Frans rapport met definitieve ‘bewijzen’ Syrisch gifgas

François Hollande, president van Frankrijk, zet een lange politieke traditie verder. Socialistische presidenten zijn meer oorlogszuchtig dan hun conservatieve collega's.

François Hollande, president van Frankrijk, zet een lange politieke traditie verder. Socialistische presidenten zijn meer oorlogszuchtig dan hun conservatieve collega's. (foto services présidentielles/Raymond Depardon)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Frankrijk brengt een geheim rapport uit dat stelt dat president Assad van Syrië op 21 augustus al aan zijn derde aanval met gifgas toe was sinds april 2013. Eindelijk de bewijzen nodig voor een aanval?

Op maandag 2 september brengt de Franse staatsveiligheid een rapport van negen pagina’s uit dat de redenen opsomt waarom zij er van overtuigd is dat enkel en alleen het regime van Assad voor drie aanvallen – waaronder die van 21 augustus 2013 – kan verantwoordelijk zijn.

Het Franse parlement zal een ‘debat’ houden over ‘de straf die het Syrische regime moet krijgen’ op woensdag 4 september. In tegenstelling tot de Amerikaanse grondwet geeft de Franse grondwet de president volledige soevereiniteit over het buitenlands beleid en over defensie (in de VS wordt die bepaling in de praktijk met de voeten getreden). Een stemming na het debat komt er dus niet.

Het rapport

De dodentol van de aanval van 21 augustus zou volgens dit rapport 281 zijn. Dat is nog altijd verschrikkelijk veel, maar heel wat minder dan de meer dan 1400 die enkele dagen eerder door Amerikaans minister van buitenlandse zaken John Kerry werd geponeerd. De Franse telling zou gebaseerd zijn op de talloze video’s die door de Franse inlichtingendiensten werden verzameld.

Er is volgens het rapport sprake van ‘massaal gebruik van chemische producten’. Bovendien verwacht het rapport dat andere aanvallen zullen volgen.

  • Syrië beschikt inderdaad reeds jaren over een belangrijk arsenaal aan chemische wapens (sarin, VX en yperiet, het gas dat voor het eerst werd gebruikt in Ieper tijdens de Eerste Wereldoorlog);
  • SyrIë is nooit toegetreden tot de Conventie voor de Verbanning van Chemische Wapens;

Verder worden de toestellen opgesomd die geschikt zijn om deze wapens te dragen en af te werpen of te laten ontploffen en de commandostructuur van het Syrische leger. De zogenaamde Branche 450 draagt de operationele verantwoordelijkheid voor de inzet van deze wapens. ZIj bestaat volledig uit Alawietische militairen, die totaal gezagsgetrouw zijn aan president Assad. Alleen de president en een kleine kring van getrouwen kan het bevel tot lancering van chemische wapens geven.

Franse inlichtingendiensten zouden eigen stalen hebben verzameld van een aanval met saringas (bloed, urine, grond en munitie) op 29 april 2013 in de plaats Sarqueb en een andere ergens midden april in de plaats Jobar. Daarbij zouden respectievelijk 20 en 40 slachtoffers zijn gevallen (het rapport specifieert niet of het over gewonden of doden gaat).

Omdat de gifgasaanval van 21 augustus op acht verschillende plaatsen tegelijk gebeurde, zou dit volgens het rapport enkel en alleen het werk kunnen zijn van het Syrisch leger. De rebellen zouden hier immers niet toe in staat zijn.

Het rapport sluit als volgt af:

“Wij zijn van mening (‘nous estimons’) dat de Syrische oppositie de capaciteiten niet heeft om een operatie van dergelijke omvang uit te voeren met chemische wapens. Geen enkele groep behorend bij de Syrische opstand heeft op dit ogenblik de capaciteit om deze wapens te stockeren en in te zetten, a fortiori in een proportie gelijk aan die toegepast in de nacht van 21 augustus 2013 in Damascus. Deze groepen hebben noch de ervaring noch de kennis van zaken om ze in te zetten in het bijzonder met de vectoren (de draagraketten) die zijn gebruikt in de aanval van 21 augustus.”

Deus ex machina?

Het lijdt geen twijfel dat de Franse media en de voorstanders van een aanval op Syrië dit als de deus ex machina zullen zien om een Frans militair initiatief te bepleiten. Toch roept het rapport meer vragen op dan het beantwoordt.

De stelling dat de omvang van de aanval van 21 augustus er op wijst dat alleen het leger dit kan hebben gedaan snijdt zeker hout, maar op één voorwaarde: men moet er op vertrouwen dat de aanval inderdaad is gebeurd zoals het rapport dit beschrijft, dat is echter nog helemaal niet bewezen. Het volledige rapport staat of valt met deze éne premisse.

Bovendien is deze premisse een vorm van omstandghiedsbewijs, een indirecte vorm van bewijsvoering. Met andere woorden, dat de zaken zo gebeurd zouden zijn, daar is men nog steeds niet zeker van. Waarschijnlijkheid is geen absolute waarde. Het blijft een mening, niets meer, niets minder.

Een gifgasaanval, inderdaad, maar … door wie

Er zijn wel degelijk een aantal zaken die dit rapport bevestigt. Er is inderdaad een of andere vorm van gifgas ingezet en er zijn daarbij zeker honderden slachtoffers gevallen. Wie daar voor verantwoordelijk is, blijft echter onzeker. Wie een open geest bewaart, houdt dus nog altijd alle opties open: van een doelbewuste aanval van het regime tot een provocatie door een aantal rebellengroepen (en alle mogelijkheden daartussen in – van de al dan niet doelbewuste bombardering van een opslagplaats met chemische stoffen tot een ongewilde ontploffing door de schuld van onvoldoende opgeleide rebellen).

Bovendien doet dit rapport nog een andere fundamentele vraag rijzen. Er van uitgaande dat de informatie van de Franse inlichtingendiensten over twee vorige gifgasaanvallen klopt, waarom heeft Frankrijk dit nooit eerder uitgebracht? In de veronderstelling dat het regime van Assad inderdaad reeds gifgas heeft gebruikt in april, waarom werd het regime toen niet onmiddellijk aangeklaagd en ‘gestraft’?

Nogmaals in de veronderstelling dat er inderdaad gifgasaanvallen waren in april door het regime, kan dat regime zich door de toenmalige passiviteit van het westen niet gesterkt hebben gevoeld om hier mee door te gaan?

Bewijzen voor de VN-Veiligheidsraad

Het internationaal recht verplicht landen de VN-Veiligheidsraad te verwittigen en bewijzen te overhandigen, zodat de VN-Veiligheidsraad gepaste beslissingen kan treffen. Frankrijk is één van de vijf permanente leden van die raad, met vetorecht. Frankrijk is dus niet zomaar de eerste de beste. Waarom is Frankrijk niet eerder met de bewijzen van april 2013 gekomen?

Maar zelfs dan, het bestaan van bewijzen van gifgasaanvallen door het regime van Syrië geeft geen enkele lidstaat van de VN het recht unilateraal op te treden. Alleen de VN-Veiligheidsraad kan dat doen. Als een permanent lid van die raad die bewijzen heeft, waarom gaat het dan niet prompt naar de VN om de andere permanente leden met de feiten te confronteren?

Het rapport van de Franse staatsveiligheid op dit specifiek ogenblik schept geen enkele klaarheid over wat al niet geweten was en brengt geen nieuwe elementen aan. Het is tot bewijs van het tegendeel slechts een strategische zet om de internationaal geïsoleerde positie van Frankrijk (naast de VS) te doorbreken.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.