Wenen toont dat openbare sociale huisvesting zeer goed werkt

Erdbergstrassa 140, Wenen. Foto: Peter Haas/CC BY-SA 3:0

FacebooktwitterFacebooktwitter

Een progressieve denktank in de VS maakte een studie van het sociale woningbeleid in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen. België heeft nog een traditie van sociale woningbouw en verhuur, maar die wordt door de huidige (en vorige) regionale regeringen jaar na jaar uitgehold. Progressieve krachten doen er goed aan het Weense model te bestuderen en er de bewezen voordelen van over te nemen.

De progressieve denktank Climate and Community Institute (CCI) publiceerde het rapport Green Social Housing: Lessons from Vienna over zijn uitgebreid onderzoek van de geschiedenis, de sociaal-politieke context en de verwezenlijkingen van het Weense model van sociale woningbouw Gemeindebau, dat reeds een eeuw standhoudt.

Volgens CCI-oprichter en professor sociologie Daniel Aldana Cohen is “Wenen de wereldhoofdstad van sociale woonbouw. Wenen wordt regelmatig gerangschikt als de ‘meest leefbare stad op aarde’. De resultaten liegen er niet om. Wenen heeft de laagste huurprijzen van heet West-Europa. Huren is er drie maal goedkoper dan in Londen.

Magisch fantasieland Wenen

In de VS wordt elk pleidooi voor betere sociale voorzieningen of grootschalige publieke programma’s echter nog steeds weggewuifd als naïef of onhaalbaar. Tegenstanders reduceren dergelijke voorstellen graag tot “gratis pony’s” of “magisch fantasieland”.

Baumgartenstrasse 25-33, Wenen. Foto: Haefert/CC BY-SA 3:0

Wat daarbij genegeerd wordt, is dat elders in de wereld, zoals dus in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen, succesvolle modellen bestaan die bewijzen dat structurele sociale investeringen zeer goede resultaten opleveren.

Het Weense systeem van de Gemeindebau voorziet honderdduizenden inwoners van kwalitatieve en betaalbare sociale huurwoningen. Jaarlijks komen er 5.000 nieuwe wooneenheden bij.

Dit succes heeft zijn historische wortels in het ‘Rode Wenen’ tijdens het interbellum van de jaren 1919–1934. Het linkse stadsbestuur toen financierde met progressieve belastingen de bouw van 64.000 woningen en maakte zo een einde aan een diepe wooncrisis met sloppenwijken en onleefbare panden.

Rabenhof, Wenen. Foto: Flickr/Philipp Oberhaidinger

Woningbeleid op twee peilers

Het sociale woningbouw-systeem in Wenen combineert twee pijlers: volledig gemeentelijke huisvesting en zogenoemde limited-profit-projecten. Beide pijlers samen beslaan ongeveer 40 procent van het totale woningaanbod van de stad.

Panoramisch zicht op het Karl Marx Hof, Wenen. Foto: Kasa Fue/CC BY-SA 4:0

Deze mix zorgt ervoor dat zowel de meest kwetsbaren (migranten, werkende armen) als middeninkomens goed gehuisvest zijn. Cruciaal daarbij is dat de ‘winsten’ van het limited-profit-segment verplicht worden belegd in de innovatie van woningen, in plaats van in privé-verrijking.

Innovatie, duurzaamheid en kwaliteit ontstaan er juist door strenge regulering onder openbare regie. Dit is een radicale tegenstelling met het heersende idee in de VS dat enkel deregulering vernieuwing kan voortbrengen.

In de VS gebeurt daarentegen het omgekeerde. Het Faircloth Amendment van 1998 (op de Housing Act van 1937) zette een maximumcijfer op het aantal wooneenheden die door het VS-departement voor woningen en stedelijke ontwikkeling mogen worden gefinancierd. Dat aantal werd bevroren op het niveau van 1 oktober 1999 en is sindsdien niet meer veranderd.

Elke nacht slapen bijna 800.000 mensen op straat in het rijkste land ter wereld (Los Angeles). Foto: thegardenoutreachproject.org

Zo werd een verdere uitbreiding van openbare huisvesting onmogelijk gemaakt, een geschenk voor de privé immobiliënsector. Sindsdien stapelen de crisissen zich op van onbetaalbare huurprijzen, neemt dakloosheid en armoede toe, ook omdat de nog bestaande openbare huisvesting stelselmatig wordt verwaarloosd en gestigmatiseerd.

Het idee dat sociale woningen er enkel voor ‘armen’ of ‘migranten’ zouden zijn, blijft een hardnekkig en schadelijk stereotype dat door de media en de gefortuneerde Amerikanen wordt aangedreven.

Toch is verandering mogelijk. Voorstellen als de Green New Deal for Housing van Alexandria Ocasio-Cortez en Bernie Sanders bieden een alternatief: grootschalige renovatie en uitbreiding van sociale woningen, gekoppeld aan de investering in klimaattechnologie en in werkgelegenheid voor de bouw.

Het neoliberale verzet van politiek en media is radicaal. Net als in Oostenrijk wordt elke vorm van sociale huisvesting door rechts-populistische politici weggezet als ‘woningen voor illegale asielzoekers’. Het wetsvoorstel van Ocasio-Cortez en Sanders maakt in die context geen enkele kans op een meerderheid in het federale Congres.

Meer dan stenen en cijfers

De Weense ervaring toont echter dat sociale huisvesting wel méér is dan stenen en cijfers. Het is een tastbare vorm van solidariteit die ongelijkheid terugdringt, betaalbaarheid van wonen voor iedereen waarborgt en hoop biedt in tijden van crisis.

21 procent van alle wooneenheden (huizen, appartementen) is volledig eigendom van het stadsbestuur die autonoom zorgt voor het beheer. Eveneens 21 procent van de woningmarkt wordt door de privésector gefinancierd, die er onder nauwkeurig bepaalde voorwaarden ruime subsidies voor krijgt, de zogenaamde limited-profit projecten.

Winsten worden gegarandeerd, maar excessieve winsten worden tegengehouden. De huurprijzen van de gemengd sociaal-privéwoningen zijn duurder dan de sociale woningen van de overheid, maar nog altijd gemiddeld 27 procent lager dan die in de privésector. De privésector beheert weer de overige 58 procent van de woningmarkt.

Immigranten en mensen met lage inkomens kunnen terecht bij het stadsbestuur, wat sloppenvorming voorkomt. In de VS gebeurt dus het omgekeerde. Uit onderzoek van de American Journal of Sociology blijkt dat huiseigenaars in verhouding tot de waarde van hun eigendommen, veel meer huur aanrekenen dan voor betere woningen.

Per vierkante meter bewoonbare oppervlakte betalen arme Amerikanen meer dan hun welvarende landgenoten. De winsten voor huisjesmelkers van deze halve krotten zijn enorm. Er zijn geen investerings- of onderhoudskosten. Sloppenwijken zijn in de VS “prime moneymakers”. Huurprijzen zijn in de getto’s in feite onbetaalbaar en houden de arme bewoners vast in een carcan van eeuwige schuldenlast.

De reden waarom een sociaal woningbeleid zoals in Wenen onmogelijk is in de VS (en in vele andere landen met een neoliberale economie), is niet alleen maar financieel. Het is een ideologisch probleem.

Krottenwijken en bittere armoede zijn geen gevolgen van individueel falen. Het is de logische consequentie van een systeem dat megawinsten voor een kleine minderheid garandeert. Steenrijke immobiliën-tyconen hoeven niet overtuigd te worden dat het Weense model beter zou zijn voor de bevolking. Ze zijn ertegen omdat het hun megawinsten en fortuinen herverdeelt naar een groot deel van de bevolking en dat willen ze niet.

Het Weense model is niet perfect. Er is nog altijd racisme en discriminatie van migranten en marginale bevolkingsgroepen, maar het globale resultaat is nog altijd veel beter dan wat de beelden van verkrotte stadswijken in de VS – het rijkste land ter wereld – ons tonen.

België heeft nog een traditie van sociale woningbouw en verhuur, maar die wordt door de huidige (en vorige) regionale regeringen jaar na jaar verder uitgehold. Progressieve krachten doen er goed aan het Weense model te bestuderen en er de bewezen voordelen van over te nemen.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.