Jeremy Corbyn’s herverkiezing is zege basis over partijtop en media

Jeremy Corbyn, sinds 24 september 2016 voorzitter van Labour met 61,8 procent van alle stemmen

Jeremy Corbyn, sinds 24 september 2016 voorzitter van Labour met 61,8 procent van alle stemmen (fahreneheit211.com)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Met bijna 62 procent van de stemmen doet Jeremy Corbyn nog beter dan de eerste keer, toen hij al een historisch hoge score haalde. Systematische ondergraving door zijn eigen parlementaire collega’s en een lastercampagne zonder voorgaande in de Britse media mochten niet baten. De partijbasis bevestigt Corbyn als voorzitter. Hoog tijd voor introspectie bij de Labourtop en de media.

In mei 2015, toen hij zijn kandidatuur indiende, werd Jeremy Corbyn weggelachen door de Britse media, met gulle instemming en bevestiging van het grootste deel van zijn eigen collega’s in het Britse Lagerhuis (Kamer van volksvertegenwoordigers) . Vier maand later, op 12 september 2015, versloeg hij met een openlijk anti-neoliberaal programma drie tegenkandidaten die het politiek-ideologische status-quo van New Labour in stand wilden houden.

Die fout zou de partijtop van Labour niet opnieuw maken. Een systematische lastercampagne werd op gang gezet, die zijn voorgaande niet kent in de Britse naoorlogse geschiedenis. De partijtop zette alles in op één tegenkandidaat.

Nog sterker mandaat dan voorheen

Op 24 september 2016 kreeg Jeremy Corbyn echter een nog sterker mandaat van zijn partijleden, door zijn score te verhogen van 59,5 naar 61,8 procent. Dat eerste resultaat was al het historisch hoogste resultaat dat een kandidaat-voorzitter van Labour ooit had behaald – meer dan Tony Blair bij zijn eerste overwinning in 1994.

Dat deed hij bovendien tegen het overgrote deel van zijn eigen partij-elite in. Meer dan 70 procent van de parlementsleden van zijn eigen partij zegden immers hun steun op na het Brexit-referendum (of liever – ze bevestigden het misprijzen dat ze al voor hem hadden bij zijn eerste verkiezing in september 2015). Deze tweede overwinning op een rij van Corbyn is om meerdere redenen merkwaardig. Eerst en vooral om ideologische redenen.

Hij is de eerste leider van een Europese traditionele sociaal-democratische partij die met een anti-neoliberaal programma leider van zijn partij wordt.

Corbyn verklaarde onmiddellijk na de bekendmaking van het resultaat zich te zullen inzetten om de partij terug te verenigen. Hij nodigde tegenstrever Owen Smith uit om met hem ‘binnen Labour het debat verder te zetten”. Jeremy Corbyn voelt zich nu echter meer dan ooit gelegitimeerd om door te gaan met het programma waarmee hij naar de verkiezingen van 2020 wil gaan (of vroeger, er wordt immers gespeculeerd op vervroegde verkiezingen, zowel door de regerende Conservatieven als door de anti-Corbyn-parlementsleden).

Socialist wordt leider van socialistische partij

Dat programma zet zich af tegen het neoliberale beleid van de huidige Conservatieve regering onder leiding van Teresa May en haar voorganger David Cameron (maar voor een groot deel ook tegen het beleid van de Labourregeringen onder Gordon en Blair).

Wie zich alleen baseerde op de Britse media weet niet bijzonder veel over dat programma. Zijn kiezers kozen voor hun informatie echter andere communicatiekanalen. Een van de unieke aspecten van zijn campagne voor het voorzitterschap was immers de leidende rol die de sociale media er in speelden.

Dankzij een vlotte campagne via de sociale media wist het team achter Corbyn de partijleden rechtstreeks te bereiken, zonder via de klassieke media te gaan. Dat is ruim gelukt. Politieke partijen in de rest van de Europa doen er goed aan die campagne te bestuderen.

Tevens is deze overwinning reden voor introspectie bij de Britse media. Of dat zal gebeuren is echter twijfelachtig, want BBC, The Independent, The Guardian gingen na zijn overwinning in eigen redactionele aanpak door met dezelfde argumenten, die ze tijdens de campagne tegen hem hebben ingezet: onverkiesbaarheid, radicalisme, verdachte banden met terrorisme en anti-semitisme, een zwakke anti-Brexitcampagne.

Een van de redenen voor de negatieve berichtgeving over Jeremy Corbyn is daarenboven het ongeloof van doorgewinterde politici en topjournalisten dat Corbyn een fenomeen heeft teruggebracht, waarvan ze dachten al lang verlost te zijn: een politieke partij waar de gewone leden het voor het zeggen hebben en niet professionele politici en opinieleiders.

Opinies en commentaar worden ‘feiten’

In de Britse media werden opinies en commentaren voortdurend als ‘feiten’ voorgesteld. De buitenlandse media – ook de Belgische – hebben die aanpak grotendeels ongenuanceerd overgenomen, zoals blijkt uit de berichtgeving over Corbyn’s overwinning op de openbare zender VRT, in De Standaard en in De Morgen.

De London School of Economics (LSE) deed een onderzoek van 8 Britse kranten over twee maanden van 1 september tot 1 november 2015, kort voor de eerste verkiezing van Corbyn tot voorzitter van Labour en in de eerste periode erna (meer bepaald vanaf het ogenblik dat het duidelijk werd dat Corbyn geen kansloze outsider was maar volgens de peilingen de sterkste kandidaat werd).

Deze analyse toont aan “dat Corbyn grondig werd gedelegitimeerd als politieke actor vanaf het moment dat hij een prominent kandidaat werd en nog meer nadat hij met een sterk mandaat tot partijleider werd verkozen. Dit proces van delegitimering gebeurde op verschillende manieren:

  • door hem geen stem te geven, zijn uitspraken te vervormen of anderen over hem te laten spreken zonder wederwoord van Corbyn of zijn medestanders;
  • door ridiculisering, misprijzen en aanvallen op zijn persoon;
  • door hem te associëren met negatieve fenomenen in het bijzonder met terrorisme.”

“(Deze analyse) roept een aantal dringende ethische vragen op over de rol van de media in een democratie. Democratieën hebben zonder twijfel hun media nodig om de machthebbers uit te dagen en om robuuste debatten aan te bieden, maar wanneer dit overgaat in antagonisme dat legitieme politieke stemmen ondermijnt, die het aandurven de huidige status-quo in vraag te stellen, dan is het niet de democratie die ze dienen.”

Negatieve berichtgeving overweegt

De LSE-onderzoekers stelden onder meer vast dat meer dan 75 procent van alle artikels over Corbyn negatief waren, dat in de grote meerderheid van commentaren op Corbyn zijn tegenstrevers aan het woord kwamen zonder dat Corbyn zelf of iemand van zijn team om een wederwoord werd gevraagd. Voortdurend werden ook feiten, meningen en associaties door elkaar gemengd zonder dat de media duidelijk maakten wat ze precies waren.

Meer dan dertig procent van alle commentaren waren kritiek op zijn persoonlijke levensstijl, hoe hij er uit ziet, zijn privé-leven, terwijl over zijn ideeën met openlijke minachting werd geschreven. De meest voorkomende kritiek was zijn zogenaamde ‘onverkiesbaarheid’. Deze term is nieuw in het Britse discours.

Daarnaast werd hem verweten dat hij ‘onpatriotisch’ is, onrealistisch en gewoon gek (‘loony’). In vijftien procent van alle commentaren werd hij verder geassocieerd met het IRA, Hamas, Hezbollah en met terrorisme in het algemeen. Twintig procent van alle commentaren noemden hem zelfs  ‘gevaarlijk’.

Volgens de opstellers van het onderzoeksrapport moet dit ondermeer gezien worden in de context van de steeds maar toenemende concentratie van de privé-mediabedrijven in minder handen en de toenemende overmacht van rechtse opiniëring in de Britse media. Tegenstanders van Corbyn werden systematisch ‘gematigd’ genoemd.

Van 1994 naar 2016

De tijden zijn echter onherroepelijk veranderd. In 1994 sloot Tony Blair een pact met een groot deel van de Britse media, onder meer met mediamagnaat Rupert Murdoch, om hun steun te verzekeren tijdens de verkiezingscampagne van 1995. Dat werkte toen perfect. De campagne van Corbyn ziet een omgekeerd effect: bashing in de grote media maakt zijn kandidatuur nog geloofwaardiger.

Die fundamentele aftakeling van de impact van de mainstream media op de publieke opinie valt niet zomaar toe te schrijven aan het succes van de sociale media alleen. Hier is geen sprake van alleen maar technologische veranderingen van het medialandschap – zoals diezelfde media dat zelf altijd voorstellen.

De sociale media zijn een middel geworden voor de minder kapitaalkrachtige kiezer om zich te informeren en om zelf te informeren, los van de grote mediabedrijven. Dat is op zich niet altijd positief. Een van de verwijten die men terecht kan maken is dat de berichtgeving op de sociale media een grote echokamer is van gelijkgestemde opinies die elkaar opzoeken en versterken.

Daar moet dan wel bij worden gevoegd dat dit verwijt even goed aan de mainstream media dient te worden gemaakt. Die hebben hun geloofwaardigheid verloren omdat ze zelf enorme echokamers zijn geworden van dezelfde opinies, dezelfde commentaren, dezelfde selectie van nieuwsfeiten, dezelfde persbureau’s, dezelfde omkadering. De burger ziet allang het verschil niet meer tussen krant X en krant Y, zender A en zender B.

Politici en journalisten, onbetrouwbaar?

Volgens recente opiniepeilingen gelooft nog slechts 21 procent van alle Britten dat politici de waarheid zeggen, voor journalisten is dat 25 procent, evenveel als agenten van immobiliënkantoren. De bevolking heeft meest vertrouwen in dokters, leerkrachten, rechters en wetenschappers (tussen 79 en 89 procent).

Uit het onderzoek van de London School of Economics blijkt dat zelfs Labourkiezers die niet voor Corbyn hebben gestemd er van overtuigd zijn dat de media de verkozen leider van de oppositiepartij niet correct en niet fair weergeven.

Dit rapport over het onderzoek van de London School of Economics werd bijna nergens vermeld en als dat al gebeurde, werd het op ontwijkende of minimaliserende manier gedaan. (voor het volledige rapport van de London School of Economics, zieJournalistic Representations of Jeremy Corby in the British Press: from watchdog tot attack dog).

De Belgische media blijken daarentegen nog steeds het volste vertrouwen te hebben in hun Britse collega’s. Van De Standaard valt te verwachten dat sympathie voor een linkse kandidaat niet bepaald diep ziet, bij De Morgen is dat al iets minder snel te begrijpen. Wie de berichtgeving in de Guardian over Corbyn heeft gevolgd over de voorbije twaalf maanden begrijp waar deze krant de mosterd haalt. Problematischer is dat de openbare zender VRT zonder enige eigen nuancering de berichtgeving van de BBC overneemt.

In een eerste analyse vermeldt de VRT dat Jeremy Corbyn de steun van zijn parlementaire collega’s heeft verloren door zijn zwakke Brexit-campagne: “Toen de parlementsleden na het referendum vaststelden dat een meerderheid van de Labourkiezers vóór een Brexit had gestemd, barstte de bom. Waarom had Jeremy Corbyn niet beter zijn best gedaan? En werd het geen tijd dat een nieuwe leider de partij zou aanvoeren?”

In werkelijkheid hebben 63 procent van alle Labour-kiezers Remain (tegen de Brexit) gestemd, met andere woorden een zeer puik resultaat voor Jeremy Corbyn. Daarmee vervalt het centrale element van deze VRT-analyse, die voor het overige vooral een goed overzicht is van alle argumenten die tegen Corbyn werden ingezet door de Labourtop en door de Britse media.

Er zijn naast systemische ook culturele redenen waarom Corbyn zo wordt misprezen in de Westminstercirkels van politici en topjournalisten. Hij heeft nooit deel uitgemaakt van hun inner circle, was nooit te zien op hun recepties en diners, praatte nooit in gemakkelijke soundbites, beperkt zich niet tot evidenties die geen verdere uitleg behoeven, hij bevestigt niet wat journalisten al (denken te) weten. Die extra-animositeit moet echter niet overschat worden.

Het probleem met de media in Groot-Brittannië en in de rest van de wereld is systemisch. Dit is een fundamenteel onderdeel van de crisis waar onze democratieën doorheen gaan.

Jeremy Corbyn’s victory speech: