Filosofie van de kroeg, eerherstel voor het café

Volkscafé, buurtcafé, dorpscafé, bruine kroeg of gewoon 'café'. Foto: debetooging.be

FacebooktwitterFacebooktwitter

Filosoof en publicist Hans Schnitzler zit graag te ‘filosoferen’ op café. De bruine kroeg lijkt uit te sterven. Schnitzler blijft echter rotsvast geloven in de heilende werking van zomaar samen (of alleen) zitten op café. Het contrast met de ratrace van werk, laptop, smartphone, to-do-lijsten en sociale media kan niet groter zijn. Zijn ‘Filosofie van de kroeg’ lees je uiteraard op café, waar anders.

Als het café een plek is waar ontmoetingen kunnen plaatsvinden, heeft dat wellicht veel te maken met het feit dat het ook een plek is waar er een ont-moeten plaatsvindt. De praktijk van het kroegleven, zo betoogt Hans Schnitzler overtuigend, staat haaks op het utilitarisme van de tech bro’s die onze samenleving vormgeven.

Op café gaan is ‘niet nuttig’ en net daarom zo belangrijk. Het café is een plek waar de mens kan ontsnappen aan het doel-middel-denken en de to-do-lijsten. Het caféleven dient geen enkel doel buiten zichzelf. Dat is er juist zo fantastisch aan.

Schnitzler heeft het in zijn Filosofie van de kroeg niet over de hippe koffiebars à la Starbucks, Madmum of andere co-working spaces waar je je to-do lijstje kan afwerken met je noisecancelling-koptelefoon ter bescherming tegen de wellicht met AI gemaakte muzak. Neen, Schnitzler heeft het over wat ook wel een bruine kroeg genoemd wordt.

Die kleur verwijst naar de tijd dat cafés nog plaatsen waren waar gebruikers er tegenaan rookten alsof de ozonlaag er nog die avond aan moest. De kleur is gebleven, het roken is verdwenen, gelukkig maar. Reden te meer om de bruine cafés in ere te herstellen.

Tijdens de overgang naar niet-roken in cafés en restaurants schreeuwden allerlei ‘spontane’ rokersverenigingen moord en brand over de dood van hun gezellige café. De argumenten logen er niet om. Rokers zouden zowaar socialer zijn dan niet-rokers.

En is alcohol niet net zo goed een legale soft drug? Klopt, alleen wordt je buur niet dronken door naast je te zitten. Het rokersverzet was heel even zeer krachtig – gesponsord door de tabakindustrie? Zoveel jaar later is niet-roken op café of restaurant de gewoonste zaak van de wereld en kijk, de gezelligheid is gebleven.

Café Eijlders. Foto: cafeeijlders.com

Waar in een al te hippe koffiebar mensen aan hun schermen gekluisterd zitten en koffie met een QR-code moet worden besteld, wordt de bruine kroeg gekenmerkt door een toog waar houten krukken rond staan, waar je nog ‘bediend’ wordt, al was het maar door aan je tafeltje naar de bar te gebaren wat je wil – en waar dat niet eens als onbeleefd wordt gezien, maar heel gewoon.

Waar je in die koffiebars het gevoel kan hebben beoordeeld te worden – zelfs wanneer niemand je opmerkt – is de bruine kroeg omgekeerd een plek waar je wel gezien wordt, maar niet beoordeeld.

Schnitzler spreekt over “elkaar zien door elkaar te ontzien, ruimte maken door ruimte te laten”. Daarmee komt hij tot de kern van zijn betoog. Voelt het stamcafé voor velen als het verlengde van de eigen living[1], dan blijft het tegelijkertijd een plek waar altijd zomaar onbekenden binnen kunnen wandelen.

Café Krom. Foto: cafekrom.com

Het is daardoor een soort tussenruimte tussen de privé-sfeer en de publieke ruimte waar het mogelijk is om de ander te ontmoeten zonder dat die ander zichzelf aan je opdringt of je van je andersheid berooft. Of zoals een stamgast van het Amsterdamse café Krom in een interview voor de Volkskrant het verwoordde: “Je kun ook thuis mensen uitnodigen, maar zie ze maar eens weg te krijgen als ze het gezellig vinden”.

Ze zijn er nog wel, die bruine kroegen, maar worden zeldzamer. Pensioen van kroegbaas/kroegbazin is dikwijls de finale doodsteek. Wie wat zoekt vindt ze nog in Antwerpen, Gent, Brussel, Leuven – kijk even binnen of interieur en klanten kloppen.

Hans Schnitzler gaat in zijn boek langs in cafés ’t LoosjeKrom of Eylders in Amsterdam. Ze hebben zelfs een website. Je hebt al zin om er langs te gaan als je de foto’s ziet. Daar zit natuurlijk een risico in. Voor je het weet wordt het een toeristische attractie en dat wil je nu net niet.

Café ‘t Loosje. Foto: loosje.nl

Een voorbeeld van hoe dat kan verkeerd lopen is café À la Bécasse[2] in Brussel. In de jaren 1970-1980 was dit hét Brussels bruin café waar je nog echte lambiek kon drinken, een streekbier dat alleen in de Zennevallei rond Brussel werd gebrouwen (en inderdaad, daar heeft Lambik in de stripreeks Suske en Wiske zijn naam van).  Je moest het kennen, want je kon alleen binnen door een onopvallende smalle steeg naar een achterhuis. Er is geen venster naar buiten, maar het interieur is prachtig.

Tot het café een hot item werd in buitenlandse toerismegidsen, waar het als de beste rustieke bar van Brussel werd aangeprezen. Sindsdien is het een magneet voor toeristen die er de authentieke sfeer van toen komen vergallen (en de huidige uitbaters hebben zich volledig aangepast).

Er zijn nog wel enkele authentieke bruine kroegen in Brussel, maar ik ga ze hier niet aanprijzen. Wie zoekt die vindt ze wel. Die Amsterdamse kroegen van Schnitzler vermelden we wel. Probeer je er wat ‘lokaal’ te gedragen. Vlamingen en Hollanders bij elkaar op café, dat lukt zeker. En drink eens een Nederlands bier. Belgische bieren zijn uiteraard top, maar er zijn wel degelijk ook fijne biertjes te genieten bij onze noorderburen.

Tip: bestel geen ‘pint’[3], bestel een ‘bier’, anders geef je je zelf direct weg als verre Vlaamse bezoeker. Laat die ontdekking geleidelijk gebeuren met een losse babbel ‘achter pot en pint’ En die pint hoort in een echt bierglas, niet in een limonadeglas.

Laat je vooral niet misleiden door nep-cafés van grote franchises, waar het personeel achter de toog uitbater noch eigenaar is van de zaak, waar alleen bieren van één grote leverancier worden geschonken (maar prachtig toch dat je bier ‘schenkt’).

Daar kunnen we samen ‘filosoferen’ over wat Hans Schnitzler vertelt in zijn Filosofie van de kroeg. We kunnen het dan ook hebben over de vele boeken die hij citeert van Éric Sadin, Harry Kunneman, Noreena Hertz, Roxane van Iperen, Paul Verhaeghe, Gerrit Jansen en Midas Dekkers.

Of breng een van de vele boekjes van Simon Carmiggelt mee. Want ook dat doe je op café: lezen, een boek of de krant, de échte, niet de laptopversie. En met een goed boek in de hand heb je gelijk contact.

We idealiseren hier wat teveel. Dat doet dit boekje met je, je krijgt terug zin om op café te gaan. Het kan echter niet ontkend worden, de jongere generaties haken af, voor hen zijn bruine kroegen iets voor oudere grijze mannen. Dat klopt, deels. Ook oudere vrouwen en andere gendervarianten zie je er.

Maar jonge mensen, neen, niet bijster veel. Die zitten in de Starbucks en zijn varianten. Als doorwerken buiten de deur maar niet op een saai kantoor je ding is, waarom niet. Ze mogen gerust blijven bestaan, die internetzaken. Noem ze alleen geen kroeg of café, want dat zijn ze niet.

Overigens, het besef neemt toe dat de ratrace van internet, sociale media en internetbars niet altijd je dat is. Ze komen wel later, de nieuwe cafégangers. Ooit wordt elke jonge mens een iets oudere mens. Santé!

 

Hans Schnitzler. Filosofie van de kroeg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2024, 174 pp. ISBN 978 9403 1861 15

Lees ook het Pleidooi voor het volkscafé van De Andere Kris Peeters en de ‘betooging’ voor de herwaardering van het volkscafé in het manifest van debetooging.be.

 

Notes:

[1] Vlamingen hadden vroeger minder neiging om Engelse woorden over te nemen dan Nederlanders. Vreemd genoeg is ‘living’ voor ‘woonkamer, huiskamer, leefkamer’ net wel reeds heel lang ingeburgerd in het informele Vlaamse taalgebruik. Het Franse ‘café’ wordt gelijk gebruikt als ‘kroeg’, zoals in Nederland.

[2] ‘la bécasse’ is een vogel, de houtsnip.

[3] De Vlaamse ‘pint’ hebben we overgenomen van de Engelsen (niet de Britten, de Engelsen). ‘A pint’ is 56,8 cl. Het bierglas zelf noemt men ook ‘pint’. Een pint bier is nu meestal 25 cl, ooit was 33 cl de standaardmaat. De grote pint van 33cl kan ook nu nog, maar als je het niet specificeert krijg je een pint van 25 cl.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.