Cineast Thierry Michel over Congo, Katanga en België

Moïse Katumbi, gouverneur van de Congolese provincie Katanga

Moïse Katumbi, gouverneur van de Congolese provincie Katanga (foto www.clapnoir.org)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Thierry Michel, auteur van meerdere documentaires over Congo, vertelt over filmen in Congo en hoe Congolese en Belgische machthebbers daar mee omgaan. Verbannen door Mobutu, binnengehaald door Laurent Kabila en zijn zoon, de huidige president Joseph Kabila. Nu opnieuw verguisd en vervolgd in Congo én in België. Waarom?

Inleiding voor wie niet vertrouwd is met de geschiedenis van en de huidige situatie in Congo.

De Belgische kolonie Congo werd onafhankelijk in 1960. De eerste democratisch verkozen leider van Congo, Patrice Lumumba, werd vermoord in 1961 omdat hij zich niet schikte naar de eisen van de Belgische en andere buitenlandse economische machten. Hij was van mening dat zijn regering de belangen van zijn bevolking diende te behartigen, niet die van buitenlandse multinationals. De door hem benoemde stafchef van het leger Joseph Désiré Mobutu pleegde met Belgische en Amerikaanse steun een staatsgreep in 1962 en werd uiteindelijk zelf president in 1965, wat hij bleef tot zijn vlucht in 1997.

Congo is naar Belgisch model ingedeeld in 11 provincies (waaronder het hoofstedelijk district Kinshasa). Het zijn echter enorme territoria. De provincie Katanga bijvoorbeeld is zo groot als Spanje. De kleinste provincie Bas-Congo is nog altijd 1,5 maal zo groot als België. Katanga is zondermeer de belangrijkste provincie omdat het leeuwendeel van de bodemrijkdommen (goud, uranium, steenkool, ijzer, bauxiet, koper …) er zich bevindt. Provinciegouverneurs hebben er veel meer macht dan hier.

De provincie Katanga heeft altijd afscheidingstendenzen gekend. Kort na de onafhankelijkheid van Congo scheidde de provincie zich ook daadwerkelijk af. Drie jaar later werd het terug onder centraal gezag geplaatst. Tot vandaag beschouwt de provincie zich als de ‘betere’, de ‘andere’ in het immense en etnisch zeer diverse Congo.

De voormalige Belgische kolonie Congo is daarmee zowat het meest geplunderde, uitgezogen en geterroriseerde land ter wereld van de laatste honderd jaar. Op de rooftochten van Arabische slavendrijvers volgde de gruwel van Leopold II die de bevolking terroriseerde om ze te dwingen in de rubberplantages (de ‘petroleum’ van die tijd) te gaan werken. Daarna volgde de permanente vernedering van het koloniale Belgische bestuur, waar de kerk de opdracht op zich nam de bevolking net genoeg op te leiden om ondergeschikte taken uit te voeren (les évolués).

De onafhankelijkheid bracht vervolgens de verschrikking van een dictatuur van eigen bodem, gefinancierd door Belgische, Franse en Amerikaanse regeringen, door het IMF en de Wereldbank, tot Mobutu zijn nuttige versheidsdatum had overschreden. De chaos waarin hij zijn land achterliet, de compleet vernietigde infrastructuur, liet het terrein vrij voor etnische oorlogen, geleid door warlords die hun strijd financieren met de verkoop van ruwe grondstoffen aan westerse bedrijven (zoals het coltran in onze gsm).

Alles is er kapot. De Congolese bevolking heeft nooit een overheid gekend die het algemeen belang diende. Toch verwacht men van hen dat ze zomaar één-twee-drie gaan meedraaien als eender welk ander land, alsof die geschiedenis er niet toe zou doen. Ondertussen boeren de buitenlandse bedrijven er als nooit tevoren. Ook nu weer steunen zij die leiders die hun belangen dienen. Tot vandaag kent Congo dus maar één constante: uitbuiting, bittere armoede, repressie, oorlog, plunderingen,verkrachtingen. Dit is een getraumatiseerde bevolking die elke strohalm om te overleven vastgrijpt.


Congo blijft de Belgen fascineren. België blijft het ook moeiijk hebben om zijn koloniale erfenis te verwerken, laat staan te aanvaarden. Nuchtere analyses over dit immense land zijn de uitzondering. Even niet opletten en vrienden worden vijanden of omgekeerd. Thierry Michel, Franstalig filmregisseur, maakt het ook nu weer mee. Met zijn laatste film over Moïse Katumbi, de huidige gouverneur van de Congolese provincie Katanga, heeft hij opnieuw een degelijke documentaire gemaakt. Omdat de belangen ondertussen verschoven zijn, vinden sommigen echter dat hij foutief bezig is. Wat is er gaande? DeWereldMorgen.be had een gesprek met hem.

Van waar komt jouw keuze om documentaires, vooral ‘geëngageerde’ documentaires, te maken?

“In werkelijkheid heb ik heel wat meer gedaan dan dat. Er is trouwens net een documentaire verschenen over mijn carrière als cineast van een jonge Begisch-Spaanse regisseur, José-Luis Penafuerte, ‘L’Homme de Sable’ (De man van zand), die net zijn première had in het Paleis voor Schone Kunsten.”

“Ik heb ook twee langspeelfilms gedraaid, L’hiver ‘60 (1985), met o.a. de Franse acteur Philippe Léotard, waarin ook een kleine rol voor de Vlaamse cineast Robbe De Hert, over hoe mensen de grote stakingen van 1960 beleefden. Mijn tweede film Issue de Secours (1988) is een fictief verhaal over een jonge Belg die na de zelfmoord van zijn vriendin door Marokko zwerft op zoek naar antwoorden.”

“Ik heb wel vooral documentaires gedraaid. Ik hou niet zo van de term ‘geëngageerd’. Ze zijn wel gemaakt vanuit mijn sociale levenservaring. Vooral de sociale strijd van de werkende Belgen heb ik gevolgd, meestal in Wallonië, ondermeer in mijn geboortestreek rond Charleroi. Ik heb na mijn langspeelfims jaren in het buitenland gewerkt. Zo draaide ik Gosses de Rio (1990) in Brazilië. Daarna heb ik de wereld rondgezworven door o.a. Rusland, Iran en zowat overal in Afrika.”

“Het toeval wilde dat ik in 1991 in Congo ging filmen over Mobutu (president van Zaïre, 1965-1997). Officieel kwam er toen een einde aan zijn laatste mogelijke mandaat op 4 december 1991 maar hij is toen gewoon aan de macht gebleven. Ik heb hem vanaf dan gevolgd tot aan zijn val in 1997. De meest bekende van mijn documentaires is Mobutu, roi du Zaïre (1999). Zo ben ik gepassioneerd geraakt door Congo.”

“Ik heb daarna o.a. Katanga Business (2009) gedraaid (en waarin Moïse Katumbi reeds aan bod komt, nvdr). Wat daar gebeurt, plaats ik in de context van de globalisering en de economische oorlogen tussen de multinationals voor de grondstoffen.”

“Later heb ik de documentaire L’affaire de Chebeya, un crime d’état? (2012) gefilmd vanuit mijn afgrijzen over de moord op Floribert Chebeya (1963-2010), een Congolese mensenrechtenactivist. Ik was zo geschokt over de moord dat ik zonder enige voorbereiding, zonder enig vooruitzicht op financiering ben vertrokken. Ik heb het proces gefilmd. De kijker kan zelf oordelen hoe ernstig dat proces was.”

Hoe ging de politiek met jouw vorige documentaires om? Was er veel respons, kritiek e.d.?

“Mobutu was uiteraard niet bepaald opgetogen over mijn documentaires. Hij heeft dat op een bepaald ogenblik op spectaculaire manier getoond. Zijn ambassade in Brussel stond me een visa toe, maar hij liet me kort na mijn aankomst aanhouden. Hij had me dus bewust laten komen. Ik werd beschuldigd van ‘verdachte activiteiten’ zoals het ‘inwinnen van vertrouwelijke informatie voor een buitenlandse macht’.”

“Dat ging zeer openlijk. Ik werd door de kabinetschef van de minister van informatie ondervraagd, die me letterlijk zei: “Le serpent va te piquer” (De slang zal je bijten), een referentie naar de titel van mijn éérste documentaire over Mobutu, Zaïre, le cycle du serpent (1998) (Congo werd in 1971 door Mobutu omgedoopt tot Zaïre, wat later door Kabila senior terug werd omgezet tot Congo, nvdr). De ‘slang’ in die documentaire was de Zaïrese inlichtingendienst. Ik belandde in de befaamde gevangenis van de staatsveiligheid. Na twee dagen hebben de Belgische, de Amerikaanse en de Franse ambassade mijn uitwijzing kunnen afdwingen. Ik ben onmiddellijk het land uitgezet zonder mijn bagage, zonder mijn filmmateriaal mét een permanent inreisverbod.”

“Drie jaar later moest Mobutu zelf het land uitvluchten op 17 mei 1997. Vijf dagen later stond ik terug op de luchthaven van Kinshasa waar ik door de nieuwe autoriteiten hartelijk werd ontvangen. Vanuit mijn kennis van de aard van het regime van Mobutu, wou ik de nieuwe machthebbers in Congo ook interviewen en filmen. Dat was eerst onder president Laurent Désiré Kabila, vader van de huidige president. Die werd vermoord op 18 januari 2001 en opgevolgd door zijn zoon Joseph, die daarna voor het eerst werd verkozen in 2006 en herverkozen in 2011.”

“De tijden zijn ondertussen veranderd. Tot recent waren mijn films zeer populair in Congo. Op VHS-videoformaat werden ze gekopieerd en verspreid over het land. Zowat overal werden kopies opnieuw gekopieerd, tot in de dorpen werden ze afgespeeld. Bij de bevolking waren ze zeer populair, omdat ze hun geschiedenis vertelden, zoals ze die nog nooit van hun eigen leiders of op school hadden gehoord.”

“Ik filmde in die periode ook mijn Katanga-documentaires. In 2010 ging ik kijken naar de meest flamboyante, charmismatische en populaire persoonlijkheid van het ogenblik, de kandidaat en daarna gouverneur van Katanga Moïse Katumbi. Dat werd begin dit jaar uitgebracht als Moïse Katumbi, Foot, business et politique (2013) (de titel verwijst naar Katumbi als zakenman, politicus en eigenaar van een voetbalclub, nvdr).”

“In 2011 was de verkiezingsfraude in Katanga massief. Er waren plaatsen in Katanga waar Jospeh Kabila 100 procent van de stemmen behaalde.”

“Aanvankelijk waren de politieke reacties zeer positief. België was al zeer kritisch voor het regime van Mobutu, zeker op het einde toen het duidelijk werd dat het met hem gedaan was. Dat neemt niet weg dat ik weinig concrete steun kreeg. Ook mijn films over Katanga werden dus aanvankelijk goed onthaald op politiek niveau.”

“De dingen zijn beginnen te keren toen ik over Chebeya begon te filmen. Toen deze film uitkwam heeft dat een aardschok veroorzaakt in Congo. Ik werd door sociale en mensenrechtenorganisaties in Kinshasa uitgenodigd om de film in te leiden. Ik kreeg onder andere felicitaties van het Carter Center (van voormalig Amerikaans president Jimmy Carter, 1977-1981, nvdr) en van religieuze organisaties. Ik had een uitnodiging van de Belgische én de Franse ambassade in Kinshasa op zak. Ik werd toch aangehouden en het land uitgezet. De film werd verboden.”

“John Numbi, het hoofd van de politie van Congo (die als hoofdverdachte voor de moord op Chebeya werd geschorst maar nog altijd zelf niet berecht werd, alleen een aantal lagere officieren werden tot nu vervolgd, dit proces is het onderwerp van zijn film, nvdr), legde in Luik een klacht neer voor laster en eerroof. Hij vond dat ik zonder zijn toestemming zijn naam niet mocht vernoemen in de film. Hij heeft dat proces verloren.”

“Numbi is niet zomaar de eerste de beste. Hij wordt algemeen beschouwd als de opdrachtgever achter de moord op Chebeya. Zowat iedereen in de Congolese maatschappij is daar van overtuigd. Hij gaat nu zeker een proces tegen mij inzetten in Congo zelf. Als ik dus nu nog naar Congo terugga, riskeer ik zonder meer een aanhouding.”

Was dat nog voor je laatste film over Moïse Katumbi?

“Rond dezelfde periode. Het overgrote deel van het filmmateriaal over Katumbi en over zijn rol in Katanga had ik in de  loop van de vorige zes jaar al opgenomen, tijdens de opnames voor de andere twee Katanga-documentaires. Wat me nog ontbrak qua recent filmmateriaal is me door anderen bezorgd. Ongeveer 90 procent van de film heb ik echter zelf gedraaid.”

“Ik heb deze laatste film dus afgewerkt met dat archiefmateriaal dat ik nog had over Katanga, samen met de beelden die ik van anderen heb gekregen. Een deel is dus gefimd toen hij alleen nog maar zakenman was, kandidaat voor de gouverneursverkiezingen, aangevuld met beelden van toen hij verkozen was en zijn functie van gouverneur uitoefende.”

“Deze nieuwe film begon als een keitje in het water, maar werd uiteindelijk een woeste golf. Een lid van het partijbestuur van de partij van de president noemde het in een privégesprek ‘een politieke tsunami’. De dvd komt hier officieel uit in september (2013), maar verschijnt binnenkort al in de zalen (met Engelstalige ondertitels).”

“Sindsdien word ik zwaar tegengewerkt om de verspreiding van de film te verhinderen. Katumbi heeft ook hier steun gekregen om de film tegen te werken, meer dan je zou durven denken.”

Katumbi heeft wel redenen om niet erg tevreden te zijn. HIj komt in de film over als het prototype van de neo-feodale leider, paternalistisch, populistisch, steenrijk en fier om dat te tonen, die de rijkdom die hij heeft vergaard op de rug van de bevolking nu gul ter beschikking stelt van diezelfde bevolking, in een land waar de mensen compleet gedepolitiseerd zijn, afgescheiden van enige inspraak, enkel bezig te overleven. Zaken zoals onderwijs, gezondheid en infrastructuur die een overheid gewoont hoort te leveren worden door hem steevast voorgesteld als schenkingen van een gulle mecenas.

Ik zie hem in je documentaire o.a. met zelfstandige gouddelvers praten die uit de mijnen worden verjaagd door de grote bedrijven. Hij belooft hun zaak te verdedigen terwijl hij even later toch de contracten van die grote bedrijven goedkeurt. Twee dagen na zijn beloftes laat hij diezelfde betogers aanhouden en gevangennemen.

“Ik vind dat ik een zeer evenwichtig beeld schetst van wat hij doet. Hij is meer aan het woord dan zijn critici. Nog voor de film hier uitkwam had hij al zijn antwoorden op die kritiek klaar in een uitgebreid interview aan Jeune Afrique (ooit een leidinggevend kritisch maandblad in Franstalig Afrika, nu gecommercialiseerd), zes pagina’s, grote cover en publiciteit met affiches, tot hier op de reclameborden aan de Naamse Poort. (Dit interview gaat door in een café aan de Naamse Poort in Brussel, vlak bij de Brusselse wijk Matonge, waar heel wat Congolezen komen winkelen of uitgaan , nvdr.)”

“Ik heb wel goede kritieken gekregen in Le Soir en La Libre Belgique met titels zoals ‘L’ascension des opportunistes’ (de opkomst van de opportunisten). In L’Echo had men het over de ‘democratuur’ van Katanga. Colette Braeckman (bekende Franstalige journaliste die veel over Congo heeft geschreven) was echter zeer negatief. Zij ging niet op de inhoud in. Volgens haar is de film ‘middelmatig’, ‘een enerverende mug’, ‘een partijdige, éénzijdige film’.”

“In de Congolese pers was het hek helemaal van de dam, daar had men het over ‘de leugens van Thierry Michel’, steeds met uitgebreide, ongecontesteerde commentaar van Katumbi zelf. In de Nederlandstalige pers is er denk ik alleen in De Morgen iets over verschenen, een positieve kritiek van VRT-journalist Peter Verlinden.”

In de film interview je ook de jonge journalist Yantumbi Yakumena, die het boek ‘Moïse Katumbi ou l’ambition du pouvoir’ heeft geschreven maar zich nu distantieert van zijn uitspraken in je film.

“Dat is echt onwaarschijnlijk. Het probeem met deze man – dat toont ook de macht van Katumbi – is dat hij helemaal van kant veranderd is. Ik had met hem een interview van meer dan anderhalf uur, waarin hij het volledige systeem van Katumbi uit de doeken deed. Hij heeft dat nu allemaal weerlegd na een onderhoud met Katumbi, dat ginder uitgebreid in de media kwam.”

“Katumbi heeft bij die uitgever ook alle nog niet verkochte exemplaren van dat boek opgekocht. Na zijn onderhoud gaf Yantumbi een uitgebreid interview aan de Congolese media waarin hij volledig afstand neemt van zijn eigen boek, dat hij ‘prematuur’ noemde, en van zijn uitspraken in de film. Meer nog, hij is van plan een nieuw boek te schrijven over ‘de verwezenlijkingen van de gouverneur’.”

“Het is niet de eerste keer dat men mij van leugens beschuldigt. Ook over Chebeya hebben ze beweerd dat ik valse getuigenissen had gefabriceerd. Ze kregen familieleden van een getuige op het proces zover om te verklaren dat hun familielid een valse getuige was. Die werden in de Congolese media opgevoerd. Alles is daar tegenwoordig mogelijk.”

“Men kan nochtans niet beweren dat ik geen evenwichtig of partijdig beeld geef van de realiteit. Zowat 80 procent van de tijd is Katumbi zelf aan het woord in de film. De kritiek richt zich in feite op de overblijvende 20 procent. In die overblijvende tijd laat ik advocaten, mensenrechtenorganisaties, sociale organisaties aan het woord. Dat lijkt me niet bepaald een ‘partijdige’ weergave van de feiten.”

“Onder Kabila senior was er nog enige openlijke kritiek mogelijk. Onder Kabila junior aanvankelijk ook maar dat is stilaan uit de hand gelopen, en is men nu in een situatie beland die nauwelijks nog verschilt van het regime onder Mobutu. Ik sta sinds de film over Chebeya en vooral nu met de laatste film over Katumbi zwaar onder politieke druk ook hier in België. Yantumbi dreigt nu eveneens met een proces hier, net zoals John Numbi had gedaan.”

Heeft Katumbi nog hogere ambities dan het gouverneurschap van Katanga? Hij werd al geciteerd als een mogelijke opvolger van Kabila. Is dat realistisch?

“Ik denk van niet. Hij heeft zich gelanceerd in de politiek vanuit zijn eigen financiële basis en heeft zijn economische activiteiten niet stopgezet als gouverneur. Hij is hier in Katanga weliswaar zeer populair. Kabila heeft echter de grondwet laten wijzigen. Hij kan een gouverneur afzetten, wat voorheen onmogelijk was. Dat hangt nu als een zwaard van Damocles boven het hoofd van alle provinciegouverneurs.”

“Katumbi heeft wel iets dat Mobutu ook had en Kabila junior helemaal niet, dat is charisma. Hij weet goed met gewone mensen te spreken, hij spreekt hun taal, durft ook tussen de bevolking te gaan staan, zelfs bij betogingen. In de film zie je hoe hij naar woedende stakers voor zijn residentie toestapt en hen toespreekt, iets wat weinig politieke leiders in Congo hem nadoen.”

“Er zijn heel wat Belgische politici van overtuigd dat hij de ideale man is om Kabila op te volgen. Waarom? Gewoon, om commerciële, economische redenen. Tegelijk moet ik zeggen dat Belgisch-Katangese zakenmannen me hebben gelukgewenst. Zij zien ook dat er op die manier geen enkele opbouw van een stabiele overheid is, die garant staat voor een klimaat waarin bedrijven kunnen investeren.”

“In Katanga is er nu ook enige politieke reactie. Recent zijn enkele Katangese leden van de nationale senaat in Kinshasa begonnen met het stellen van kritische vragen. Ze eisen dat hij een keuze maakt tussen de politiek en zijn economische activiteiten, tussen het algemeen belang en het eigenbelang. Dat is ook iets dat door de film is in gang gezet.”

“Moïse Katumbi heeft de film kunnen zien ergens begin januari 2013. Enkele dagen later al heeft hij Yantumbi bij hem ontboden, waar die dan zijn spijt betuigde over zijn medewerking aan de film. Een van de andere geïnterviewden in de film liet me kort daarop weten dat hij dreigmails had ontvangen. Ik heb meerdere ambassades in Kinshasa, de Europese Unie en de VN gemobiliseerd en heb contact gehad met de vertegenwoordiger in Lubumbashi (de hoofdstad van Katanga) van MONUSCO, de VN-missie in Congo. Dat was op een donderdag.”

“Nauwelijks drie dagen later werd hij door de gouverneur ontvangen, waarna hij verklaarde geen specifieke bedreigingen te hebben gekregen, dat er eerder sprake is van een of andere gek die hem persoonlijk viseerde, zonder enige politieke agenda. Hij is nu de offciële woordvoerder van de gouverneur.”

Profiteren de buitenlandse multinationals niet van dit systeem, dat hen toelaat de bevolking uit te buiten?

“Wel, dit zal je misschien verrassen maar ik denk van niet, toch niet op de manier die je zou denken. Het is vooral de intermediaire maffia die daar van profiteert. Al die tussenpersonen verdienen enorme bedragen aan hun tussenkomsten ten bate van de grote bedrijven. Buiten de Chinese bedrijven wordt voor het ogenblik ook niet echt geïnvesteerd in Katanga. De Chinezen hebben mineralen nodig en komen overeen met eender welke leiders, wie die ook mogen zijn.”

“Het zijn die ‘traders’ die goed verdienen, zij die de mineralen opkopen en doorverkopen aan multinationals. Heel wat van de grondstoffen in Katanga worden echter doelbewust opgekocht om NIET te ontginnen, als strategische reserve, o.a. om de wereldprijzen hoog te houden.”

“Er is een rapport daarover voor het World Economic Forum van een groep van wijzen onder leiding van Koffi Annan (voormalige VN-secretaris-generaal). In de sector van de mineralen is er 1,35 miljard dollar fiscale ontwijking (ontwijking door middel van het gebruik van wettelijk toegelaten constructies, officieel is er dan geen sprake van fraude, nvdr) alleen al voor vijf mijnen in Congo.”

“Wat zo dus alleen al door die vijf mijnen wordt onttrokken aan Congo is meer dan het totale bedrag van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in Congo. In de film laat ik dat ook zien. Alleen al aan één grensovergang van Katanga met buurland Angola wordt fiscale fraude gepleegd voor een bedrag groter dan het totale budget van de Congolese staat. De diensten van de gouverneur hebben dat zelf bevestigd. In die omstandigheden is het oprichten van een functionerende overheid onmogelijk.”

Wat doet president Kabila daar dan aan? Hij heeft er natuurlijk alle belang bij dat Katanga een deel van Congo blijft.

“Hij laat gewoon begaan. Zijn populariteit in Katanga is slechts een afgeleide van de populariteit van Katumbi. Zolang Katumbi zich niet gaat moeien op nationaal niveau, heeft Katumbi de vrije hand in Katanga. Kabila heeft de stemmen van Katanga broodnodig, want in Kinshasa zelf en in het zuidoosten in het algemeen is hij totaal niet populair.”

Wat brengt de toekomst voor jou, terug naar Congo?

“Neen, dat is uitgesloten. Ik heb officieel nog een residentievisum van vijf jaar, maar dat werd geannuleerd de laatste keer dat ik in Congo was. Onwettig, want voor zo een visum is een gerechtelijke beslissing nodig. Ik heb een nieuw visum aangevraagd, maar mijn paspoort bleef vijf maand lang liggen op de ambassade.”

“Met John Numbi in Congo riskeer ik trouwens ernstige problemen. Heel wat van mijn vrienden hier, zowel Belgische als Congolese, durven voor het ogenblik niet teruggaan naar Congo. Voorlopig ziet het er dus niet naar uit dat ik nog in Congo zal kunnen werken.”

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.