Presidentsverkiezingen 2012: een terugblik op die van 2008

In 1960 verschenen voor het eerst kandidaten voor de presidentsverkiezingen (Republikein Richard Nixon en Democraat John Kennedy) live op tv voor een debat. De Amerikanen die het op tv volgden vonden dat Kennedy de betere was. De Amerikanen die het op de radio volgden dachten het omgekeerde. Nixon had geweigerd zich te laten maquilleren zodat zijn glimmende voorhoofd en stoppelbaard hem een ruige indruk gaven. Bovendien maakte hij de fout om over zijn antwoorden altijd even na te denken. Kennedy won tegen Nixon met één van de kleinste marges ooit, 250.000 stemmen.

In 1960 verschenen voor het eerst kandidaten voor de presidentsverkiezingen (Republikein Richard Nixon en Democraat John Kennedy) live op tv voor een debat. De Amerikanen die het op tv volgden vonden dat Kennedy de betere was. De Amerikanen die het op de radio volgden dachten het omgekeerde. Nixon had geweigerd zich te laten maquilleren zodat zijn glimmende voorhoofd en stoppelbaard hem een ruige indruk gaven. Bovendien maakte hij de fout om over zijn antwoorden altijd even na te denken. Kennedy won tegen Nixon met één van de kleinste marges ooit, 250.000 stemmen.

FacebooktwitterFacebooktwitter

Binnenkort zijn er opnieuw presidentsverkiezingen in de VS. Om het komende mediacircus beter te doorgronden blikt DeWereldMorgen.be terug op de verkiezingen van 2008. Deze week ook een overzicht van de campagnes van 1948 tot nu. De voortdurende herhaling van steeds dezelfde propagandatrucs blijft frappant.

Wie voor zijn informatie over de Amerikaanse presidentsverkiezingen alleen op de grote media afgaat, kan maar tot één conclusie komen: zowat alles wordt geschreven, gesproken of getoond door journalisten die of nog geen vier jaar bezig zijn of aan geheugenverlies lijden. Dezelfde fenomenen, dezelfde grootspraak, dezelfde holle slogans en toch dezelfde beate bewondering, dezelfde pseudo-kritische commentaren … In 2008 was het niet anders.

Democraat Harry Truman

Natuurlijk zijn er verschillen met 1948. Die hebben alles te maken met technologische evolutie, niet met inhoud. Harry Truman had geen internet of weblog, zelfs tv speelde amper mee. De radio en kranten waren dé campagnevehikels.

De rondreizende campagnes met een treinkaravaan waren het enige wat nog overbleef van voor de oorlog. Ze worden nog steeds door elke finale kandidaat dunnetjes overgedaan, voor de mooie tv-beelden. Treinreizen leggen immers een link met John F. Kennedy. Die had o.a. die treinreizen massaal gebruikt om in 1960 een zéér nipte overwinning te behalen op Richard Nixon. In de Amerikaanse psyche roepen die treinen echter ook herinneringen op aan die andere treinreis van Kennedy drie jaar later … Zijn lichaam werd onder massale belangstelling vanuit Dallas, Texas per trein naar Washington DC teruggevoerd.

Republikein Eisenhower, een korte terugreis naar vooroorlogse politiek

Na Democraat Truman deed Republikein Ike Eisenhower in 1952 (meer dan waarschijnlijk zich nog niet bewust van het belang van het nieuwe medium tv) een poging om terug te keren naar de ouderwetse campagnes van voor de oorlog. Tv-spotjes liet hij zich schoorvoetend welgevallen. Hij haalde het vooral met zijn imago van oorlogsheld – hij was opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten in 1944 – en, net als Truman, van ‘outsider’, jawel.

John Kennedy, uitvinder van tv-campagnes

In 1960 was Kennedy de eerste om de tv maximaal in te schakelen. Na de oude Eisenhower was het tijd voor ‘change’. Hij was de jongste kandidaat ooit en zag er goed uit, voorwaar een ‘nieuw’ element in de campagnes. Hij was de Obama van de sixties. Zijn tegenstander Richard Nixon, vicepresident onder president Eisenhower, deed het op tv zéér slecht. Zijn voorhoofd blonk van de zweetdruppels en omdat hij zich weigerde te schminken, gaf zijn zwarte stoppelbaard hem het uiterlijk van een onbetrouwbare maffioso.

Bovendien nam hij de tijd om na te denken over zijn antwoorden. Not done! Verdedigers van het medium tv leggen daar de oorzaak van zijn nederlaag. Dat zij dat zo stelden, was niet verwonderlijk. Voor een deel was dat zeker waar, Kennedy lag immers steeds achter in de peilingen tot na de tv-debatten. Maar de ijver van de tv-lobbyisten om hun nog nieuwe medium op te dringen aan Washington had daar ook veel mee te maken. Immers, ondanks zijn barslechte tv-optredens leed Nixon slechts een zéér nipte nederlaag van 250.000 stemmen.

Lyndon Johnson, de redneck die de zwarten stemrecht gaf

Na de moord op Kennedy (november 1963) kwam Johnson, die het als zetelend president haalde met een campagne die o.a. de snelle terugtrekking van de troepen beloofde uit Vietnam. Een belofte die bekend klinkt, inderdaad. We schrijven 1964! Deze man is en blijft hét schoolvoorbeeld van de dubbelzinnigheid van het Amerikaanse politieke systeem (en van het onbegrip/de onwetendheid in Europa over datzelfde systeem).

Niet de (overigens totaal onterecht) bejubelde Kennedy zorgde voor de naoorlogse modernisering van de VS, maar zijn opvolger. Johnson was dan wel een racistische redneck uit het zuiden, die achter gesloten deuren uitsluitend de term ’niggers’ gebruikte voor zijn zwarte medeburgers. Hij was echter ook een platte opportunist.

Onder zijn presidentschap werd indrukwekkende vooruitgang geboekt op gebied van de wettelijke bescherming van de burgerrechten. Hij tekende de later door W. Bush betwisteVoting Rights Act (nvdr: wet waarin het stemrecht van iedereen werd gewaarborgd), creëerde Medicare (gratis openbare gezondheidszorg voor alle 65-plussers) en het food stamp (voedselhulp) programma – allemaal verwezenlijkingen die weliswaar ten goede kwamen aan de Amerikaanse zwarten, maar vooral aan de arme blanken.

Niet vergeten dat er tot vandaag viermaal meer arme blanken in de VS zijn dan alle zwarten samen (arm, middenklasse én rijk)! Tijdens de oorlog in Vietnam waren de generaals zéér ongerust over de sociale onrust in eigen land. Met een grote oorlog zo ver weg, zouden ze die misschien niet kunnen onderdrukken. Met een sociale visie had dat dus niet zoveel te maken.

Zijn politieke carrière begon Johnson in 1934 als campagneleider met het organiseren van massale verkiezingsfraude voor een andere kandidaat. Wat hij daarna in 1941 zelf deed om een nationale carrière te beginnen, tart elke verbeelding, maar de gelijkenissen met de technieken, gebruikt door Bush in Florida in 2000, zijn opvallend.

Richard Nixon neemt weerwraak met de eerste gemediatiseerde moddercampagne

Om allerlei redenen zocht president Johnson in 1968 géén herverkiezing. Republikein Nixon zag de kans schoon om zijn nipte nederlaag van 8 jaar eerder te wreken. Met een nooit voorheen geziene smerige lastercampagne dwong hij de eerste Democratische kandidaat voor het vicepresidentschap, Edmund Muskie, zich terug te trekken.

De Democratische kandidaat voor het presidentschap, Hubert Humphrey, haalde hij onderuit door zichzelf tegenover hem als ‘outsider’ te stellen, als de kandidaat die grote kuis zou houden onder de kliek van Washington. Humphrey was te ouderwets beleefd om daar weerwerk tegen te geven en het werkte. ‘Outsider’ Nixon werd verkozen.

Jimmy Carter maakt van geloof een electoraal thema

Na Nixons gedwongen aftreden door het Watergate-afluisterschandaal zes jaar later, kon opvolger Gerald Ford zich bij de verkiezingen van 1976 als zetelend president moeilijk voordoen als een outsider. Die rol werd schitterend ingevuld door de relatief onbekende Democraat Jimmy Carter, gouverneur van Georgia, die er nog een nieuw element aan toevoegde, namelijk zijn diepchristelijke geloofsovertuiging. Sinds Carter is de geloofsovertuiging van elke kandidaat een belangrijk onderdeel van de campagne.

Net als Obama nu, schitterde Carter vooral in de perceptie. Tot vandaag schrijven de gewone media met lovende woorden over zijn zogenaamde mensenrechtenbeleid. Carter was echter de president die zowel de Nicaraguaanse dictator Somoza als de Iraanse sjah tot de laatste dag bleef steunen met wapenleveringen.

De School of the Americas (toen nog in het door de VS bestuurde deel van Panama), waar de commandanten van de Latijns-Amerikaanse doodseskaders hun opleiding kregen, kende onder zijn mandaat een nooit voorheen geziene groei.

Zijn veiligheidsadviseur, Zbigniew Brzezinski, ontwikkelde het defensieconcept van de Rapid Deployment Force (RDF). Nu heet dat concept Central Command, bekend van Irak. Die RDF-doctrine ging er van uit dat de VS een snelle invasiecapaciteit moest ontwikkelen om de oliegebieden van het Midden-Oosten te bezetten. Zijn opvolger, Republikein Ronald Reagan, nam die doctrine over en zette de door Carter ingezette enorme stijgingen van het defensiebudget voort.

Brzezinski is vandaag adviseur voor defensie en buitenlands beleid van Barack Obama. Carter was ook de eerste president die de sociale programma’s van Johnson begon terug te schroeven. De republikein Reagan veroorzaakte weliswaar een grote verarming met zijn economisch beleid, maar raakte de sociale opvang zelf niet aan. Bush I evenmin. Ze hadden immers de stemmen van de arme blanken in de landelijke staten nodig.

Ronald Reagan, de natte droom van elke campagnestrateeg

In 1980 was er voor het eerst ook een kandidaat die gewoon deed wat je hem zei, zonder zoiets hinderlijks als een eigen mening. Dat had gewezen B-filmacteur Ronald Reagan als gouverneur van Californië ruimschoots bewezen. De stiel kende hij ook al door de talloze tv-spots die hij voor de overheid (!) had ingesproken. Ook hij voerde campagne met het imago van de ‘outsider’ die de kliek van Washington ging opkuisen.

Carter sleepte ook nog de onopgeloste gijzeling van Amerikaanse diplomaten in hun ambassade in Teheran mee. De overwinning van Ronald Reagan was echter allesbehalve zo overweldigend als de massamedia ons tot vandaag willen doen geloven. Reagan haalde inderdaad een ruime overwinning qua zetels van het kiescollege, niet qua stemmen. Reagan wist zijn imago in 1984 zowaar een tweede maal te verzilveren.

George Bush senior, daddy voor de kinderen

De vicepresident van Reagan, George Bush senior, haalde op zijn beurt een nipte overwinning door een verpletterende moddercampagne waartegen zijn tegenkandidaat niet bestand was. Democraat Michael Dukakis was o.a. zo onverstandig om in een tv-debat openlijk te zeggen dat hij tegen de doodstraf was. Hij weigerde ook koppig om eenzelfde moddercampagne te beginnen en verloor. Opnieuw, tamelijk nipt in stemmen, ruim in het kiescollege.

Bill Clinton, de man die ‘change’ ging brengen in Washington

President Bush sr was in 1992 dan weer niet opgewassen tegen ‘outsider’ Democraat Bill Clinton, gouverneur van de staat Arkansas. Hoewel, de roemruchte overwinningen van Clinton blijken de test van de analyse niet te doorstaan. Zonder de hulp van derde kandidaat Ross Perot had hij het in 1992 nooit gehaald. Hoewel die met 11 procent uiteindelijk kansloos was, haalde hij met zijn achterban wel Bush I onderuit.

Bill Clinton had in 1996 voor zijn tweede mandaat dan weer het geluk dat de Republikeinen met Robert Dole zowat de slechtste kandidaat uit hun geschiedenis naar voren schoven. In vergelijking met George Bush senior was Dole weliswaar een brave centrumpoliticus. Hij was echter een rampzalige verschijning in de media. Deze oudere gehandicapte gentlemen kon geen weerwerk bieden tegen de flamboyante Clinton die zijn ‘Republican-Lite’ programma met glans wist te verdedigen.

Democraat Clinton was na Carter de volgende om de sociale programma’s af te bouwen en zorgde voor een nooit voorheen geziene uitbreiding van de lijst van met executie bestrafbare misdaden.

Al Gore wint, maar verliest toch tegen zoon George W. Bush

Zijn vicepresident Al Gore ‘verloor’ in 2000 ondanks een meerderheid aan stemmen van George W. Bush, zoon van de andere president George Bush.

Obama ‘A change we can believe in’

Naargelang van de accenten die je legt, kan je uit dit overzicht een en ander leren. Onder andere dat naar de vorm, de gebruikte methodes en de financiële middelen de campagnes wél degelijk veranderd zijn. Naar het verschil in inhoud is het echter vér zoeken.

Het thema van de zogenaamde ‘outsider’ die grote kuis gaat houden in het verre Washington, die het systeem gaat veranderen, die ‘change’ gaat brengen … is een blijver. Ook in 2008. Wat Obama in 2008 deed, was dus ouwe koek, allesbehalve een nieuwe aanpak.

De idolatrie naar nieuwe hoogtes getild

Een blijver is ook het enthousiasme waarmee de Europese massamedia de Democratische kandidaat omhelzen. Dit was duidelijk te merken bij Obama. Niet te geloven dat commentatoren waarvan je enig historisch inzicht zou verwachten weer eens in die val trapten.

Rik Coolsaet, een verstandig man die o.a. over de Belgische diplomatieke geschiedenis zeer zinnige dingen heeft geschreven, was er bij tijdens de aanvaardingsspeech van Obama op de Democratische conventie. In De Standaard van 31 augustus 2008 had hij het over ‘Het sociaal contract van Obama’.

Zijn bewondering was enorm: ’Drie kwartier spookt door mijn hoofd: waar zit de Belgische Obama? Welke Belgische politicus doet Obama na in zijn magistrale poging om de verdeeldheid in eigen land te overbruggen.’ Dit was van een beate volgzaamheid die je van een Joe sixpack zou verwachten, maar niet van een goed geïnformeerde Europeaan. Obama zou zowaar een nieuw sociaal contract aanbieden na de New Dealvan Franklin Roosevelt.

Alle presidenten vanaf John Kennedy hebben na de oorlog (met uitzondering dus van Johnson!) aan de in de New Deal verworven sociale rechten geknaagd, Clinton en W. Bush het meest van al. Ook Obama had dit op zijn agenda staan (‘de staat kan niet alles oplossen’). McCain was nog erger. Dat maakte Obama echter nog niet goed.

Sinds 1944 is er in feite slechts één Democratisch president geweest die sociale vooruitgang heeft gebracht, Lyndon B. Johnson. De andere Democraten, Kennedy, Carter én Clinton voerden een sociaal regressief beleid en een agressieve buitenlandse politiek. De Republikein (!) Eisenhower was de laatste president die openlijk vragen stelde bij de zin van de wapenwedloop.

Republikein Nixon zorgde voor de dooi met aartsvijand China. Republikein Reagans politiek in Centraal-Amerika was verschrikkelijk, maar volledig in lijn met die van zijn voorganger: ‘human rights’ Democraat Carter. Reagan maakte ook dankbaar gebruik van alle Nicaraguaanse militairen die onder Carter waren opgeleid in de School of the Americas voor zijn huurlingenleger van de Contras. Onder Carter werd de steun aan de Taliban en aan wat nu Al-Qaeda heet gestart, dit onder leiding van Zbigniew Brzezinski, dezelfde man, ik zei het al, die nu adviseur buitenlands beleid is van Obama.

Obama-McCain 2008, waar zat het verschil?

Maakte de keuze tussen Obama en McCain in 2008 dan echt géén verschil? Ach, natuurlijk waren er accentverschillen, de retoriek was ook anders. En voor een beperkt deel van de middenklasse maakten Republikeinen en Democraten zeker een verschil. Bovendien, de strijd tussen Republikeinen en Democraten was weer eens bikkelhard. Maar dit was een strijd om de macht, niet om de inhoud, laat staan over een andere visie op de economie, op de wereld.

Ondanks Republikeins president Bush, minst populaire president van de Amerikaanse geschiedenis sinds 1945, slaagde de grote vernieuwer Barack Obama er nauwelijks in gelijke tred te houden met McCain, die nochtans de éne mediablunder na de andere onbenulligheid opstapelde.

Diezelfde McCain haalde bovendien de middeleeuwse griezel Sarah Palin als kandidaat-vicepresident binnen, die gelooft dat dinosaurussen 3.000 jaar geleden leefden en die tegen abortus is voor verkrachting en incest … en zelfs dan bleven de peilingen gelijklopen. Wie zich uitsluitend op de massamedia baseerde voor zijn informatie, begreep daar uiteraard niets van. Dat kon moeilijk anders. Geen analyse, geen context, geen historisch kader …

Waar haal ik de informatie voor deze artikels?

Zoals ik al eerder schreef: voor 100 procent uit informatiebronnen uit de VS zelf (of af en toe Groot-Brittannië). Dit is voor mij een principiële zaak. Franse of Russische auteurs laat ik niet aan het woord (tenzij het natuurlijk over hun eigen land gaat). Natuurlijk zou ik ook artikels kunnen schrijven over de manipulatie van de verkiezingen in Rusland en China. Erg dapper.

Kritiek op de VS-regering (dus niet op de VS-bevolking) geven is een essentiële plicht van elke democraat (kleine d!)

De VS zijn een economische en militaire bondgenoot van Europa. De VS beweert democratie en vrijheid in de wereld te verdedigen. Moeten we dat dogmatisch aanvaarden of kritisch onderzoeken? Ik kies voor het tweede, samen met een aanzienlijk deel van de Amerikaanse bevolking …

Slotsom: wie de gewone media als informatiebron gebruikt, is er aan voor de moeite. Géén analyse, geen context, zeker geen historische duiding … Af en toe sijpelt er iets door, al wordt het dan meestal ontwijkend vermeld.

Nogmaals, Coolsaet in de hierboven vermelde commentaar op de Democratische conventie van 2008: “Het is gemakkelijk om smalend te doen over zoveel indrukwekkende enscenering, over de Dorische zuilen in papier maché die de presidentskandidaten moesten omhullen met de symbolen van macht en prestige, de zorgvuldig uitgekiende retorische opbouw en het oerklassieke ‘God bless you’ op het einde van de toespraak. Het is ook niet moeilijk om de scheut populisme te hekelen die in zijn toespraak zit ingebed, waar hij zich afzet tegen de professionele politici en de bureaucraten in het verre Washington …” Dergelijke kritiek is immers ‘gemakkelijk’. Dat hebben we even vermeld, dus discussie gesloten.

Neen, deze kritiek gaat over de kern van de zaak en ze is, gezien de dogmatische volgzaamheid van onze massamedia, allesbehalve ‘gemakkelijk’. Al zijn ze dan een kleine minderheid, er zijn wel degelijk miljoenen Amerikanen die over hun eigen regeringen even kritisch denken. Zij verdienen onze steun.

Vanaf volgende week commentaar bij de huidige electorale campagne in de VS.

Lode Vanoost

(dit artikel is een geactualiseerde samenvatting van acht artikels geschreven tussen november 2007 en december 2008 voor www.uitpers.be)

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.