“Dat hadden we nooit moeten doen”: komen de Nederlandse (Belgische, Europese) sociaal-democraten tot inkeer?

Een enthousiaste ploeg, een charismatisch leider. De regering Kok I start in 1994. Foto: Rijksoverheid.nl

FacebooktwitterFacebooktwitter

Verandert de Nederlandse sociaal-democratische partij PvdA van koers, nu ze in het parlement nog amper 9 zetels overhoudt, haar laagste aantal ooit? Historicus Duco Hellema en journalist Margriet van Lith spraken met PvdA-politici, die er in de jaren 1990 bij waren toen hun partij harde sociale inleveringen goedkeurde. Een leerrijk boek voor de Belgische Sp.a en PS. Zijn die al toe aan zoveel inzicht over hun verleden? Verplichte literatuur voor alle sociaal-democraten (en andere progressieve krachten).

In de loop van 2018 en 2019 spraken historicus Duco Hellema en journalist Margriet van Lith met een lange reeks politici van de sociaal-democratische Partij van de Arbeid (PvdA1) over hun terugblik op de lange jaren 1990 (1989-2003). Eerst regeerden ze mee waarna ze acht jaar zelf de leiding namen van regeringen die met elkaar gemeen hadden dat ze zware sociale inleveringen – ‘bezuinigingen’ – doordrukten, bijna altijd tegen hun eigen electorale achterban in.

“De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig”

De auteurs laten voor- en tegenstanders van het neoliberale beleid van die periode aan het woord. Sommige voorstanders hebben nu spijt, anderen nuanceren dat verleden en nog anderen blijven het goedkeuren. Toenmalige tegenstanders zijn daarentegen vandaag nog steeds even overtuigd van hun gelijk. Bijna allen komen ze echter tot hetzelfde besluit: “Dat hadden we nooit moeten doen.” De ondertitel verduidelijkt wat hier bedoeld wordt. Dit gaat over “De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig”.

Net als de meeste politieke non-fictie boeken die nu verschijnen, zagen beide auteurs zich verplicht in een net voor publicatie geschreven voor- en nawoord te verwijzen naar de coronapandemie. Die zal zonder de minste twijfel in de komende tijd een enorme sociaal-economische impact laten voelen. Zal de PvdA daar weten op in te spelen en in hoeverre helpt de analyse van dit boek tot beter inzicht in de keuzes van de toekomst?

“Afgezien van een korte opmerking in het slot” hebben de auteurs beslist hun manuscript ongewijzigd te publiceren. Een juiste keuze. Nu meer dan ooit tevoren moet de ommekeer ingezet worden van veertig jaar neoliberale aanvallen op de sociaal-economische maatschappelijke rol van de overheid. De hamvraag voor de Europese sociale-democratie en dus voor de PvdA (en de Belgische Sp.a) is of zij daar een rol in zal spelen of niet.

Dit gaat om de overlevingskansen van de partij

Bij de parlementsverkiezingen van 15 maart 2017 viel de partij in één klap terug tot de zevende plaats en hield amper 9 zetels over in de Tweede Kamer2, een verlies van 29. De partij werd zelfs kleiner dan de SP en Groen Links. Bovendien vertaalden de verloren stemmen (1.741.051) zich slechts gedeeltelijk in winst voor de beide andere linkse partijen (785.484).

Winnaars waren de rechtse PVV van Geert Wilders, het conservatieve christen-democratische CDA en de linksliberalen van D663. Als de partij zich ditmaal niet weet waar te maken in de oppositie tegen het centrumrechtse neoliberale beleid van Mark Rutte III, dreigt de definitieve irrelevantie en ultiem het ophouden van haar bestaan.

Ook al wordt het nooit letterlijk gezegd, dat doemscenario is de ondertoon van alle commentaren die de betrokkenen geven bij hun terugblik op de 13 jaar regeringsdeelname van 1989 tot 2002, aanvankelijk als tweede partij met het Christen-Democratisch Appél (CDA), daarna van 1994 tot 2002 als leidende partij onder minister-president Wim Kok in de paarse coalities met VVD en D66.

Kok overleed op 20 oktober 2018. Zijn terugblik ontbreekt dus in dit verder zeer informatieve boek. Dat is wat jammer, want hij wordt door een aantal van zijn tegenstrevers hard aangepakt. Zo zou hij een man geweest zijn die geen ideologische discussies wilde aangaan.

Hoe is het zover kunnen komen?

Dat is zowat de kernvraag die zowat iedereen in dit boek zich stelt, zowel de hevige voorstanders als de opposanten van het toenmalige beleid. Voor Belgische lezers zijn de geciteerde politici relatief tot helemaal onbekend, maar het is totaal niet nodig om hen te kennen of te kunnen situeren in de politieke structuur van de PvdA en van de Nederlandse regeringen om dit een uiterst informatief en leerrijk boek te vinden.

Meer nog, dit hoort verplichte literatuur te zijn op de Grasmarkt 105, het hoofdkwartier van de Sp.a in Brussel. Voorzitter Conner Rousseau kan best wat tijd vrij nemen om historische lering te trekken. De parallellen met het parcours van Sp.a en PS, je kan er gewoon niet naast kijken. De alles overheersende drang om “er bij te zijn”, het al te vaak als excuus ingezette “zonder ons zou het nog slechter zijn”, de totale afwezigheid van enige ideologische reflectie tijdens de vele regeringsdeelnames, het geleidelijke verlies van de band met het historisch electoraat, het zit er allemaal in.

De PvdA werd een partij van beter opgeleide middenkaders, campagnes werden door “experten” en “consultants” overgenomen. Niet de inhoud maar de persoonlijkheden werden de trekkers van de campagne. De partij moest de volledige bevolking aanspreken, niet de achterban mobiliseren. Neen, de hogere en middeninkomens moesten absoluut worden overtuigd. Vervang PvdA door Sp.a in de voorgaande zinnen en het klopt volledig.

Objectieve verschillen

Natuurlijk zijn er verschillen. Meest evident is uiteraard de tweetaligheid van België en de specifieke staatsstructuur die daar uit is ontstaan. Alle staatshervormingen tot de acht (!) ministers bevoegd voor Volksgezondheid hebben getoond tot welke inefficiëntie en stagnatie dat heeft geleid. Dat werd politieke partijen, dus ook de PvdA, in Nederland tenminste bespaard. Eén onderhandelingsronde, één regeringsvorming en klaar is kees. Of het dan inhoudelijk beter was is een andere zaak. Niet voor wie nog geloofde in de sociale welvaartsstaat.

De Sp.a is al heel lang geen grote partij meer, terwijl de PS dat in Brussel en Wallonië altijd is gebleven. De PvdA was daarentegen zelf acht jaar lang de dominante partij, net in de periode dat het neoliberale gedachtengoed alle politieke partijen in Europa veranderde. Meer nog, van alle Europese sociaal-democratische partijen was de PvdA de eerste en de meest hevige bepleiter van de Derde Weg van Tony Blair, bijna in gelijke tred met de Britse Labourregeringen. Gezondheidszorg, onderwijs, openbaar vervoer (privatisering van de NS!), verzelfstandiging van overheidsdiensten, de ‘mondige burger’, alles passeerde de revue.

De Nederlandse sociaal-democraten hebben goed zeggen dat de regeringen Balkenende en Rutte nog verder zijn gegaan, onbehaaglijke feit blijft dat de zeer stevige fundamenten voor dat latere sociale afbraakbeleid werden gelegd tijdens de regeringen Kok I en Kok II (en ze vergeten daarbij even dat ze zelf in een Balkenende-regering en een Rutte-regering zetelden, niet bepaald met groot succes).

Den Haag, 3 augustus 1998, Het tweede Kabinet-Kok op het bordes van Paleis Noordeinde met Koningin Beatrix, nog steeds met de glimlach, maar onderhuids broeit reeds de onmin. Foto: Rijksoverheid.nl

De Derde Weg of neoliberalisme-lite

Over de échte inhoud van die Derde Weg kunnen nog ettelijke boeken worden geschreven. Zonder het echt af te vallen hebben de toenmalige pleitbezorgers van dit neoliberalisme-lite ondertussen al beslist het heel stilletjes af te voeren, in de ijdele hoop dat iedereen zou vergeten dat dit de hoofdstroming was van de sociaal-democratie én de oorzaak van zijn huidige teloorgang.

Van de Sp.a en de PS kan niet beweerd worden dat zij in België de dominante krachten waren in het neoliberale beleid van privatisering, afstoten van overheidstaken en van de flexibilisering van de arbeidsmarkt, maar erg veel tegenwerk – buiten wat verbale mediagymnastiek – gaven ze nooit.

Groen-Links kan nog onschuld in die evolutie pleiten want ze namen nooit deel aan een bestuurscoalitie, wat van Groen niet kan worden gezegd. De desastreuze deelname aan de paarsgroene regering met socialisten én liberalen van Verhofstadt I (1999-2003) ontnam hen definitief het voorrecht de Sp.a en de PS met de vinger te wijzen.

Ook al was gebrek aan enige bestuurservaring, een totaal ontbreken van banden en relaties in de overheidsadministratie en een overduidelijk vooringenomen berichtgeving in de media een aanzienlijk onderdeel van dat toenmalig falen, die deelname heeft van de Belgische groenen definitief een ’traditionele’ partij gemaakt, die tot vandaag net als de Sp.a worstelt tussen het linkse liberalisme van D66 en de linkse koers van de Belgische PVDA.

Een de facto afstoting van de traditionele working-class-aanhang leidde in België sneller dan in Nederland tot het stijgend succes van rechts populistische partijen, maar de Nederlandse PvdA kan er niet naast kijken: heel wat van hun traditionele kiezers zijn naar de PVV van Geert Wilders (en recenter naar Thierry Baudet) overgestapt. Voor hen was er Pim Fortuyn, vermoord in 2002. Hoe dit voormalige lid van de Communistische Partij, de PvdA en de VVD de Nederlandse politiek nog zou hebben beïnvloed is voer voor fictieschrijvers, nutteloze tijdverspilling hier.

Ideologische ommezwaai zonder ideologisch debat

“Kan het werkelijk zo zijn dat de meest radicale ideologische wending die de Partij van de Arbeid ooit heeft doorgemaakt, zich heeft voltrokken zonder een fundamentele interne discussie?” Het antwoord van dit boek is volmondig ja. En je kan de vraag perfect ook zo beantwoorden voor zowat alle Europese sociaal-democratische partijen.

Wim Kok op 4 april 2011 op bezoek bij kersvers minister-president Mark Rutte in het Torentje, het werkkantoor van de regeringsleider op het Binnenhof. Foto: Mark Rutte’s Flickr stream

Terugblikkend kan het alleen maar verbazen dat het zo vlotjes is gegaan. De feiten waren nochtans bekend. Het neoliberalisme van het IMF en de autoritaire regimes in Latijns-Amerika was op alle vlakken een totaal fiasco. Waarom werden daar geen lessen uit getrokken? Voor een deel van de middenklasse was dit beleid zeker beter (en voor de echt rijken maakt eender welk regeringsbeleid niets uit). Dat was niet het geval voor dat andere deel van diezelfde middenklasse en zeker voor de arbeidersklasse – de term klinkt vandaag oubollig, net omdat veertig jaar neoliberalisme het er keihard heeft in gehamerd dat die “arbeidersstrijd” ouderwets, zelfs “conservatief” was. Alle ogen waren echter gericht op de Derde Weg van Tony Blair in Londen en Bill Clinton in Washington.

De fictie van een ‘diensteneconomie’

Na de coronapandemie weten we maar al te goed dat die “diensteneconomie” een fictie was. Niet de hoogopgeleide consultants maar de straatvegers, de vuilnisophalers, de groenwerkers, de verpleegsters en verplegers, de bus-, tram-, treinbestuurders, de postbodes, de leerkrachten, het zorgpersoneel voor onze senioren, het onderhoudspersoneel van wegen, bruggen, gebouwen, de brandweerlui, de politieagenten, de ambulanciers, de telefonisten in de noodcentrales, kortom de “onproductieve” overheidsdiensten, zij maken nog steeds de economie mogelijk. Net zij werden de voorbije veertig jaar “bespaard”, “efficiënt” gemaakt, “verzelfstandigd”, met in werkelijkheid slechts één gemeenschappelijk gevolg: lagere lonen en slechtere arbeidsvoorwaarden.

Wie het “goed” deed, moest meer vrijheid krijgen om het nog beter te doen. Wie het moeilijk had, werd gewantrouwd. Probeert u wel genoeg om aan werk te geraken? Hebt u eigelijk wel recht op deze uitkering? Het blijft verbazen hoe de toenmalige sociaal-democraten hun historische achterban, de oorzaak zelf van hun ontstaan en bestaan, zo vlotjes konden afserveren.

De sociaal-democratie was zeker niet alleen verantwoordelijk voor deze sociale afbraak, maar was er wel een welwillend en bijwijlen zelfs enthousiast deelnemer aan. De morele verantwoordelijkheid van de PvdA (Sp.a, PS, SPD …) is verpletterend. Deelname aan een bestuurscoalitie betekent voor alle deelnemende partijen inleveren op het eigen programma, ook voor de liberale partijen. Er was echter een wezenlijk verschil. Voor de rechtse krachten betekende het minder ver gaan in de sociale afbraak dan ze zouden willen, maar in ieder geval een beleid in hun richting. Voor de sociaal-democraten betekende het inleveringen wég van hun  programma.

Het wordt nu of nooit, voor de PvdA en voor de SP.A

De PvdA heeft nu enkele jaren de kans om zich vanuit de oppositie te herpakken. Het wordt nu of nooit, zeker in het postcorona-tijdperk (of eerder het nog-voor-lang-corona-tijdperk). De Vlaamse Sp.a staat daarentegen voor een fundamentele keuze: neemt ze deel aan een zoveelste neoliberale regering zonder de PS (!) of kiest ze voor een terugkeer naar de roots, naar de echte en enige reden van haar bestaan.

Haalt voorzitter Lodewijk Asscher zijn partij uit het slop? Foto: pvda.nl

Onder dit alles schuilt nog een groot gevaar: de verlokking van machtsdeelname. In het boek wordt het af en toe aangehaald: de zin om te regeren, los van wat er te regeren valt “als we maar meedoen”, ook dat was een drijvende kracht voor de PvdA ,”bewijzen dat we kunnen regeren”. Politici zullen het zelden toegeven, maar de drive, die onmiskenbare aantrekkingskracht van regeringsdeelname, is zeer sterk. De Sp.a is er niet meer schuldig aan dan de andere partijen, maar de partij kan het evenmin ontkennen. Voor een aantal vooral oudere Sp.a-politici is de drang om er – desnoods voor een laatste maal – weer “bij te zijn” zéér groot.

Bij de PvdA begint het te dagen, met nog negen overblijvende Kamerleden hebben ze geen keuze. Leert de Sp.a hier ook lessen uit?

Ook daarom, lezen dit boek en tot de conclusie komen: “Dit zouden we niet moeten doen”. Anders wordt het binnen enkele jaren: “Dat hadden we niet moeten doen”, maar dan vanaf de definitieve zijlijn.

Dit boek komt precies op tijd en is verplichte literatuur voor al wie het meent met een herstel van de sociale welvaartsstaat. Daar is niets “oubollig” of “conservatief” aan. De tegenstanders willen een einde aan dat maatschappelijk model, terug naar een wat gepolijste hedendaagse versie van de sociale hel van de negentiende eeuw, zonder de al te scherpe randjes.

Er staat veel op het spel voor de sociaal-democratie in de komende jaren. Hopelijk wordt dit boek een aanzet tot de ommekeer.

 

Duco Hellema, Margriet van Lith. Dat hadden we nooit moeten doen – De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig. Prometheus, Amsterdam. 2020, 271 pp. (zonder voetnoten en index) ISBN: 9789044644302

 

Notes:

1   Voor een juist begrip van de gebruikte afkortingen: de Nederlandse Partij van de Arbeid (PvdA, kleine ‘vd’) is de traditionele sociaal-democratische partij. Haar Belgische evenknie was de BSP-PSB, sinds 1978 gesplitst in de Vlaamse SP.A (de A staat voor Anders) en de Franstalige Parti Socialiste (PS). Links van de Nederlandse PvdA bevindt zich de Socialistische Partij (SP). Links van de Belgische SP.A en PS bevindt zich de Partij van de Arbeid-Parti du Travail Belge (PVDA-PTB), de enige nog volledig nationale Belgische politieke partij (PVDA mét hoofdletters VD).

2   Het Nederlandse bicamerale parlement bestaat uit de Eerste Kamer der Staten-Generaal (in België de federale Senaat) en de Tweede Kamer der Staten-Generaal (in België de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers). Het politieke gewicht ligt ondanks zijn ’tweede’ naam volledig bij de Tweede Kamer. De Eerste Kamer wordt niet rechtstreeks verkozen, maar een jaar na de Tweede Kamer op basis van de provinciale verkiezingen. Hoewel ze dus officieel los staan van de parlementaire verkiezingen een jaar eerder, worden ze wel aanzien als een graadmeter van de regering.

3   De Democraten 66 (D66) hebben sinds hun ontstaan in 1966 een zeer labiel parcours gereden. Grote winst na oppositie, groot verlies na regeringsdeelname. In 2006 stond de partij op de rand van implosie met amper nog drie Kamerleden. Zelf profileert D66 zich als progressief en sociaal-liberaal. België heeft nooit een dergelijke partij of tendens gekend. De traditionele liberalen van Open VLD (Open Vlaamse Liberalen en Democraten) worstelen wel al tientallen jaren met de interne tweespalt tussen sociaal ‘volks’ liberalisme en keihard neoliberalisme. Met haar keuze voor nieuwe voorzitter Egbert Lachaert gaat de partij sinds mei 2020 voor een harde neoliberale lijn.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.