Het leger inzetten tegen eigen bevolking is een onzalig idee

Embleem van de KFOR-troepen in Latijnse en Cyrillische letters

Embleem van de KFOR-troepen in Latijnse en Cyrillische letters (foto KFOR)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Het idee om het leger in te schakelen voor de binnenlandse veiligheid wordt door de federale regering Michel I in de praktijk gebracht – beperkt, want het leger heeft geen politiebevoegdheid of -ervaring. Het idee om ze dat bij te brengen circuleert in regeringskringen. Vorige regeringen hebben daar radicaal neen tegen gezegd, om democratische redenen.

KFOR-troepen staan klaar voor 'riot-control' (KFOR)

KFOR-troepen maken zich klaar voor tussenkomst tegen betogers (KFOR)

Een wegblokkade van KFOR-troepen (KFOR)

KFOR-troepen krijgen hun laatste instructies voor het optreden tegen rellen (KFOR)

Het zicht van gewapende soldaten in het straatbeeld zijn Belgen niet gewoon. In 1984-1985 gebeurde het nochtans al eens. Militairen werden ingezet om een aantal bewakingstaken van de federale politie (toen nog de nationale rijkswacht) over te nemen. Dat gebeurde naar aanleiding van de dodelijke aanslagen van de Cellules Communistes Combattantes (CCC).

Het Belgisch leger heeft sinds het einde van de Koude Oorlog een nieuwe militaire doctrine en concentreert zich minder op zijn klassieke taak, de verdediging van het territorium. Collectieve defensie in NAVO-verband en deelname aan internationale missies is nu de voornaamste activiteit van het leger.

KFOR Kosovo Forces

Na de oorlog die tot de ontbinding van Joegoslavië leidde, ontplooide de NAVO een aantal troepen in de (toen nog) Servische provincie Kosovo, nadat in 1999 het Servische leger daar werd verdreven. Dat gebeurde onder de noemer Kosovo Forces (KFOR).

Van 1999 tot 2010 was het Belgisch leger een van de deelnemers aan KFOR, in Leposavić, Zvečan en Mitrovica, drie noordelijke gemeentes van Kosovo. Daar woont nog steeds een etnisch Servische meerderheid die zich niet bij de afscheuring van Kosovo door de etnisch Albanese meerderheid heeft neergelegd. Over de status van deze drie gemeentes binnen het sinds 2008 onafhankelijke Kosovo wordt nog steeds onderhandeld.

Het Belgisch leger was één van de betere contingenten ter plaatse. Waar andere landen hun militairen bij rellen steeds met zwaar materiaal inzetten – en daarmee de gemoederen nog meer verhitten – kozen de Belgische militairen voor een zachte aanpak. Er werd met de mensen gepraat in de lokale café’s en restaurants, op de markten, bij de lokale verenigingen. Betogingen werden begeleid met lichtbewapende soldaten, terwijl het zware materiaal discreet op de achtergrond bleef.

De resultaten logen er niet om. Etnische botsingen liepen systematisch kalmer af met deze low-profile-begeleiding. Andere KFOR-contingenten pakten rellen aan met zware pantserwapens en begeleid door zwaarbewapende militairen. Dat werkte steevast provocerend. Niet zo met de Belgische militairen.

De Belgische officieren ter plaatse vonden ondanks hun effectieve de-escalerende aanpak dat ze toch nog specifieke ervaring misten, zoals omgaan met betogingen, spontane en georganiseerde, rellen, lokale disputen.

Geen politietraining

Minister van Defensie was toen André Flahaut (PS) in de regeringen Verhofstadt I en Verhofstadt II. Bij een bezoek van de minister samen met een parlementaire delegatie aan de Belgische troepen in Leposavić stelden de bevelvoerende officieren ter plaatse de vraag naar politietraining voor hun manschappen. Met een meer politionele aanpak zou de vredeshandhaving immers beter gediend zijn, was de redenering.

De minister was daar absoluut niet voor te vinden. Dit zou immers op tersluikse wijze de deur openen voor politionele inzet van militairen in eigen land. Vooral de SP.A en de PS waren tegenstanders, maar de andere coalitiepartijen sloten zich daar volledig bij aan. De achterliggende vrees was immers dat in geval van aanslepend conflict (bijvoorbeeld een algemene staking) militairen effectief zouden kunnen worden ingezet (of zelf daartoe het initiatief nemen) om de orde te herstellen – zeker nadat in februari 1995 het Belgisch leger een beroepsleger zonder dienstplichtigen is geworden1.

De huidige regering Michel I heeft zich nog niet ondubbelzinnig uitgesproken of ze dit principiële standpunt van de regering Verhofstadt I en Verhofstadt II deelt.

1 De dienstplicht werd nooit afgeschaft. De wet van 30 augustus 1938 geldt nog steeds. Ze voorziet dat de minister van Defensie elk jaar een bepaald aantal jonge Belgen een ‘oproepingsbevel’ geeft om voor een bepaalde periode ingelijfd te worden in het leger. In 1995 werd door de regering Dehaene beslist geen oproepingsbevelen meer uit te vaardigen. De dienstplicht werd ‘opgeschort’ en kan terug worden ingevoerd door een eenvoudig besluit van de minister van Defensie. Daar is geen enkel wetgevend initiatief voor nodig. België is daarmee geen uitzondering in de NAVO.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.