Obama wordt een tweede Clinton of Johnson, het hangt van de Amerikanen af

FacebooktwitterFacebooktwitter

Volgens de laatste tellingsresultaten van 16 november 2008 heeft Obama 66.760.924 (53 procent) gehaald tegen McCain 58.279.894 (46 procent), een verschil van 8.481.030 stemmen. Ik zat er dus naast met mijn voorspelling dat McCain het nipt zou halen.

Zoals ik in vroegere artikels al vermeldde, de volledige resultaten kunnen tot februari-maart 2009 op zich laten wachten (jawel, tot ná de eedaflegging!) maar de uitblijvende tellingen beïnvloeden de beslissing toch niet meer, Obama is immers al zeker van een meerderheid van het presidentieel kiescollege. In ieder geval, zo is de situatie in het land dat de bakermat van de democratie beweert te zijn, dat het een kiessysteem heeft dat een ouderwets anachronisme is.

Met een verschil van 8.420.270 stemmen doet Obama het net iets minder goed dan Reagan in zijn eerste mandaat met 8.481.030 stemmen en net iets beter dan Clinton in zijn tweede mandaat met 8.203.602 stemmen. Dat is net de helft van het verschil voor Reagan’s tweede mandaat met 16.867.890 stemmen en iets minder dan de helft voor Nixon’s tweede mandaat in 1972. Sinds 1960 blijft Nixon immers recordhouder qua populariteit met 17.989.528 stemmen verschil voor zijn tweede mandaat (dat hij na drie jaar moest afbreken, als eerste president die tot ontslag werd gedwongen).

Het systeem van het kiescollege bevoordeelt sinds Johnson de Republikeinen

Hoe het systeem van het electoraal kiescollege daarop inspeelt blijkt uit de zetelverdeling van Clinton’s tweede en Reagan’s eerste mandaat. Obama heeft nu al 365 zetels tegen McCain 173. Met een bijna zelfde verschil in stemmen behaalde Clinton voor zijn tweede mandaat in 1996 379 zetels tegen Bob Dole 159. Een vergelijkbaar resultaat, maar met het andere gelijkaardige resultaat in 1980 als Obama nu haalde Reagan wel direct 489 zetels binnen tegen Carter nauwelijks 49.

Met andere woorden, hoe dichter de kiesresultaten bij elkaar liggen, hoe meer dat in het voordeel van de Republikeinse kandidaat speelt. Het kiescollege bevoordeelt proportioneel immers de kleinere staten en de landelijke gebieden (zie vroegere artikels) waar de Republikeinen traditioneel (toch sinds president Johnson) sterker staan.

Die vooringenomenheid van het systeem blijkt ook uit de verkiezingen met de grootste verschillen, toen de Democraat Johnson in 1964 won met bijna 16 miljoen stemmen verschil bleven voor de Republikeinen nog steeds 52 zetels over in het kiescollege. Bij de vergelijkbare massale overwinningen van Republikein Nixon in 1972 en Reagan in 1984 haalden de Democraten echter nog slechts 17 en 13 zetels.

Tot 1964 lag dat effect net omgekeerd. De Democraten stonden toen nog traditioneel sterk in het Zuiden. Abraham Lincoln, afschaffer van de slavernij, was een Republikein uit het noordelijke Illinois. De Democraat Kennedy won in 1960 met een van de kleinste verschillen ooit tegen Nixon, nauwelijks 112.827 stemmen en haalde daarmee 303 zetels tegen Nixon 219.

In 1966 keurde president Johnson de Voting Rights Act goed die zwarten gelijke stemrechten gaf. Zijn commentaar daarbij was dat hij zonet het Zuiden had opgegeven voor de Democraten. Inderdaad. Een van de minder bekende gevolgen van die toenmalige wet was het verschuiven van het herverdelende voordeel van het kiescollege naar de Republikeinen.

Vandaar ook mijn stellingname in voorgaande artikels: bij een gering verschil tussen beide kandidaten had McCain de meeste kans om president te worden. Ook na de Democratische partijconventie en zeker na de Republikeinse partijconventie was het volgens de peilingen immers een nek-aan-nekrace. Bovendien, als Obama al niet kon overtuigen tegen de kandidaat van de partij van de minst populaire president van de VS sinds 1945 zou de factor ‘ras’ zeker in zijn nadeel gespeeld hebben.

It’s the economy, stupid

De lezer heeft waarschijnlijk al door waar ik dan wél verkeerd zat: de impact van de economische crisis op het stemgedrag van de Amerikanen. Qua timing kon die niet slechter vallen voor McCain. Nauwelijks enkele weken voor de crisis toesloeg had hij nog net verklaard dat de economie dik in orde was en dat hij er trouwens zelf niet veel kaas van had gegeten.

Dat leek toen een onschadelijke uitspraak. De strijd ging toen nog over wie bekwaam genoeg was en buitenlandse ervaring had om de VS te leiden. Fatale misrekening dus. Niet dat Obama en de Democraten daar een beter antwoord op hadden. Integendeel. Het reddingsplan van Bush kreeg evengoed voor- en tegenstemmen in beide partijen. Bush haalde aanvankelijk zelfs geen meerderheid voor zijn plan. Obama, de man van de verandering, stemde voluit voor.

McCain werd echter vereenzelvigd met de zetelende president en zijn economisch falen, Obama had reeds maanden tevoren ‘Change’ als slogan gekozen. Qua perceptie werd en bleef hij daarmee de meest geloofwaardige kandidaat van beiden. Hij won dus met het hierboven vermelde klinkende resultaat.

Ik moet echter duidelijk nuanceren wat betreft die kiesimpact van deze economische crisis. Het is de timing van die crisis en niet de crisis zelf die McCain de das heeft omgedaan. Had de crisis enkele maanden vroeger toegeslagen, dan zou de Republikeinse campagne beter voorbereid zijn geweest en had Bush ook meer kansen gehad om zijn imago (en dus dat van McCain) op te poetsen. Het zou zelfs kunnen dat de campagne dan over het gebrek aan ervaring van Obama op economisch vlak zou gegaan zijn!

Een zwarte kandidaat kan nu wel voor de elite

Er was ook veel te doen over in de media over het zogenaamde Bradley effect. Dat verwijst naar de zwarte burgemeester van Los Angeles Tom Bradley die stevig voor stond in de peilingen voor de verkiezingen van gouverneur van California in 1982 maar uiteindelijk toch verloor. De verklaring voor de verkeerde peilingen was dat veel blanken niet openlijk toegeven tegen onderzoekers dat ze niet voor een zwarte willen stemmen en zich in peilingen onbeslist of lichtjes voor of tegen Bradley uitspraken. (Een gelijkaardige theorie circuleerde hier in de jaren ’90 om te verklaren waarom het Vlaams Blok altijd slechter scoorde in de peilingen dan in de verkiezingen zelf).

De voorsprong van 8 procent voor Obama in de peilingen wordt bovendien nooit als een grote zekerheid beschouwd. De massamedia gaven een andere indruk, met uitzondering van reactionaire zenders zoals Fox TV die tot op de namiddag van de verkiezingen hoopten de stunt van Florida 2000 met W. Bush te herhalen (Bush werd toen president met 543.895 stemmen minder dan rivaal Gore).

Ik ga hier niet minachtend doen over het gejubel van talloze zwarte Amerikanen, toen bleek dat Obama het gehaald had. Dit is voor hen symbolisch zeer waardevol! Na eeuwenlange vernederingen hebben zij ook hier gelijkheid bereikt. Ook in Afrika (vooral in Kenya van Obama’s vader) werd zijn overwinning gevierd.

Ik zie me toch verplicht om daar zeer nuchter bij te blijven. Zwarte Amerikanen zullen weldra ondervinden dat zij nu ook het betwistbare voorrecht hebben om bedrogen te worden door een president die ze hebben verkozen, zoals blanken al jaren mogen ervaren.

Er is wel degelijk een mentaliteitsverschuiving onder de Amerikaanse bevolking die de media onderschat hebben. Een generatie Amerikanen is groot geworden met Bill Cosby in ‘The Huxtables’ als ideale vader. Bovendien hebben onder de Republikein Bush Colin Powell en daarna Condoleezza Rice voldoende aangetoond dat zwarten even bekwaam zijn in het beliegen en bedriegen van de bevolking.

Colin Powell was ooit als jonge officier verantwoordelijk voor het rapport dat de slachting van My Lai in Vietnam witwaste. Zijn optreden als minister van buitenlandse zaken in de VN, waar hij loog over de bewijzen van massavernietigingswapens in Irak, was met andere woorden verre van zijn eerste ervaring.

Condoleezza Rice heeft als kind van een arm gezin dankzij de positieve discriminatiewetten van president Johnson de kans gekregen om te gaan studeren. Dat heeft haar niet belet om voor Bush te gaan werken. Miljoenen Amerikanen zijn er aan gewoon geraakt dat zwarte politici even goed en even slecht zijn als blanke. De verkiezing van Obama is een logisch gevolg van die veranderde perceptie.

Sarah Palin, is dit een grap of om te huilen?

Er werd (en wordt nog altijd) schamper gedaan in de liberale media over Sarah Palin als running mate van Republikeins tegenkandidaat John McCain. We herinneren er ons best aan dat de Republikeinen in 1980 én 1984 al een dergelijke stunt uithaalden met de verkiezing van een compleet onbenullige, mislukte tweederangsacteur, die zelfs tijdens zijn tweede presidentschap nog niet wist dat Latijns-Amerika uit verschillende landen bestond. Tijdens deze campagne bleek dat Palin dat evenmin wist van Afrika.

De verkiezing van Reagan was inderdaad een nieuwigheid in de Amerikaanse politieke geschiedenis. Reagan had al eerder aangetoond heel blij te zijn met het aflezen op een teleprompter van de adviezen en speeches die zijn adviseurs voor hem schreven toen hij gouverneur van California was. Hoewel dat op het niveau van de gouverneurs wel meer voorkwam, was dit voor het presidentschap ongezien.

Roosevelt, Truman, Eisenhower, Kennedy, Johnson, Nixon en Carter waren sterke persoonlijkheden die zélf beslisten wat ze gingen zeggen. Na Reagan werd die traditie terug opgepikt door Bush sr. en Clinton. Met Bush jr. werd de lijn van Reagan weer opgepikt. Dat het met Palin erbij zou lukken, was dus zeker mogelijk. Uiteindelijk was ze nog altijd minder dom dan Dan Quayle (wie? inderdaad, u was hem al vergeten, hij was de vice-president van Bush senior) en dat had de overwinning van Bush sr. in 1988 niet in de weg gestaan. Niemand weet de nederlaag van Bush sr. vier jaar later aan deze onbenul die door Bush sr. zelf soms n het openbaar voor aap werd gezet (als hij daar al zelf niet voor zorgde).

De nederlaag van McCain is dus niet aan zijn kandidaat vice-president Sarah Palin te wijten, maar uitsluitend aan de slechte timing van deze economische crisis. McCain’s ongelukkige uitspraken tot kort voor de crisis begon en het slechte imago van Bush deden hem de das om. De media waren bovendien in extase over de kans dat een zwarte kandidaat het zou halen. McCain was daar slechts een doorsnee kandidaat tegen.

Heel wat Republikeinse kiezers zijn vanuit die perceptie van een zekere overwinning voor de Democratische tegenstrever thuisgebleven. Bovendien was McCain nog eens véél ouder dan Obama. Zelfs met al die ballast haalden McCain-Palin echter nog 46 procent van de stemmen, met andere woorden: de VS blijven een zeer verdeelde natie.

In de liberale media van de VS werd ook schamper gedaan over de stelling dat de Republikeinen geloofden dat ze met Sarah Palin vrouwelijke kiezers van Hillary Clinton zouden binnenhalen. Dat slaat nergens op, dat geloofde zelfs geen enkele Republikein, Sarah Palin inbegrepen.

De rood-blauwe kaarten doen het weer

Wie in de kranten van 5 november 2008 de kaarten van de verkiezingsresultaten sinds 1960 bekeek kan er niet naast kijken. Rood, de kleur van de Republikeinen, blijft de VS nog steeds domineren. Dat is natuurlijk bedrieglijk omdat het uitgebreide rode oppervlak van de VS vooral uit dun bevolkte Republikeins stemmende staten bestaat.

Californië weegt met 55 kieszetels zwaarder door dan de 12 kleinste staten samen (klein qua bevolking, niet qua oppervlakte). Hoewel die kaarten dus waardeloos zijn voor een degelijke analyse blijven ze prominent verschijnen in de media. Gemakkelijk en overzichtelijk, immers.

Een andere buitenlandse politiek?

Toch wel, en de verkiezing van Obama biedt wel degelijk een kans, niet omdat de man zelf enige progressieve molecule in zijn lijf zou hebben, dat heeft hij immers niet. Dit is een individualist van het hardste soort, die vindt dat iedereen het maar moet rooien zoals hij. Hij is er geraakt. Wie dat niet kan is een sukkel. Margaret Thatcher zou hem best leuk gevonden hebben.

Waar Obama een verschil kan maken is in de verhouding van de VS tot Latijns-Amerika. Dat Zeker is dat niet. Dit werelddeel is door George W. Bush enigszins terzijde gelaten (hoewel dat relatief is, het Plan Colombia dat Bush van Clinton overnam werd keihard verder gezet). Obama zegt nu (aan de Europese media) dat hij bereid is om met Venezolaans president Chávez te praten , dat wordt meer dan waarschijnlijk een charmeoperatie.

In een Chileense pro-Pinochetkrant noemt hij hem echter een ‘bedreiging’ die dringend moet aangepakt worden. Ook Cuba moet alleszins niet rekenen op een einde van de blokkade. Persoonlijk vrees ik vooral voor Bolivia. De economische elite daar krijgt volop steun uit de VS om het grondstofrijke oosten van het land af te splitsen. Obama gaat die steun nog opdrijven. Het is maar de vraag of Chávez voldoende tegenwerk zal kunnen blijven geven als hij de mindere inkomsten uit de olie moet derven.

In een recente analyse stelt Noam Chomsky positief te zijn over die politieke tegenbeweging van linkse presidenten in Latijns-Amerika. Op lange termijn geloof ik ook in dat potentieel. Een imperium op zijn retour kan echter nog hard uithalen. Gewonde en zelfs stervende leeuwen kunnen immers levensgevaarlijk uithalen naar wie te dicht bij zijn klauwen komt.

Boliviaans president Evo Morales wil in 2009 een einde maken aan het verdrag dat Amerikaanse troepen op het grondgebied toelaat. Benieuwd of Obama dat zal laten gebeuren. Een staatsgreep organiseren is moeilijk geworden, vooral na de mislukte poging van 2002 in Venezuela, maar je weet maar nooit.

Voor Israel en het Midden-Oosten wordt Obama zeker meer van hetzelfde of misschien nog erger. Wat Irak en Afghanistan betreft, wordt het een beetje minder van het eerste conflict, een beetje (veel) meer van het andere. Een verschuiving die de massamedia waarschijnlijk zullen voorstellen als een substantiële verandering. Met Hillary Clinton op de post van Buitenlandse Zaken haalt hij trouwens iemand binnen die voor het identieke beleid van Bill Clinton tijdens zijn twee mandaten staat.

Wat de economie betreft: de meeste wetten die de deregulering van de financiële sector in de VS hebben mogelijk gemaakt werden tijdens de regering van presidenten al gestemd. Bush heeft daar enkel wat retoriek aan toegevoegd. Obama kiest op zowat elk bestuursniveau een kandidaat van de status-quo.

Zijn kabinetschef Rahm Emmanuel (de term is wat misleidend, hij heeft niets te maken met wat hier met de term wordt bedoeld, hij is eigenlijk de topadviseur voor alles) is een keiharde neoliberaal die nog als vrijwilliger in het Israëlisch leger heeft gediend. Voor financiën kiest Obama radicaal voor die mensen wiens ideeën aan de basis lagen van deze financiële crisis.

Op binnenlands vlak zal Obama zeker een paar (liefst zo kosmetisch mogelijke) aanpassingen uitvoeren aan het desastreuze gezondheidsstelsel. Voor een deel van de lagere middenklasse kan dat een verschil maken. Hij is zelfs voorstander van een lichte verbetering van de rechten van werknemers om zich bij vakbonden aan te sluiten (tot op een niveau dat nog mijlenver van de geldende Europese normen staat). Op ethisch vlak (abortus en euthanasie) staat hij voor hetzelfde beleid als Bush, al zal hij de keiharde rechtse retoriek wel iets temperen.

Wat de doodstraf moet op hem niet worden gerekend voor een hevorming. Als lid van de senaat van de deelstaat Illinois heeft Obama zich verzet tegen het moratorium dat toenmalig Republikeinse gouverneur Ryan oplegde, nadat hij was geconfronteerd met de onmiskenbare bewijzen dat de doodstraf werd toegepast én uitgevoerd op personen die onschuldig bleken te zijn.

Een recente beslissing van het Hooggerechtshof die de doodstraf verbiedt voor kinderverkrachting als het slachtoffer niet omkomt, heeft hij openlijk veroordeeld tijdens de campagne. In zijn ook in het Nederlands vertaalde boek zegt hij dan wel dat de doodstraf geen afschrikkingseffect heeft, in de praktijk sluit hij zich dus niet aan bij de conservatief John Kerry die wél voor de afschaffing had gepleit.

Is er dan echt geen verandering mogelijk in het Amerikaanse systeem?

Toch wel, ik zei het daarnet al. De Amerikaanse massamedia zullen het de bevolking niet aan hun neus hangen, maar uit alle opiniepeilingen blijkt dat de gemiddelde Amerikaan linkser staat dan de beide politieke partijen op zowat alle vlakken. Joe Sixpack is weliswaar allesbehalve een Trotskistisch revolutionair, maar is wel degelijk bereid meer belastingen te betalen voor universele gezondheidszorg, voor betere scholen en betere wegen. Joe is zelfs bereid voor een ‘nigger’ te stemmen als die hem een degelijk werk mét degelijk loon kan bieden. Wat gebleken is. Dat is een mentaliteitsverschuiving die kan tellen.

Bovendien, de VS is bijlange na niet meer dezelfde maatschappij als vijftig jaar terug (dat geldt trouwens evengoed voor Europa). Zoals Noam Chomsky onlangs in een interview met de VRT zei: “Amerikaanse presidenten ageren niet, ze réageren”. President Johnson was een racistische redneck die met fraude aan zijn eerste zetel in de Texaanse Senaat geraakte en hetzelfde deed voor de federale Senaat. Toch is hij de man geworden die de Voting Rights Act stemde, omdat hij bang was voor de burgerrechtenbeweging.

Dat heeft hij gemeen met Franklin Delano Roosevelt die bereid was tegen al zijn ideologische instincten in de New Deal er door te drijven, wat de Amerikaanse arbeider méér rechten gaf dan de collega’s in Europa op dat ogenblik hadden (met succes, hij werd nog drie keer herverkozen – na zijn dood heeft de economische elite dan maar beslist dat een president maar twee termijnen mag uitoefenen).

Als het verlies van de macht dreigt, én vooral als het staatsinterventionistisch kapitalisme van de VS (ook wel eens ‘vrije markt’ genoemd) dreigt te bezwijken, is de economische elite tot veel toegevingen bereid. Zo ook voor Obama.

Als hij voelt dat hij een tweede termijn gaat verliezen, zal Obama zeker een aantal binnenlandse toegevingen doen. De ruimte daarvoor is zeer beperkt door de loodzware oorlogsactiviteiten en de alomtegenwoordigheid van het leger in de rest van de wereld. Dat heeft hij gemeen met president Johnson.

Als de Amerikaanse bevolking blijft ageren voor die ideeën die ze in Obama dachten te herkennen (onterecht volgens mij), als ze dus niet naar huis gaan en niet opnieuw passief voor de zombie-buis gaan zitten, zit er wel een kans in met president Obama. Alles hangt dus af van de Amerikaanse bevolking zelf.

Barack Obama wordt tijdens zijn eerste mandaat een tweede Bill Clinton als de Amerikanen naar huis gaan en passief toekijken of een tweede Lyndon Johnson als de Amerikaanse bevolking doorgaat met zijn strijd voor vrede en rechtvaardigheid.

Dit is een geactualiseerde versie van een artikel dat oorspronkelijk verscheen in www.uitpers.be.