Een jaar bloedig onderdrukte protesten in Haïti nog steeds geen nieuws

'Stop het stelen van geld van PetroCaribe'. Foto: Medyalokal / CC 4:0

FacebooktwitterFacebooktwitter

De protesten van de Haïtiaanse bevolking tegen hun corrupte regering en president begonnen reeds in juli 2018 en gaan 16 maanden later nog steeds onverminderd door, net als de bijzonder gewelddadige repressie. Volgens Amnesty International vielen daarbij reeds meer dan 40 doden en duizenden gewonden. Toch hoor je er nauwelijks iets over in de media. Wat is hier aan de hand?

Het begon op 7 juni 2018 als spontane betoging tegen het verhogen van de brandstofprijzen, een strop voor arme Haïtianen – de overgrote meerderheid van de bevolking – die voor hun povere levensonderhoud afhangen van hun scooter, hun gammele auto of bestelwagen of van het openbaar vervoer (zie Haïti volksopstand tegen een regime waar u niets over hoeft te horen).

Enkele maanden eerder, in november 2017, was een onderzoeksrapport van de senaat uitgebracht dat grootschalige fraude uitbracht door de entourage van huidig president Jovenel Moïse en zijn voorgangers René Préval (2006-2011)1 en Michel Martelly (2011-2016).

Moïse werd (net als zijn voorgangers) president op 7 februari 2017 na zeer betwiste verkiezingen. Hij was door president Martelly als zijn opvolger aangeduid voor de verkiezingen van 15 oktober 2015. Volgens de officiële verkiezingscommissie behaalde hij toen in de eerste verkiezingsronde 32,81 procent van de stemmen.

Volgens exit polls georganiseerd door organisaties van de oppositiepartijen behaalde hij echter slechts ongeveer 6 procent. Buitenlandse waarnemers drukten hun twijfel uit over de eerlijkheid van de tellingen. Massale protesten leidden er toe dat de tweede ronde steeds werd uitgesteld en uiteindelijk pas plaatsvond meer dan een jaar later op 27 november 2016. Hij behaalde officieel 55,67 procent van de stemmen, maar ook dit resultaat werd door alle oppositiepartijen verworpen.

Een goede vriend met het juiste beleid

President Moïse voert een strak neoliberaal beleid, lage of geen belastingen voor bedrijven en multinationals, zonder sociale rechten voor werkende Haïtianen en een minimale overheidssector. Net als vele politici is hij persoonlijk ook actief in de bedrijfswereld, met een aantal agro-bedrijven die alleen voor export produceren. Sindsdien is het permanent onrustig in Haïti.

De eerste reacties op de beslissing om de brandstofprijzen drastisch te verhogen waren dus niet echt verrassend. Ze breidden echter vrij snel uit. Jean-Charles Moïse (geen familie van de president) profileerde zich als leider van de protesten. De voornaamste eisen van de betogers zijn sindsdien onveranderd: ontslag van president Jovenel Moïse, oprichting van een overgangsregering die sociale programma’s voorziet en de corrupte leiders vervolgt en nieuwe presidentsverkiezingen.

Het onderzoek over corruptie door de senaat kon doorgaan omdat Haïti Tèt Kale 2, de partij van Jovenel Moïse, daar geen meerderheid heeft. De entourage van president Moïse en zijn twee voorgangers bleken miljoenen dollars te hebben verduisterd van het Petrocaribe-project.

Een betoger in de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince zwaait de Venezolaanse vlag op het plein voor het presidentieel paleis. Foto: Daniel Tercier/Haïti Liberté

Petrocaribe was een programma van Venezolaans president Chávez om 17 Caraïbische landen toe te staan aardolie aan te kopen in Venezuela met zeer goedkope leningen. Dit kon hij doen dankzij de toenmalige hoge aardolieprijzen, waarmee hij ook de sociale programma’s in eigen land financierde.

Petrocaribe en Chávez zijn nog steeds zeer populair bij de Caraïbische bevolking. Toen in 2017 uitkwam dat een groot deel van dat geld was verduisterd door de politieke leiders van hun land en president Moïse zich bovendien voluit schaarde achter de plannen van de VS voor regime change in Venezuela was de verontwaardiging dan ook groot.

16 maanden

De protesten tegen de regering van president Moïse gaan ondertussen al 16 maanden onverminderd door. De al zeer zwakke economie is volledig weggezakt tot een niveau dat je zelfs niet ‘een diepe crisis’ kan noemen.

De wegen zijn bij gebrek aan enig onderhoud in zeer slechte staat, bij regenweer grotendeels onbruikbaar. Elektriciteit valt voortdurend uit, hospitalen kunnen de brandstof voor hun noodgeneratoren niet betalen en als ze dat wel kunnen wordt de brandstof met weken vertraging geleverd in kleinere hoeveelheden dan besteld. Er dreigen opnieuw epidemieën bij gebrek aan elementaire geneesmiddelen als antibiotica, ontsmettingsmiddelen, anesthesieproducten en medisch materiaal.

De al povere openbare diensten werken nog nauwelijks. Ambtenaren wachten maanden op hun ontoereikende salaris. Leerkrachten komen niet meer werken bij gebrek aan loon, aan didactisch materiaal of degelijke klaslokalen. Gewone politieagenten overleven volledig op kleine corruptie.

Ondertussen leeft een kleine topelite van een aantal familiedynastieën in extreme rijkdom, opgebouwd met import van luxegoederen voor de eigen klasse en export van voedselproducten door grote agrobedrijven, terwijl de gewone Haïtiaan voor hen werkt met een erbarmelijk loon en in slechte en levensgevaarlijke werkomstandigheden.

Stof genoeg voor verontwaardiging?

Toch worden van alle straatprotesten ter wereld die in Haïti het meest genegeerd. Als er al over wordt bericht, gebeurt dat altijd in het kader van ‘extreme armoede’, ‘gebrek aan democratische tradities’, ‘corruptie’. Nooit wordt een link gelegd met ‘de aard van het regime’ zoals dat met Venezuela wordt gedaan.

De selectieve verontwaardiging over de situatie in Venezuela is vooral schrijnend tegenover de bijna complete stilzwijgendheid over Haïti in de westerse media. Het Venezolaanse steunprogramma PetroCaribe was een van de voornaamste factoren voor een korte economische heropleving in Haïti tussen 2008 en 2012.

PetroCaribe was daarvoor drie jaar lang tegengehouden door de VS die petroleummaatschappij Chevron onder druk zette om geen Venezolaanse aardolie te leveren aan Haïti. De VS hebben ook verhinderd dat president Préval het wettelijk minimumloon zou optrekken naar een niveau dat nog altijd bitter laag was (Regering VS dwong Haïtiaanse regering tot uurloon van 0,19 euro).

Foto: btlonline.org

Nadat een betoger een karton omhoog hield tijdens een betoging in augustus 2018, werd ‘Kot kob PetroCaribe a’ (Waar (is het) geld (van) PetroCaribe naartoe?) de voornaamste slogan van de betogers tot vandaag en op de sociale media vatte de hashtag #petrocaribechallenge de essentie van het verzet samen. In februari 2019 bevestigde de rechtbank de besluiten van het rapport van de senaat.

Enkele maanden terug publiceerde Amnesty International een rapport over schendingen van de mensenrechten in Venezuela. Dat werd onmiddellijk overgenomen in alle nieuwsbulletins en uitvoerig besproken (zie Zal Amnesty-rapport verdere aanzet zijn voor gewelddadige regime change in Venezuela?). Dit Amnesty-rapport over Haïti wordt daarentegen volledig genegeerd (net als de ontelbare rapporten van Amnesty International over Colombia, buurland van Venezuela).

Haïti? Niets te melden

Waarom de bijna totale desinteresse van de westerse massamedia voor deze opstanden? Daar zijn meerdere redenen voor. Eerst en vooral racisme tegen het eerste land ter wereld waar slaven zich ooit bevrijd hebben. In Haïti is huidskleur bijna 100 procent de indicatie van waar de Haïtiaan thuishoort, zwart onderaan (de overgrote meerderheid van de bevolking), wit of gemengd bovenaan. Daarnaast gaat het over een regime dat volledig pro-westers is en het neoliberale programma van het IMF en de Wereldbank netjes opvolgt.

Verder heerst er een zeer ‘gunstig’ economisch beleid zonder sociale verplichtingen voor buitenlandse bedrijven dat hoge winsten garandeert en de Haïtiaanse media zijn bijna volledig in handen van de oligarchie. Bovendien gaan de protesten over het verduisteren van geld dat uit Venezuela kwam en voor de gewone Haïtiaan bestemd was. Kortom, redenen genoeg voor de internationale media om deze opstanden te negeren.

Voor een historisch overzicht dat uitlegt waarom de democratieën van het welvarende westen elke poging tot democratie en economische zelfstandigheid in Haïti telkens weer in de kiem hebben gesmoord (en over Kentucky Fried Chicken) zie ‘Geef Haïti niet op! De Haïtianen doen dat ook niet‘. 

 

Notes:

1   Préval was ook president van 1996 tot 2001, de vastgestelde corruptie geldt alleen voor zijn tweede mandaat.

2   Partij Kaal Hoofd (Martelly en Moïse hebben net als veel Haïtiaanse mannen een kaalgeschoren hoofd), niet bepaald een partijnaam met een inhoudelijke boodschap.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.