Vernietiging Palestijnse olijfbomen, de andere Israëlische oorlogsmisdaad

De olijftak, symbool van vrede en verzoening, in Palestina slachtoffer van de genocide. Foto: Hans Bernhard/CC BY-SA 3:0

FacebooktwitterFacebooktwitter
Naast mensenlevens en repressie krijgt een andere Israëlische oorlogsmisdaad weinig aandacht: de systematische vernieling van Palestijnse olijfbomen, vaak door kolonisten met legerdekking. Olijven en olijfolie zijn cruciaal voor economie, voedselzekerheid en historische identiteit.

Sinds de genocide in Gaza losbarstte, zijn er dagelijks aanvallen van kolonisten op Palestijnse dorpelingen. Palestijnen zien hun olijfbomen omgehakt of met bulldozers vernield worden; tractors en aanhangwagens worden kapotgemaakt of afgenomen, en olijfboeren die in de boomgaarden werken in elkaar geslagen.

Dat leidt vaak tot zwaargewonden en doden. Palestijnse boeren zijn zelfs voor de camera’s van buitenlandse media doodgeschoten. Wie zich verzet, wordt systematisch opgepakt, terwijl de geweldplegers ongemoeid blijven.

Kolonisten lopen ongestraft met geweren om de schouder rond, terwijl Palestijnen geen wapen durven dragen, omdat dat jarenlange gevangenisstraf betekent wegens “terrorisme”. Palestijnen die zich verzetten tegen fysiek geweld van kolonisten worden eveneens aangehouden onder diezelfde aanklacht.

De vernietiging van olijfbomen gebeurt meestal door kolonisten

De vernietiging van olijfbomen gebeurt meestal door kolonisten onder het goedkeurend oog van het bezettingsleger, maar ook het leger zelf legt regelmatig hele olijfboomgaarden plat. Dat wordt dan goedgepraat met argumenten als “noodzakelijk terrein voor defensieve doeleinden”.

Sinds 7 oktober 2023 zouden volgens schattingen van buitenlandse waarnemers tot maart 2025 meer dan 52.000 olijfbomen vernietigd zijn. In de permanente chaos, waar registratie van Palestijnse schade onbestaande is, is dat meer dan waarschijnlijk een zware onderschatting.

Activisten stellen dat sinds de genocide in Gaza in totaal al meer dan 1 miljoen olijfbomen zijn vernield, ongeveer 10 procent van het totale areaal.

Een kolonist slaat een boerin neer die olijven stond te oogsten. Voor de video klik op de foto

Reeds 40 jaar

De vernietiging van olijfbomen door kolonisten gebeurt al veertig jaar, sinds de eerste koloniale nederzettingen na de bezetting van de rest van Palestina in 1967. Het kende hoogten en laagten bij elke escalatie, vooral tijdens de oorlogen tegen de Palestijnse bevolking van Gaza in 2008–2009, 2012, 2014 en 2021. In 2021 ging het om ongeveer 9.300 bomen, in 2022 om 800.

Het vernietigen van olijfbomen en/of het onmogelijk maken van de oogst is veel meer dan repressie van één ogenblik. Het raakt de Palestijnse bevolking in hun ziel, cultuur en levenswijze, met daarbovenop de economische schade.

Olijfboomgaarden zijn zionisten bovendien een historische doorn in het oog. Ze herinneren eraan dat Palestijnen hier al meer dan 5.000 jaar leven. De oudste olijfboom van Palestina staat in het dorpje Al-Walaja, vijf kilometer ten westen van Betlehem, en is 4.500 tot 5.500 jaar oud.

Olijven, een eeuwenoude traditie

In de bezette Palestijnse gebieden vormen olijfbomen een ruggengraat van land en leven. In 2020 werd het aantal op ongeveer 10 miljoen geschat. Alleen al op de Westelijke Jordaanoever beslaan olijfgaarden zo’n 58.000 hectare- iets meer dan de helft van alle landbouwgrond.

Het is een landschap van droge zomers en natte winters, waar bomen wortelen in steenrijke bodems. De kiezels houden vocht vast en dempen de hitte, ideaal voor olijven maar ongeschikt voor andere teelten zoals granen.

Die natuurlijke logica vertaalt zich in een economische pijler. De waarde van olijven en olijfolie schommelt van jaar tot jaar tussen 87 en 174 miljoen euro. Omdat olijven gevoelig zijn voor het weer, is een vaste oogst nooit gegarandeerd. Olijfolie daarentegen bewaart goed, waardoor een rijk jaar een mager seizoen kan compenseren.

Achter die cijfers schuilen mensen. Meer dan 100.000 Palestijnse gezinnen leven hoofdzakelijk, vaak uitsluitend, van hun olijfboomgaarden. Tussen oktober en januari, met pieken in oktober en december, vinden duizenden seizoenarbeiders tijdelijk werk in de pluk. Ongeveer 75 procent van de oogst blijft lokaal: olie en tafelolijven voeden gezinnen en gemeenschappen.

De verkoop aan de eigen bevolking en de export van de overige 25 procent zorgen voor broodnodige inkomsten. Zo blijft de olijfboom niet alleen een boom van het land, maar ook een levenslijn voor een volk.

De enige nog functionerende olijfpers van Gaza, in Abu Zidan

Olijfbomen plant je niet zomaar opnieuw

Zelfs als Palestijnse boeren de kans krijgen om hun velden opnieuw te beplanten na vernietiging, wat meestal door de bezetting wordt verhinderd, betekent een vernietigde boomgaard minstens tien jaar verlies aan inkomen.

In een vernielde boomgaard moeten alle stronken en wortels worden verwijderd. Daarna heeft de bodem drie jaar nodig om te recupereren en te bemesten tot hij geschikt is voor herbeplanting. 

Naargelang de soort heeft elk nieuw boompje drie tot acht jaar nodig om olijven te hebben. Volledige productie bereiken ze pas na tien jaar. Meerdere hectaren pas ingeplante velden trekken kolonisten op één nacht weer uit.

Deze vernieling lijkt eerder minimaal in vergelijking met de schade aan mensen en huizen. In werkelijkheid is deze koloniale praktijk een aanval op het voortbestaan van een volk. Het is een onderdeel van de genocide.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.