Van Libië naar Guatemala: wie het verleden kent, begrijpt het heden beter

President Colom overhandigt een oorkonde aan Jacobo Arbenz jr

President Colom overhandigt een oorkonde aan Jacobo Arbenz jr. (foto: Gobierno de Guatemala)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Alvaro Colom, huidig president van Guatemala, heeft officiële excuses aangeboden aan de familie van voormalig president Jacobo Arbenz. De toenmalige staatsgreep van 1954 met steun van de CIA heeft Guatemala in 40 jaar onafgebroken schrikbewind gedompeld. Gaan wij ook 50 jaar wachten voor we tot inzicht komen over de werkelijkheid van de oorlogen in Irak, Afghanistan en Libië?

Een historische terugblik

Jacobo Arbenz was in 1951 al de tweede democratisch verkozen president van Guatemala. Hij had net als zijn voorganger Juan José Arévalo niet bepaald een progressief profiel, integendeel. Arévalo was als eerste democratisch verkozen president begonnen met een aantal zeer gematigde sociale hervormingen. Zo stelde hij onder meer ongebruikte landerijen ter beschikking van kleine boeren en begon vakbonden te erkennen.

Ook politieke partijen begonnen zich tijdens zijn zesjarig mandaat vrij te bewegen. Hij durfde echter de rijke elite niet voor het hoofd te stoten, maar vooral de Amerikaanse broodheren van die elite zagen die sociale hervormingen niet zitten. Arévalo overleefde niet minder dan 25 pogingen tot militaire staatsgreep.

Zijn opvolger Jacobo Arbenz was een gewezen militair, zoon van een Zwitserse immigrant. Van 1944 tot aan zijn verkiezing in 1951 was hij minister van Defensie. In die hoedanigheid was hij onder meer verantwoordelijk voor het neerslaan van de opstanden tegen president Arévalo.

Het sociale programma van Arbenz was in feite identiek aan dat van zijn voorganger: beperkte en zeer voorzichtige pogingen om de feodale onderdrukking iets te verzachten. Waar het bij Arévalo meestal bij woorden bleef, deed Arbenz iets wat ongezien was. Hij voerde zijn beloftes ook echt uit.

Bovendien beging hij een kapitale hoofdzonde: hij onteigende ongebruikte landeigendommen waarbij hij de financiële uitkoopsom liet bepalen op basis van de waarde die de eigenaars in hun belastingaangifte van het vorige jaar hadden aangegeven.

Ook bananen hebben rechten …

Een van de grootste landeigenaars in Guatemala was het Amerikaanse United Fruit (het huidige Chiquita) onder leiding van ene Samuel Zamurray met onder meer de gebroeders John Foster Dulles en Allan Dulles als aandeelhouders. Tijdens de regering van Arévalo hadden die al meerdere pogingen tot staatsgreep gesteund, tevergeefs.

Toen Allan Dulles baas werd van de Central Intelligence Agency (CIA) kon die president Eisenhower overtuigen om de grote middelen in te zetten. (Later was hij als minister van Buitenlandse Zaken ook een groot pleitbezorger van de NAVO).

CIA-operatie PBSUCCESS leidde uiteindelijk tot de val van Arbenz. Hij werd verbannen naar Mexico waar hij in 1971 verbitterd stierf. In zijn plaats kwam een andere gewezen militair. Carlos Castillo Armas bleef beter bij de les. Hij schafte alle landhervormingsplannen onmiddellijk af, verbood alle linkse partijen en de vakbonden en gaf United Fruit zijn gronden terug. Hij werd de eerste in een onafgebroken lijn van militiare dictators die tot begin jaren negentig een gruwelijk spoor van repressie van elke vorm van sociaal protest achterlieten.

In Mexico zagen een aantal verbannen Cubanen waaronder Fidel en Raul Castro zo hoe sociale hervormingen via democratische weg in de kiem werden gesmoord. Hun latere vriend, de Argentijn Ernesto Guevara, zag het ter plaatse met eigen ogen. Hij was tijdens de staatsgreep in de Guatemalteekse hoofdstad. Het zou hen inspireren voor hun greep naar de macht in Cuba vier jaar later. De rest is geschiedenis.

De media over de staatsgreep en de militaire junta

In de late jaren vijftig was de zogenaamde Koude Oorlog de leidraad van alle commentaren. Wat waar ook ter wereld gebeurde, alles werd in de context van die oorlog gezien. Die oorlog was trouwens alleen ‘koud’ in het welvarende Westen: de VS en Canada, de EU en Japan. In de Derde Wereld was die oorlog ‘bloedheet’ (met nadruk op de eerste lettergreep) zoals ook Guatemala mocht ondervinden.

Reeds bij de verkiezing van Arévalo sloegen de Amerikaanse massamedia tilt over zoveel goddeloos communisme in hun achtertuin, daarin beaat gevolgd door de Europese media, weliswaar iets minder prominent. Na de oorlog was Latijns-Amerika immers grotendeels opgegeven door Europa dat meer bezorgd was over de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.

Guatemala zou zich onder meer bewapenen om de VS aan te vallen (de term massavernietigingswapens bestond toen nog niet). Kinderen zouden bij hun ouders weggesleurd worden om in de collectieve boerderijen te gaan werken. Het merendeel van de journalisten bleken de verhalen die de CIA kwistig rondstrooide ook echt te geloven. Verhalen over aankomende wapenleveringen uit de Sovjet-Unie werden zonder enig eigen opsporingswerk overgenomen. Nochtans wisten ook toen al enkele kritische journalisten dat er niets van aan was.

Een ‘spontane’ volksopstand

De CIA liet enkele ‘Russische’ bommen vallen vanuit Honduras in een veld net over de grens waarna een zogenaamd spontane ‘volksopstand’ ontstond, die een aantal grensprovincies bezette. Het leger schaarde zich vervolgens ‘aan de zijde van het volk’ en de staatsgreep was een feit.

Na de staatsgreep ging de mediaberichtgeving in dezelfde lijn door. Jarenlang werd de gruwelijke onderdrukking van de Guatemalteekse bevolking vertaald als “de regering die een middenweg zoekt tussen links en rechts geweld”. Dat ‘rechts’ geweld bestond uit legereenheden die van het Amerikaanse leger leerden hoe ze aan repressie moesten doen: burgerkledij, anonieme voertuigen, folteringen, lijken op de openbare weg gooien … kortom, de tactieken van wat later de ‘doodseskaders’ werden genoemd.

Het duurde niet lang voor er onder de bevolking enkele personen de stap zetten naar gewapend verzet. Hoewel de guerrilla duidelijk ontstond uit de sociale onderdrukking, werd ze tot in de jaren negentig, ook in Belgische kranten als De Standaard, omschreven als “de oorzaak van het probleem”.

De herstelde democratie eist de waarheid op

In 1985 werden voor het eerst opnieuw democratische verkiezingen gehouden. De kritiek op de ontelbare schendingen van de mensenrechten werd zelfs voor preisdent Reagan immers te moeilijk om nog te negeren. Echt vrije politieke mededinging was er echter niet tot in 2003.

Alvaro Colom, voorzitter van de gematigd progressieve partij Unidad Nacional de la Esperanza (UNE – Nationale Unie van de Hoop), verloor toen nipt van de rechtse kandidaat Oscar Berger (zoon van geëmigreerde Belgen!). Als eigenaar van grote landerijen met suiker- en koffieplantages was hij niet bepaald voorstander van grote sociale hervormingen.

Alvaro Colom haalde het uiteindelijk wel in 2008. Onder zijn bewind worden nu een aantal van de gematigde sociale hervormingen van Arbenz uiteindelijk toch uitgevoerd. Heel veel kan ook hij echter niet doen. Het leger is nog altijd een gevaarlijke speler.

Amerikaanse bedrijven controleren de hele economie en bovenal, het land torst een topzware schuldenlast, die elke reële sociale hervorming uitsluit. Daar zorgen het IMF en de Wereldbank wel voor. Dat die schuld door militaire dictaturen werd aangegaan en dus onder meer diende om wapens voor de repressie aan te kopen, mag niet baten. De Guatemalteken mogen nu de schulden afbetalen voor de aankoop van de wapens waarmee ze werden uitgemoord …

Toch heeft Alvaro Colom recent een symbolisch uiterst belangrijke beslissing genomen. Tegen de waarschuwingen van onder meer de Amerikaanse ambassade in, heeft hij de staatsgreep van 1954 openlijk veroordeeld. HIj deed dat op een ceremonie ter ere van Jacobo Arbenz jr, zoon van de toenmalige president (met dezelfde naam). De geschiedenisboeken in de scholen van Guatemala zullen worden herschreven. Een nieuwe biografie van Arbenz wordt binnenkort gepubliceerd.

In zijn toespraak ging president Colom niet zo ver om de CIA en de Amerikaanse regering rechtstreeks bij naam te noemen, maar het debat is geopend. In Guatemala is hierover zeker het laatste woord niet gezegd.

Herstel van de democratie heeft geen nieuwswaarde

Nooit tevoren hebben de VS, de EU en de NAVO zo nadrukkelijk hun wil opgelegd aan andere landen als vandaag. Dat alles in de naam van de strijd tegen het terrorisme, het herstel van de democratie en het respect voor de mensenrechten. Mensenrechten waren in de jaren vijftig geen thema voor de media, eigenlijk ook ‘democratie’ niet.

Vervang echter ’terrorisme’ door ‘communisme’ en je gaat verbazende gelijkenissen zien tussen de huidige verslaggeving over de oorlog in Libië en de toenmalige verslaggeving over de staatsgreep in Guatemala.

Historische vergelijkingen zijn natuurlijk nooit helemaal correct. Een aantal zaken springen toch in het oog. Zelfs in de jaren vijftig hadden kritische journalisten wel degelijk toegang tot de juiste informatie. Zij hadden echter géén toegang tot de grote media.

Het recente initiatief van de Guatemalteekse president Colom heeft nauwelijks weerklank gevonden in de grote media. Je kan op De Standaard en de VRT-webiste wel informatie vinden over de scheiding van president Colom van zijn vrouw, maar niet over dit. De schaarse commentaren op het internet hebben het vooral over een “niet langer relevante gebeurtenis”‘. Enkel progressieve sites besteden er aandacht aan.

Van Guatemala via Irak terug naar Libië

Even eerst een tussenstop in Irak. Nauwelijks enkele jaren nadat de masssamedia kritiekloos in het verhaal van de massavernietigingswapens zijn gestapt, hebben diezelfde media er geen enkele moeite mee om opnieuw een massa desinformatie door te sluizen om nieuwe oorlogen goed te praten.

Zal het nu ook vijftig jaar duren voor we erkennen dat de Franse inlichtingendiensten en de CIA betrokken waren bij de organisatie van de ‘volksopstand’ in Benghazi? Zal het ook vijftig jaar duren voor we erkennen dat er geen sprake was van massale slachtpartijen voor de bombardementen van de NAVO begonnen? Zal het ten slotte vijfitg jaar duren voor de media erkennen dat ze zich ook voor deze oorlog gewillig hebben laten gebruiken, voor de massale slachtpartijen door de rebellen worden erkend en vervolgd?

Ik denk van niet. De digitale revolutie maakt controle van de informatiestromen zoals in de jaren vijftig onmogelijk.

Toch kunnen we er niet naast kijken. De grote machthebbers blijven ons voorliegen en misbruiken. Berichten over gruweldaden en massamoorden op aanhangers van Khaddafi komen weliswaar mondjesmaat aan bod in kleine berichten, maar vallen nauwelijks op tussen de woorden van lof voor onze democratische bondgenoten in de Libische Overgangsraad.

Die staat onder burgerijke leiding van de gewezen minister van Justitie van Khaddafi, die nauwelijks enkele jaren terug kop van jut was in dezelfde massamedia omdat hij acht Bulgaarse verpleegsters ter dood had laten veroordelen. De militaire bevelhebber van de Overgangsraad is een strijder van al-Qaida.

Binnen enkele maanden zullen diezelfde media gaan klagen over hoe teleurgesteld ze toch zijn over de gang van zaken in Libië en over de manier waarop ze ‘werden bedrogen’, zoals met de oorlog in Irak.

In Guatemala weet men in ieder geval wel beter.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.