De beperking tot twee jaar van de werkloosheidsuitkering in Vlaanderen, die op 1 januari 2026 ingaat, stuit op steeds meer bezwaren. Miranda Ulens (ABVV) slaat alarm: “Dit is lachen met de mensen. De regering blijft potdoof voor het feit dat dreigen met een deadline mensen niet automatisch aan een baan helpt”.
De Brusselse en Waalse diensten voor arbeidsbemiddeling sloegen reeds alarm over de onhaalbare timing. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) blijkt zelf evenmin voorbereid te zijn op deze ingrijpende maatregel.
Vanaf 1 juli 2025, dus over een kleine maand, staat de VDAB voor de immense taak om bijna 30.000 Vlaamse werkzoekenden te begeleiden naar een nieuwe baan, om te voorkomen dat zij hun uitkering verliezen. Duidelijke richtlijnen om deze opdracht te realiseren ontbreken echter nog steeds.
Een cruciaal element uit het federaal regeerakkoord is het zogenaamde ‘ultieme jobaanbod’. Werkzoekenden moeten dat volgens de nieuwe wet aangeboden krijgen op het einde van hun twee jaar voor het ontvangen van werkloosheidsvergoeding.
De VDAB kan momenteel geen enkele garantie geven dat deze ‘vacatures van de laatste kans’ daadwerkelijk zullen worden aangeboden. Het meest concrete initiatief dat de VDAB tot nu kon voorleggen aan de sociale partners is het verstrekken van een ticket voor een jobbeurs aan de werklozen die hun uitkering dreigen te verliezen.
Miranda Ulens, algemeen secretaris van het Vlaams ABVV, veroordeelt deze aanpak scherp als “lachen met de mensen”. Zij stelt dat een ticket voor een jobbeurs geenszins kan worden beschouwd als het aanbod van een passende job en waarschuwt dat de VDAB afstevent op schuldig verzuim van haar maatschappelijke opdracht, indien deze beleidskeuze onveranderd wordt uitgevoerd.
De politieke redenering achter de beperking tot twee jaar van de werkloosheidsuitkering is gebaseerd op de hypothese dat er voldoende gepaste vacatures zijn. Werkzoekenden die na twee jaar een ‘ultiem aanbod’ weigeren, zouden dan hun uitkering ‘terecht’ verliezen.
Nu de uitvoering van deze beleidskeuze nadert, blijkt dat niemand kan garanderen dat dit cruciale ‘ultieme aanbod’ daadwerkelijk beschikbaar zal zijn. Dit is opmerkelijk omdat de federale overheid extra middelen heeft voorzien voor de sociale economie en voor het aanzienlijke aantal openstaande vacatures.
De kern van het probleem ligt in de enorme kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een factor die zwaarder weegt dan de vermeende motivatieproblemen van werkzoekenden.
Achter de groep werkzoekenden die nu het doelwit vormen van deze maatregel, gaan vaak complexe problematieken schuil, zoals laag opleidingsniveau, gebrek aan betaalbare kinderopvang, beperkte mobiliteit, handicap, discriminatie op de arbeidsmarkt, tekort aan aangepaste jobs en slechte arbeidsomstandigheden. Dergelijke structurele problemen los je niet op met sancties.
Miranda Ulens benadrukt dat de regering potdoof blijft voor het fundamentele feit dat dreigen met een deadline mensen niet automatisch aan een baan helpt.
Volgens haar moet de primaire rol van de VDAB bestaan uit begeleiding, ondersteuning en in overeenstemming brengen van werkzoekenden met voor hen passende banen. Hen alleen maar informeren over het naderende einde van hun werkloosheidsuitkering laat hen in werkelijkheid aan hun lot over.
Naast het ontbreken van de garantie op een ‘ultieme jobaanbod’ is er tevens aanzienlijke onduidelijkheid over de manier waarop deze informatie aan werkzoekenden zal worden bezorgd.
Bovendien wordt deze nieuwe wet zeer onzeker voor werkzoekenden die reeds een traject naar werk of langdurige opleidingen in knelpuntberoepen volgen. Het is nog steeds niet duidelijk of zij deze opleidingen in 2026 kunnen voltooien mét behoud van uitkering.
Dezelfde onzekerheid treft ook alle werkzoekenden die deelnemen aan stages of maatregelen voor het verwerven van werkervaring, zoals de Individuele Beroepsopleiding (IBO). Wat met werkzoekenden die leren op de werkvloer, eveneens opleidingen die langer duren dan de toekomstige uitkeringsperiode.
Dit benadeelt bovendien niet alleen werkzoekenden die reeds een engagement hebben bij een werkgever als de betrokken bedrijven die hen willen aanwerven.
Het ABVV besluit dat een grondige herziening nodig is van het volledige Vlaamse arbeidsmarktbeleid omwille van de negatieve impact van deze tijdsbeperking van de werkloosheidsuitkeringen.
Zonder een dergelijke herziening zullen de problemen op de arbeidsmarkt alleen maar toenemen en mogelijk zelfs leiden tot met een daling van de deelname aan opleidingen, tot het leeglopen van de maatregelen voor werkervaring. Hier heeft uiteindelijk niemand iets aan.