John Reed schreef ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’

John Reed en Louise Bryant

John Reed en Louise Bryant (WikiMedia Commons)

FacebooktwitterFacebooktwitter

‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ van Amerikaans journalist John Reed, over de Oktoberrevolutie van 1917, wordt honderd jaar later heruitgegeven. Dit is een uniek ooggetuigenverslag over misschien wel de meest ingrijpende omwenteling van de twintigste eeuw, een boek dat honderd jaar later leest alsof het gisteren pas geschreven was.

John Reed (1887-1920) was ondanks zijn jeugdige leeftijd geen journalistiek groentje toen hij samen met partner Louise Bryant (1885-1936) in 1917 aankwam in Sint-Petersburg, kort na de mislukte poging tot staatsgreep van generaal Lavr Kornilov in een ultieme poging om het feodale regime te herstellen.

Het Russische Rijk was bij zijn aankomst in complete chaos, nadat in februari 19171de tsarendynastie2 van de Romanovs ten val was gekomen. Het was op dat ogenblik verre van duidelijk welke krachten het uiteindelijk zouden halen of dat linkse krachten wel zouden overleven. Zeker voor de buitenwereld zag de toekomst er nog zeer onzeker uit. Reed kwam dus toe op een voor een journalist uiterst boeiend ogenblik.

Jong en ervaren

Reed was geen ‘objectief’ of ‘neutraal’ waarnemer. Zijn sympathie ging al lang uit naar de strijders voor linkse idealen. Hij was bovendien niet aan zijn proefstuk toe. Als beginnend journalist trok hij in de VS partij voor de werkende Amerikanen, volgde hun acties en stakingen op de voet, berichtte over hun grieven en hun strijdmotieven. Het was voor zijn lezers altijd duidelijk aan welke kant hij stond, en dat was niet aan die van de grote media en hun eigenaars.

In 1913 reisde hij door Mexico om te berichten over de Mexicaanse Revolutie. Vier maand lang volgde hij rebellenleider Pancho Villa. In zijn commentaren verzette hij zich hevig tegen elke Amerikaanse interventie. Zijn Mexicaanse artikels werden in 1913 gebundeld in het boek Resurgent Mexico.

John Reed
John Reed (Public Domain)

In 1914 reisde hij door Italië en Frankrijk en in 1915 door Griekenland, Servië, Bulgarije en Roemenië. Die reportages werden eveneens in boekvorm gepubliceerd als The War in Eastern Europe. Hij nam in zijn artikels een standpunt in tegen de beslissing van president Woodrow Wilson om aan de oorlog in Europa deel te nemen (die daarmee zijn centrale belofte brak, waarmee hij de verkiezingen in 1912 en 1916 had gewonnen).

Toen Reed in Sint-Petersburg (Petrograd) toekwam, ging zijn grootste sympathie uit naar de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, beter bekend als de ‘bolsjewieken’ en hun leiders Lenin en Trotsky. Dat blijkt ook duidelijk uit zijn verslagen in dit boek.

Toch leest dit niet zomaar als een ode aan deze partij. Hij schreef immers ook regelmatig kritisch over hun aanpak, over het gebrek aan overleg, de steeds weer veranderende en bijwijlen zeer wispelturige besluitvorming. En bovendien schreef hij ook lovend over andere linkse partijen en andere leiders, die op dat ogenblik actief waren.

Onzekere toekomst

In de maanden tussen februari en oktober 1917 hadden meerdere politieke krachten een greep naar de macht gedaan (zoals de mislukte staatsgreep hierboven vermeld). Sint-Petersburg was niet de enige plaats waar revolutionaire acties plaatshadden, maar was wel het epicentrum van die omwenteling.

Toen Reed en Bryant er aankwamen was de tsaar al enige tijd afgezet, maar wat in de plaats zou komen lag nog helemaal niet vast. Bovendien poogden delen van het Rijk zoals Finland en Oekraïne zich af te scheuren. De economie lag bijna volledig aan duigen en tegelijk zat een groot deel van de mannelijke bevolking te creperen in een uitzichtloze loopgravenoorlog met het Duitse Keizerrijk. Muitende en deserterende soldaten zwierven door het land. Officieren die ongehoorzaamheid met executie wilden straffen werden zelf afgeschoten. Soldaten weigerden bevelen op te volgen. Kortom, een rijk in verval dat nog alle kanten uitkon.

Het was bij zijn aankomst in Sint-Petersburg dus allesbehalve zeker welke politieke groepering het zou halen, laat staan dat het zeker was dat dat linkse krachten zouden zijn. Zowel de oude tsaristische adel als een deel van de nieuwe burgerij poogden met elkaar of apart een tsarisme-zonder-tsaren op te richten. Anderen poogden een compromis te vinden met linkse partijen. Nog anderen gingen voor een volledige omverwerping van het oude systeem.

Hoe vluchtig, onvoorspelbaar en gevaarlijk die situatie was, ondervonden hij en een aantal andere collega’s journalisten meermaals. Zo stond hij op een bepaald ogenblik op een paar minuten van het vuurpeleton als vermeend spion. Het wederzijds wantrouwen, zowel tussen als binnen de talloze bewegingen zelf, was zodanig, dat een vrijgeleide van de ene partijverantwoordelijke niet zomaar door een andere werd erkend.

Een ding hadden al deze verzetsgroepen gemeen. Het oude systeem van de tsaren mocht in geen geval terugkomen. Er waren immers redenen genoeg voor de Russische bevolking om zich daar tegen te verzetten. Waren de sociale mistoestanden in Europa van 1917 schrijnend genoeg, dan was het in Rusland op alle vlakken nog veel erger.

Reed stamt ook duidelijk uit een tijdperk dat in de VS cultureel nog werd opgekeken naar Europa. Hij sprak Frans, Spaans, Duits en Russisch (dat laatste wel niet zo vlot als die andere talen). Om vandaag nog een Amerikaanse (of Britse) journalist te ontmoeten die een andere taal dan Engels spreekt, moet je ver gaan zoeken. Reed vermeldt dat nooit, omdat talenkennis toen nog een evidentie was voor een Amerikaan. Het waren andere tijden.

John Reed, journalist van de revolutie

Nils Buis en Koen Wijnkoop, redacteurs van uitgeverij Schokland, die voor deze nieuwe uitgave de eerste Nederlandse vertaling van 1966 grondig herlazen, vertaalden zelf het voorwoord van Reed in de oorspronkelijke Engelse uitgave (die in de eerste Nederlandse vertaling niet was gepubliceerd) en voegden aan het boek een eigen nawoord toe. ‘John Reed, journalist van de revolutie’ geeft nuttige achtergrondinformatie bij boek en auteur.

Daarin onder meer de volgende observatie: “Een schatrijke bovenlaag van adellijken, industriëlen, religieuze machthebbers, grootgrondbezitters en gegoede burgerij, aangevoerd door de autocratische tsaar, heerste over een rijk dat de halve aarde omspande. Waarin het grootste deel van de bevolking bestond uit boeren, die praktisch nog onder middeleeuwse omstandigheden moesten leven.

Reed besefte toen hij in Sint-Petersburg toekwam goed dat dit niet de eerste poging was geweest om de tsaristische gruwel te beëindigen. Bijvoorbeeld, na een mislukte aanslag in 1887 op kroonprins Aleksander III, de latere voorlaatste tsaar, werden vijf mannen opgehangen, waaronder ene Aleksander Oeljanov, een oudere broer van Vladimir Oeljanov, later bekend als Lenin3. In 1905 was een vorige opstand bloedig onderdrukt door de tsaar. Duizenden mensen werden afgemaakt door zijn troepen. Uiteindelijk legde die repressie de kiemen voor het verzet van 1917.

‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’ is geen rechtlijnig verhaal (het loopt trouwens over meer dan tien dagen). Beschrijvende reportages wisselen af met droge verslagen over ellenlange vergaderingen, persoonlijke anekdotes, samenvattingen van gesprekken, interviews, indrukken, overpeinzingen.

Bij de eerste publicatie in 1919 waren de critici enerzijds zeer lovend, anderzijds zeer kritisch omdat Reed ‘partizaan’ was (‘partisan’ betekent in het Engels niet alleen ‘partijvoorstander’ maar ook meer algemeen ‘betrokken’, ‘geëngageerd’, ‘niet neutraal’). Andere oorlogscorrespondenten van de grote Europese en Amerikaanse media ter plaatse waren weliswaar even ‘partijdig’, maar dan aan de andere kant van het politieke spectrum. Reed was de zeldzame uitzondering aan de andere kant van dat spectrum.

Een sprong in de tijd

Reeds boek is nog steeds het ultieme verslag van de voornaamste historische omwenteling van de twintigste eeuw. Betekende de Eerste Wereldoorlog voor Europa het echte einde van de negentiende eeuw, dan kan je stellen dat in Rusland toen een sprong van eeuwen werd gemaakt, van middeleeuws lijfeigenschap naar de industriële wereld. In Reeds boek komen daarover naast de vanzelfsprekende leiders ook heel wat boeren, soldaten en arbeiders aan het woord.

Dit is zonder twijfel een gekleurd verslag. Het komt echter zeer eerlijk over, eerst en vooral omdat Reed de lezer niet bedriegt. Hij komt er voor uit dat hij kant kiest. Dat heeft zijn blik af en toe ook vertroebeld. Reed was er immers bij toen Lenin en Trotsky besloten de persvrijheid af te schaffen, iets waar Reed in zijn eigen land meermaals het slachtoffer van was geweest. Hij besefte blijkbaar niet dat dit binnen de revolutie ook een keerpunt was.

John Reed stierf amper een jaar na de publicatie van zijn boek aan tyfus. Hij werd slechts 32 en heeft nooit geweten wat de overwinning van de bolsjewieken uiteindelijk geworden is. Lenin en Trotsky waren alvast vol lof over het boek. Reed werd als volksheld begraven bij het Kremlin. Stalin dacht er anders over. Aan zijn graf heeft hij nooit durven raken. Het boek zelf heeft hij echter verboden.

Het spoorde immers niet met zijn zelfverklaarde imago van grote held van de revolutie. Zijn naam komt slechts twee maal aan bod in het boek en dan nog enkel als naam, eenmaal in de lijst van commissarissen die de feitelijke regering zouden vormen. Daar staat hij vermeld als ‘Voorzitter voor de Nationaliteiten’ (de niet-Russische bevolkingsgroepen van het voormalige Rijk) en als medeondertekenaar naast Lenin van een ‘Verklaring betreffende de rechten van de volkeren’. Bovendien was het boek zeer lovend voor Trotsky, zijn aartsvijand. Pas na Stalins dood kon het opnieuw worden herdrukt in het Russisch.

Reds

In 1967 maakte Orson Welles een tv-documentaire over het boek. Het leven van John Reed was in 1981 het onderwerp van de film Reds van Warren Beatty, die er een Oscar mee won als beste regisseur. De film werd ook genomineerd voor beste mannelijke hoofdrol (Warren Beatty), beste vrouwelijke hoofdrol (Diane Keaton), beste mannelijke nevenrol (Jack Nicholson) en beste vrouwelijke nevenrol (Maureen Stapleton) evenals beste film van het jaar, maar miste al deze Oscars. In 2008 plaatste het American Film Institute de film op de negende plaats in de categorie ‘epic films’.

‘Tien dagen die de wereld deden daveren’ stond daarnaast ook zevende in de Top 100 van journalistieke werken aller tijden in de New York Times in 1999 en op nummer 47 in 2016 in de top 100 van non-fictie van de Britse krant The Guardian. Terecht.

Dit is historische literatuur in de letterlijke en figuurlijke betekenis van ‘historisch’. Voor het eerst werd ook het voorwoord van John Reed bij de Engelse uitgave vertaald en toegevoegd. Achteraan ook een zeer nuttig register van namen, partijen, bewegingen en het hierboven al vermelde ‘John Reed, journalist van de revolutie’ van redacteurs Nils Buis en Koen Wijnkoop.

John Reed. Tien dagen die de wereld deden daveren. Schokland, de Bilt/EPO, Antwerpen, 2017. Heruitgave van de Nederlandse vertaling van Ten Days That Shook the World (1919) door uitgeverij Pegasus (1966). 318 pp. ISBN 978-94-626710-3-4

1   Ik gebruik in deze recensie de data zoals Reed ze weergaf, namelijk die van de Juliaanse kalender, zoals die toen nog in het Russische Rijk werd gebruikt. De Gregoriaanse kalender is in feite een correctie van de Juliaanse, omdat die laatste niet helemaal overeenkomt met een volledig zonnejaar. Volgens de Gregoriaanse kalender viel de Oktoberrevolutie dus in november, de revolutie van februari in maart.

2   De titel ’tsaar’ is een fonetische vervorming en verkorting van Caesar. In het Nederlands werd dat ‘keizer’. Ook de Juliaanse kalender is naar Julius Caesar genoemd.

3   Heel wat Russische leiders kregen of gaven zichzelf een bijnaam. Lenin is ‘man van de Lena’ (een rivier in Siberië, waar Lenin lang in gevangenschap leefde), de Georgiër Iosif Dzjoegashvili noemde zich Stalin, ‘man van staal’. Lev Bronstein werd Trotsky (‘van de stad Troki’).

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.