Vandaag is het precies een maand geleden dat Rana Plaza in Bangladesh in elkaar stortte en daarbij 1127 mensen omkwamen, en zes maanden geleden dat de Tazreenfabriek in vlammen opging, met 112 slachtoffers. Een aantal kledingmerken hebben sindsdien een veiligheidsakkoord getekend. Er zijn nog steeds veel achterblijvers. De slachtoffers van Tazreen en Rana Plaza hebben bovendien nog steeds geen degelijke compensatie ontvangen.
Schadevergoeding voor slachtoffers laat op zich wachten
Op 24 november 2012 kwamen 112 mensen om in een brand van de Tazreenfabriek wegens ontbrekende nooduitgangen en slechte brandveiligheid. Slechts vijf maanden later op 24 april 2013, verloren 1127 mensen hun leven toen het acht verdiepingen tellende Rana Plaza gebouw dat vijf fabrieken huisvestte, instortte. De ramp in Rana Plaza bracht een eerder ontwikkeld akkoord rond brand en gebouwveiligheid in een stroomversnelling. Een 40tal merken hebben dit ondertussen ondertekend.
Na vroegere brand- en veiligheidsongevallen in Bangladesh werd een vaste formule ontwikkeld door de betrokken partijen. De compensatie die nodig is voor de Rana Plaza slachtoffers en nabestaanden is berekend op 54 miljoen euro. Dit omvat een morele schadevergoeding, medische kosten en het langetermijn inkomensverlies. De compensatie voor Tazreen is berekend op 4,4 miljoen euro. Naast de overheid, de werkgeverskoepel in Bangladesh (BGMEA) en de werkgevers zelf wordt er van de merken verwacht dat zij bijdragen in dit fonds.
Amirul Haque Amin van het National Garment Workers Federation zegt: “Wij zijn blij met de Akkoord over Brand- en Gebouwveiligheid in Bangladesh, maar merken moeten nog een vergoeding betalen aan de werknemers van Tazreen en Rana Plaza en de families van de overledenen. Alle merken die inkochten in die fabrieken delen de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de volledige schadevergoeding wordt betaald. Het is onaanvaardbaar dat bedrijven als Walmart zich verschuilen achter onderaannemers of data van geplaatste orders. De gebouwen waren onveilig lang voordat de rampen gebeurden.”
Schone Kleren Campagne
De Schone Kleren Campagne roept de merken die produceerden in Rana Plaza en Tazreen op om:
- directe hulp en een volledige en eerlijke vergoeding aan de gewonde werknemers en families van de overledenen effectief te betalen, zoals berekend door de vakbonden;
- de Bengaalse vakbonden die de slachtoffers vertegenwoordigen, en IndustriALL, de wereldwijde federatie van textielvakbonden vertegenwoordigt, hierbij te betrekken om ervoor te zorgen dat alle betalingen transparant worden uitgevoerd.
Tot nu toe heeft geen enkel merk hun volledig deel van deze compensatie betaald. Alleen Primark heeft aangekondigd dat zij op lange termijn compensatie zullen betalen aan de slachtoffers van Rana Plaza. Ze zullen dit doen in samenspraak met de Bengaalse vakbonden en in lijn met eerdere compensatieregelingen naar aanleiding van eerdere branden in Bangladesh. Mango en Benetton hebben toegezegd een bedrag uit te betalen voor de Rana Plaza slachtoffers, maar laten nog in het midden hoe ze dat willen gaan doen.
“De kledingsmerken zien de rampen zoals Rana Plaza uitsluitend als een imagoprobleem, niet als een zaak van elementaire sociale verantwoordelijkheid”
Eenzijdige initiatieven ondermijnen het instellen van een transparant mechanisme voor een eerlijke en volledige compensatie. Disney en Dickies, afnemers van kledij uit Tazreen weigeren tot nu toe elke vorm van compensatie te betalen.
Veel beloftes, geen concrete stappen
Als de ervaring uit het recente verleden enige leidraad kan geven, ziet het er voorlopig niet goed uit voor de slachtoffers, hun nabestaanden en de gewonde overlevenden. Vorige rampen hebben nog steeds niet tot concrete acties geleid. Compensaties werden tot nog toe amper of helemaal niet uitbetaald. Het blijft allemaal bij vrome intenties.
Daaruit kan slechts één besluit genomen worden: de kledingsmerken zien de rampen – en dan vooral de catastrofe van Rana Plaza – vooral, eigenlijk uitsluitend als een imagoprobleem, niet als een zaak van elementaire sociale verantwoordelijkheid.
Het ondertekenen van akkoorden voor compensatie van slachtoffers en voor veiligheidsgaranties in de fabrieken zijn een belangrijke eerste stap maar op zich compleet onvoldoende. De grote kledingmerken moeten dus verder onder druk worden gezet tot zij de effectieve bewijzen leveren van de concrete uitvoering van deze akkoorden.
De waan van de dag blijft primeren
Gevreesd mag worden dat de aandacht van de media voor dit sociaal misdadig gedrag stilaan terug zal verwateren tot het oppervlakkig niveau van de maanden en jaren voor de ramp van Rana Plaza. Uiteindelijk gaat dit niet over kleine correcties in de marge – zoals de nu voorgestelde akkoorden – maar over een fundamenteel debat.
“Hoelang aanvaarden we nog dat grote bedrijven dergelijke vormen van 19de eeuwse sociale uitbuiting gebruiken om hun winstmarges met enkele tiendes van procenten te vergroten?”
Bovendien wordt de verantwoordelijkheid in de media te nadrukkelijk op het individuele consumentengedrag gelegd. Recente acties die de consument vragen of hij bereid is enkele eurocenten meer te betalen voor zijn/haar favoriete merk, gaan voorbij aan de echte vraag: Hoelang aanvaarden we nog dat grote bedrijven dergelijke vormen van 19de eeuwse sociale uitbuiting gebruiken om hun winstmarges met enkele tiendes van procenten te vergroten?