Heeft Rusland verkiezingen VS gehackt?

In 1996 sprak het Amerikaanse weekblad Time in lovende woorden over de manier waarop de Amerikaanse overheid er in was geslaagd Russisch president Boris Jeltsin verkozen te krijgen. In 2016 denkt het tijdschrift anders over inmenging in verkiezingen in een ander land

In 1996 sprak het Amerikaanse weekblad Time in lovende woorden over de manier waarop de Amerikaanse overheid er in was geslaagd Russisch president Boris Jeltsin verkozen te krijgen. In 2016 denkt het tijdschrift anders over inmenging in verkiezingen in een ander land (Time covers)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Het ‘definitieve’ rapport van de Amerikaanse inlichtingendiensten over Russische hacking heeft alvast één effect: het creëren van een perceptie zonder het leveren van enig concreet bewijs. De Amerikaanse inlichtingendiensten hebben een lange traditie op dit vlak.

Wat aanvankelijk begon als een afleidingsmanoeuvre van de Democratische Partij tijdens de voorverkiezingen – om de aandacht af te leiden van de inhoud van de onthullingen – is een eigen leven gaan leiden en kwam in een onstuitbare stroomversnelling na de verkiezing van Donald Trump op 8 november 2016.

Het systeem van sterke presidentiële executieve macht met een lange overgang van meer dan twee maanden (van 8 november tot 20 januari) van de zetelende naar de nieuwe president botst door deze kwestie op zijn eigen structurele contradicties.

Over de harde centrale kern van het Amerikaanse regeringsbeleid was er – op de electorale retoriek na – nooit enig verschil tussen de Republikeinse en de Democratische partij: de VS moet en zal de sterkste militaire en economische macht ter wereld zijn en blijven. Democraten en Republikeinen kunnen weliswaar zeer grondig met elkaar oneens zijn over hoe ze die centrale doelstelling moeten instandhouden.

Het zijn echter ook twee machtsblokken die elkaar naar het leven staan om de macht. En op binnenlands vlak zijn er zeker inhoudelijke verschillen, want de Republikeinse partij is zonder enige twijfel sociaal nog veel regressiever dan de Democraten. Op vlak van buitenlandse politiek en defensie zijn ze echter twee handen op één buik. Men mag retoriek en interne machtsstrijd immers niet verwarren met inhoudelijke keuzes.

Het is nu echter de eerste maal in de naoorlogse Amerikaanse geschiedenis (en waarschijnlijk ook voorheen) dat de overgangsperiode van een president naar een andere een inhoudelijk machtsprobleem creëert. Met president Trump zit immers voor het eerst sinds 1945 een president in het Witte Huis, waarvan de diepe staat van Democratische en Republikeinse toppolitici, grote bedrijven en het leger niet weten wat hij eigenlijk van plan is. Deze diepe staat heeft nooit eerder een dergelijke onzekere situatie gekend.

Wat zich nu afspeelt is niet meer of niet minder dan een poging van de Democraten onder leiding van president Obama (met de steun van het overgrote deel van de top van de Republikeinse partij) om de nieuwe president Trump te verzwakken en hem in de mate van het mogelijke met voldongen feiten te dwingen een door zijn voorganger vastgelegde koers te volgen.

Een uit de hand lopend afleidingsmanoeuvre?

Toen WikiLeaks tijdens de voorverkiezingen begon met het publiceren van bijzonder compromitterende e-mails van Hillary Clinton en haar medewerkers was de stelling van Russische hacking nog enigszins plaatsbaar als afleidingsmanoeuvre van wat in die e-mails onthuld werd.

Wat in die e-mails stond was immers compromitterend genoeg en bedreigde de kansen van de op dat ogenblik nog altijd als meest waarschijnlijk voorspelde winnaar Hillary Clinton. Zo blijkt onder meer dat Clinton financiële steun kreeg van Saoedische en andere Arabische bronnen, dat haar staf actief heeft samengewerkt met de top van de Democratische Partij om de campagne van Bernie Sanders tijdens de voorverkiezingen te saboteren en heeft Clinton bevestigd dat Saoedi-Arabië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten financiële en logistieke steun geven aan IS.

Een snelle afleiding van de media-aandacht naar een ander thema was dus dringend nodig. Dat afleidingsmanoeuvre was snel gevonden en lukte verbazingwekkend goed.  Hier zaten ‘de Russen’ achter. De Amerikaanse massamedia (met in hun kielzog de rest van de Westerse media) gingen er volledig in mee.

Aanvankelijke terughoudendheid wordt agressieve aanpak

President Obama bleef aanvankelijk terughoudend over de hele zaak, tot kort voor de dag van de verkiezingen op 8 november. Eenmaal de overwinning van Trump vast lag ging hij echter volledig in de aanval. Alle aandacht ging vanaf nu naar vermeende Russische inmenging in het Amerikaanse verkiezingsproces.

assessing russian activitiesWinnaar Trump had voor de verkiezingen nog gesteld dat hij een nederlaag niet zou aanvaarden. Zoals van hem kon worden verwacht aanvaardde hij de uitslag echter onmiddellijk. Van een man die schijnheiligheid tot een deugd heeft verheven valt dat niet echt te verbazen.

Trump weigerde de stelling van Russische hacking bij te treden. Dat deed hij zeker uit opportunistische redenen. Nu hij toch gewonnen heeft vermindert dit immers de glans van zijn overwinning. Het is echter wel consistent met wat hij reeds tijdens de campagne zei. Toen stelde Trump immers dat hij af wil stappen van de huidige escalerende confrontatie met Rusland. Het was een van de weinige punten waarover hij inhoudelijk met Clinton van mening verschilde.

Wat is er nu werkelijk van aan?

Dit alles beantwoordt ondertussen niet de vraag of er al dan niet inderdaad sprake is van Russische hacking tijdens de voorverkiezingen en tijdens de verkiezingen. De voorbije weken werd een geheim onderzoeksrapport door de drie inlichtingendiensten FBI, CIA en NSA opgesteld, dat daar de bewijzen voor zou hebben. Op 6 januari 2017 presenteerden deze drie agentschappen een openbare samenvatting van hun bevindingen aan het Amerikaanse Congres.

James Clapper, hoofd van de NSA, tijdens een briefing met president Obama
James Clapper, hoofd van de NSA, tijdens een briefing met president Obama (whitehouse.gov)

Dat document is om meerdere redenen zeer verbazend. Meer dan de helft is oude informatie die bovendien open en vrij beschikbaar is. Het overgrote deel daarvan gaat bovendien over één medium, de Engelstalige zender RT (tot 2009 voluit ‘Russia Today’). Het rapport vermeldt daarbij onder meer citaten en personen uit twee shows van RT die reeds meer dan een jaar gestopt zijn met uitzenden.

Meermaals wordt vermeld dat RT een door de Russiche staat opgerichte en gefinancierde omroep is. Dat is allesbehalve geheim. Zowat alles wat in het rapport over RT wordt gezegd is standaardanalyse van wat eender welke openbare omroep doet, zoals de BBC. Het rapport staat ook bol van beweringen die voorheen al meerdere malen zijn gesteld op andere plaatsen. Het feit dat de aangehaalde beweringen voortdurend werden herhaald in verschillende media en rapporten wordt voorgesteld als informatie uit ‘meerdere bronnen’.

Van Occupy 2011 naar de verkiezingen van 2016

De beweging Occupy wordt gelinkt aan de zender RT, door een oplijsting van de programma’s, citaten en personen waarmee RT aandacht aan de beweging heeft gegeven in 2011. De beweging zelf is ondertussen reeds vier jaar weggedeemsterd en RT is voor de meeste Amerikanen nog steeds een grotendeels onbekende zender. Dat was nog meer dan nu het geval in 2011, toen de zender nog niet via de kabel werd verspreid en nog maar pas begon door te breken op sociale media.

Dat RT zwaar investeert in sociale media – een doodnormale praktijk voor eender welk medium – wordt als omstandigheidsbewijs voorgesteld van deelname aan een campagne voor de destabilisering van de VS. Ook Snowden, Assange en Manning worden in het rapport vermeld als omstandigheidsbewijzen van een Russische campagne.

Het ‘ultieme’ bewijs

Het substantiële deel van het rapport – de Russische hacking –  omvat slechts vijf pagina’s met veel interlinie. De New York Times noemt dit rapport desalniettemin het ultieme bewijs. Iets verder echter stelt de krant in hetzelfde artikel: “Het gedeklasseerd (= vrijgegeven) rapport bevat geen informatie over hoe de agentschappen hun gegevens hebben verzameld of hoe ze tot hun conclusies zijn gekomen.”

Daar voegt de NYT volgende commentaar bij: “ Het (rapport) is dus gedoemd om te worden aangevallen door sceptici en door medestanders van Mr. Trump, die dit overzicht zien als een politieke inspanning om de legitimiteit van deze verkiezing te beschadigen. Vertegenwoordigers van de inlichtingendiensten hebben dat gezichtspunt verworpen.” Daarmee wordt de te verwachten kritiek bij voorbaat gekaderd. Sceptici en medestanders van Trump horen volgens de NYT onder één noemer.

De massamedia vervullen hun taak

Zowat alle Amerikaanse massamedia (met – zoals hierboven reeds vermeld – in hun kielzog de echokamer van de rest van de westerse media) namen na 6 januari 2017 de stellingen van het rapport over, zonder te verwijzen naar de zwakke – in feite afwezige – bewijskracht. Die stellingen kunnen als volgt worden samengevat:

  1. president Poetin heeft alles rechtstreeks bevolen;
  2. Rusland wil het openbaar vertrouwen in het democratisch proces ondermijnen;
  3. Rusland steunde Trump door Clinton te discrediteren en Trump gunstig weer te geven;
  4. de Russische militaire inlichtingen GRU gaven informatie aan WikiLeaks;
  5. deze geheime operaties lopen synchroon met openlijke propaganda in de sociale media;
  6. Rusland gaat deze opgedane ervaring wereldwijd inzetten

Totaal afwezig in de mediaberichtgeving zijn volgende zaken die toch ook in het rapport staan. Het rapport bevestigt dat de onthullingen van WikiLeaks correct zijn (‘Disclosures through WikiLeaks did not contain any evident forgeries’). Het rapport stelt daarenboven dat de Russische hacking geen enkele invloed heeft gehad op het effectieve stemgedrag van de Amerikaanse bevolking.

Lange ervaring

Dit rapport werd bovendien opgesteld door veiligheidsdiensten met een lange staat van dienst op vlak van bedrog en leugens tegenover de Amerikaanse bevolking. Dit zijn immers dezelfde diensten die in 2003 stelden absoluut zeker te zijn van de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak. James Clapper, de baas van één van deze drie diensten, verklaarde onder ede voor het Amerikaanse parlement dat de NSA geen programma had voor de afluistering van alle Amerikaanse burgers, tot de onthullingen van Edward Snowden correct bleken te zijn.

Kortom, of Rusland inderdaad een operatie heeft uitgevoerd om via internethacking de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden is nog altijd niet bewezen. De betrokken inlichtingendiensten NSA, FBI en CIA stellen dat ze die echte bewijzen wel hebben maar niet kunnen leveren omdat ze hun bronnen en methodes moeten beschermen.

Kortom, of Rusland inderdaad een operatie heeft uitgevoerd om via internethacking de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden is nog altijd niet bewezen. De betrokken inlichtingendiensten NSA, FBI en CIA stellen dat ze die echte bewijzen wel hebben maar niet kunnen leveren omdat ze hun bronnen en methodes moeten beschermen.

Dat is geen nieuw argument, een klassieke uitleg. Het is echter nooit zo dat dit betekent dat 100 procent van de bewijskracht wordt achter gehouden, zoals nu het geval is. Dit rapport is met andere woorden een overzicht van intentieprocessen van een vijandige mogendheid, in geen geval een forensisch onderzoeksrapport. Je kan uit dit rapport ook iets anders leren, de eeuwenoude vaststelling dat inlichtingendiensten rapporten schrijven op maat van een vooraf vastliggende politieke stelling van de eigen politieke bazen.

Het gaat hem om de perceptie

Dit rapport dient in eerste instantie een campagne om bij de publieke opinie een perceptie te creëren van iets dat er in werkelijkheid niet is, namelijk de zekerheid dat er Russische hacking zou geweest zijn, waarover verdere discussie dan voortaan overbodig is. Wat dat laatste betreft lijkt dit rapport alvast een succes te zijn.

Dit rapport dient in eerste instantie een campagne om bij de publieke opinie een perceptie te creëren van iets dat er in werkelijkheid niet is, namelijk de zekerheid dat er Russische hacking zou geweest zijn, waarover verdere discussie dan voortaan overbodig is. Wat dat laatste betreft lijkt dit rapport alvast een succes te zijn.

Zowat overal ter wereld werd de nadruk gelegd op de eerste hierboven al aangehaalde stelling: president Poetin zou zelf persoonlijk het bevel hebben gegeven voor heel deze operatie. Daar kunnen de mediacommentatoren het de komende weken over hebben.

Een goed voorbeeld van het creëren van valse perceptie is wat de Amerikaanse krant Washington Post deed in de dagen voor het rapport. De krant publiceerde een lijst van websites die – al dan niet bewust – propaganda en fake news zouden hebben verspreid tijdens de voorverkiezingen. Daarna publiceerde de krant een artikel dat stelde dat er bewijzen waren dat Russische hackers waren binnengedrongen in het elektriciteitsnet van de Amerikaanse staat Vermont.

Deze twee artikels werden wereldwijd massaal gedeeld, geliked, getweet. Ondertussen pochte de hoofdredacteur van de Washington Marty Baron dat de website van de krant zo winstgevend is geworden. Barons eigen tweet over het eerste artikel (foto hiernaast) werd meer dan 3000 maal geretweet, vooral door collega-journalisten, die het artikel vervolgens in de eigen berichtgeving overnamen.

Wie de artikels twee weken later opnieuw bekijkt zal opmerken dat ze nu voorafgegaan worden door een rechtzetting, waarin de krant toegeeft dat de centrale claims in de betrokken artikels fictie zijn. Het venijnige van dit antijournalistiek gedrag door een van de grootste kranten van de VS is de perceptie die werd geschapen. De rechtzetting wordt immers niet massaal gereproduceerd, duizenden burgers weten niet dat de ‘informatie’ die ze aanvankelijk kregen vals is.

Next: censuur van dissidentie op het internet

Het grote gevaar van deze hetze gaat verder dan alleen maar anti-Russische retoriek. Dit rapport maakt een amorf geheel van effectieve inmenging in verkiezingen door een buitenlandse mogendheid met berichtgeving door Amerikaanse alternatieve media die kritisch zijn over het Amerikaanse verkiezingsproces en over de kandidaten van de grote partijen. Dissidentie wordt hier ‘geanalyseerd’ als onderdeel van een campagne door een vijandelijke staat. Dit kan de eerste aanzet worden tot censuur van dissidente stemmen op het internet.

Dit rapport is echter ook een bevestiging van wat velen al aanvoelden, maar wat nu ‘bewezen’ wordt. Sociale media hebben – in goede en slechte zin – wel degelijk een impact op de publieke opinie. De traditionele media zijn hun monopolie op de doorstroming van informatie kwijt, hun ideologische filters werken niet meer.

De pot en de ketel?

Ondertussen wordt bij de huidige mediahetze een belangrijk historisch element over het hoofd gezien. De VS, en dan vooral de buitenlandse inlichtingendienst CIA heeft een lange ervaring in het verstoren van verkiezingen in andere landen. De lijst is eindeloos.

Een aantal van die inmengingen werden en worden zelfs openlijk toegejuicht in de Amerikaanse media. (Zie de cover van het weekblad Time hiernaast waarin het blad de lof zwaait over de campagne van de Amerikaanse overheid om Russisch president Boris Jeltsin in 1991 verkozen te krijgen). Kenners van Latijns-Amerika, Azië en Afrika kunnen een lange lijst van andere voorbeelden toevoegen.

President-elect Donald Trump zou recent de geheime informatie hebben gekregen van (binnenkort) zijn inlichtingendiensten met de bewijzen. Hij reageerde al iets minder ontkennend dan voorheen. Hoe hij hier mee zal omgaan na zijn eedaflegging valt af te wachten. Voorlopig zijn de inlichtingendiensten nog volledig onderhorig aan president Obama. Hoe dat gaat evolueren na 20 januari is koffiedik kijken.

De vraag bovenaan dit artikel blijft ondertussen onbeantwoord ‘bij gebrek aan bewijzen’.

Bronnen:

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.