bovendien moest de partij de teugels voortaan delen met de N-VA, een partij die nog conservatiever was dan zijzelf. Eenzelfde probleem ondervond de VLD, die tot haar eigen verbazing moest vaststellen dat ze niet langer de enige liberale partij was in Vlaanderen, bovendien een partij naast zich kreeg die nog liberaler was (is) dan zijzelf – ook weer de N-VA.

De N-VA heeft sindsdien de plaats van de CD&V ingenomen in het Vlaamse politieke landschap. Met weglating van het christelijke imago is de partij immers een kopie van alle beleidspraktijken die de CD&V altijd gekenmerkt heeft: een enorm verschil tussen electorale beloftes en effectieve beleidskeuzes en een overijverige benoemingsdrift van gelijkgestemde zielen in het overheidsapparaat, waarbij zelfs de schijn van onpartijdigheid niet wordt opgehouden.

Waar de N-VA echter vooral het verschil maakt is dat deze partij geen syndicale vleugel heeft. De CD&V haalde in zijn geschiedenis altijd veel electoraal voordeel aan zijn band met de christelijke organisatie ACW (vandaag Beweging.net) en de christelijke vakbond ACV.

Kracht wordt zwakte

Dat was doorheen de Belgische geschiedenis ook altijd dé kracht van de partij. Met zijn centrumprogramma kon de partij zonder al te veel problemen kiezen tussen links of rechts voor een nieuwe regeringscoalitie. Politieke vaagheid was daarvoor essentieel. Zowel een arbeidersvleugel als een ondernemersvleugel in één partij liet ook niet anders toe.

Net die historische kracht is nu de cruciale zwakte van de partij. Het is niet zomaar een ijle vraag: “Waar staat de CD&V eigenlijk voor?” De arbeidersflank is de voorbije jaren zienderogen aan het wegsmelten, deze kiezers zijn grotendeels vertrokken naar Groen, Vooruit en meer recent naar de PVDA, terwijl de bedrijfsvleugel de rest van de partij zowat heeft overgenomen.

Ooit kon de partij nog geloven dat de bedrijfswereld ideologisch aan haar kant stond – en dat was deels ook wel zo – maar bedrijven kiezen als het er echt op aankomt eieren voor hun geld en de mand met eieren ligt voor het ogenblik bij die andere conservatieve partij, ze werd hierboven al vernoemd.

Het einde van de tunnel is niet in zicht

De CD&V heeft sinds 2007 volop meegewerkt aan de afbraak van de sociale welvaartsstaat, de zorgsector, het openbaar vervoer, het onderwijs, sinds 2014 niet langer als eerste viool maar toch.

Men mag echter niet vergeten dat de neoliberale aanval op de welvaartsstaat werd gestart door de regeringen van CVP-politici Wilfried Martens (met een kort intermezzo onder Mark Eyskens) en Jean-Luc Dehaene.

Wilfried Martens (1936-2013). Foto: Rob Kroes for Anefo/Public Domain

Van 1979 tot 1999, twintig jaar lang, was de CVP de leidende partij van het neoliberale beleid dat de hele EU teisterde. In 1981 sprak Wilfried Martens de gevleugelde woorden “Het einde van de tunnel is in zicht”.

Eén besparingsregering zou voldoende zijn om het overheidsbudget “op orde te krijgen”. We zijn dertig jaar verder en het lichtpuntje aan het einde van de tunnel is niet eens meer zichtbaar.

Wie er de meest recente teksten van de CD&V op naleest zal desalniettemin heel wat redelijk progressieve en sociale punten terugvinden. Hoe geloofwaardig dat programma is blijkt uit dertig jaar beleidspraktijk.

Zorg, sector par excellence van de christen-democraten

De zorgsector is altijd de core-business geweest van de Vlaamse christen-democratie. Solidariteit met je naasten is de meest universele waarde op aarde. In het Belgische politieke landschap slaagde de CVP er altijd in dit als een exclusief christelijke waarde in de toonbank te zetten.

Hoe de zorgsector de voorbije dertig jaar werd behandeld verbleekt echter bij wat Vlaams minister Wouter Beke heeft gepresteerd de laatste drie jaar. Een burger vertelt haar ervaring op Facebook met de harde aanpak van de minister van het zorgbudget:

  • De criteria voor het zorgbudget van zwaar zorgbehoevende mensen werd serieus verhoogd, waardoor naar schatting 30 tot 50 procent van de rechthebbenden hun zorgbudget van 130 € per maand zou verliezen. Na zware aanhoudende kritiek van het maatschappelijk middenveld trok Beke zijn beslissing in. Wie ondertussen zijn zorgbudget verloor kreeg het echter niet zomaar terug. Pas op 1 april 2022 liet Beke weten dan toch hun budget terug te zullen gunnen.
  • In volle coronacrisis stuurde hij controle-orgaan Mediwe op pad om zorgbehoevenden meer intensief te evalueren. Hij liet dit bovendien doen door inspecteurs die nog niet gevaccineerd waren en die daardoor zichzelf én zorgbehoevenden in gevaar brachten.
  • Beke liet voorafgaand aan de intensieve inspecties weten dat de norm voor intrekking van het zorgbudget 15 procent van alle geïnspecteerde gevallen hoorde te bedragen, waarmee de minister duidelijk maakte dat het niet om een maatregel ging om de zorg te verbeteren maar om een besparingsmaatregel.

Beke deed nog meer. Hij reed een rampzalig parcours in de woonzorgcentra door te lang te talmen met concrete maatregelen tijdens de eerste coronagolf, door veel te laat adequate beschermingskledij te leveren aan het zorgpersoneel en door het ontbreken van noodplannen.

Ook zijn beleid voor contactopsporing liep compleet fout en Beke stelde zich tevreden met een oppervlakkig onderzoek naar fraude door de privé-bedrijven die belast werden met de contactopsporing.

Zijn wanbeleid was het meest schrijnend in de sector van de kinderopvang, wat culmineerde in het overlijden van een baby in een crèche, waarover al meerdere ernstige klachten onbehandeld waren gebleven.

Deze crèche bleek niet eens op de zwarte lijst de staan die Beke een jaar eerder liet opstellen door Kind en Gezin. Een parlementaire onderzoekscommissie naar de wantoestanden in de sector werd in maart 2022 beslist maar moet nog beginnen.

Op 12 mei nam minister Beke uiteindelijk ontslag, in de nasleep van het ontslag van Coens. Dat deed hij op een voor de CD&V-CVP typerende manier, door te wijzen op zijn “vele verdiensten”.

Een ‘gewone jongen’? Eerder ‘een gewone CVP-er’

Zijn bevoegdheden worden overgenomen door West-Vlaamse collega Hilde Crevits, een politica die met Kris Peeters gemeen heeft dat ze een zeer stevige mediaperceptie weet te creëren, die niet door degelijk beleid wordt bevestigd.

Haar vorige bevoegdheden worden voortaan ingevuld door Limburger Jo Brouns. Deze politicus profileert zich als een ‘gewone jongen’. In het unieke CD&V-universum klopt dat zeker: hij is burgemeester van de Limburgse gemeente Kinrooi, zoon van voormalige burgemeester en volksvertegenwoordiger Hubert Brouns en hij was kabinetsmedewerker van federaal minister van justitie Jo Vandeurzen,  federaal minister van Ambtenarenzaken Steven Vanackere en opnieuw van Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen. Daarna werd hij Vlaams volksvertegenwoordiger.

Een van zijn politieke voorgangers was Koen Geens, voormalig federaal minister van financiën en van justitie. Die noemde zich liever ‘gene gewone’. Geens is zowat de mal van de gemiddelde typische CD&V-politicus, die zich nooit op een engagerende of duidelijke uitspraak laat verrassen. Het zijn slechts enkele voorbeelden van de manier waarop de christen-democratie zichzelf in de vernieling reed en aan het rijden is.

Het stopt echter niet. Door de media reeds gekroond tot ideale opvolger is nu Sammy Mahdi, tegenkandidaat van Joachim Coens in 2019. Die heeft zich al geprofileerd als zeer ambitieus politicus met zijn mandaat van federaal staatssecretaris voor asiel en migratie en een beleid dat copy-paste is van N-VA-voorganger Theo Francken.

Of hij er in zal slagen de CD&V in het reeds druk bezette rechtse spectrum te plaatsen en terug aan betere resultaten kan helpen, moet nog worden afgewacht… Wat hij met de restanten van de christelijke arbeidersvleugel van de partij gaat doen wordt eveneens spannend. Hij staat immers niet bekend voor een vakbondsvriendelijke maatschappelijke visie.

Zonder twijfel zal hij zijn jeugdig profiel en een actieve aanwezigheid op de sociale media inzetten. Een ander jong partijvoorzitter doet het hem al voor. Of dit gaat lukken zullen we binnen twee jaar weten.

Met 15 procent van de stemmen behaalden de christen-democraten in 2019 al hun historisch laagste resultaat. Als de peilingen blijven hangen op 7 procent en de partij behaalt dan toch pakweg 11 procent, net boven die magische tien procent, kan de partijvoorzitter dit claimen als een ‘overwinning’…

Het wordt bang aftellen voor de CD&V tot 2024.

 

Notes:

1  Dat het anders kan bewijzen onze noorderburen. In Nederland zijn partijvoorzitters achtergrondfiguren, de focus ligt er op de voorzitters van de parlementaire fracties (maar niet in dezelfde mate als hier op de partijvoorzitters.) Democratisch gezien is de Nederlandse praktijk veel gezonder. Partijvoorzitters hebben slechts een mandaat van hun partij, volksvertegenwoordigers zijn verkozenen van het volk.

2  Partijvoorzitsters blijven dun gezaaid in het Belgische politieke landschap.

3  Er bestonden nog geen regionale parlementen en regeringen.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.