Tien jaar geleden overleed Hugo Chávez aan de gevolgen van kanker. Hij werd net geen 60 jaar. Zijn politieke erfenis leeft nog steeds door in Venezuela, Latijns-Amerika en daarbuiten, onder meer in de internationale organisaties die sinds de verkiezingen van linkse presidenten in buurland Colombia en Brazilië een nieuw elan krijgen. Wat blijft nog over van zijn politieke erfenis?
Hugo Chávez was allesbehalve voorbestemd om een politiek leider te worden. Hij was een kind van de lage middenklasse, die in het Venezolaanse politieke bestel volledig uitgesloten bleef van inspraak, laat staan van deelname aan de macht.
Net als vele Venezolanen had hij drie opties: leerkracht worden zoals zijn ouders (of lage ambtenaar), een onzekere carrière in de sport (baseball of voetbal) nastreven of in het leger gaan. Hij koos voor een militaire loopbaan, waarin hij zeer succesvol bleek te zijn.
Jong succesvol militair officier
Het Venezolaans leger onderscheidde zich altijd al van andere Latijns-Amerikaanse legers omdat het mensen uit de lagere klasse en van etnische minderheden toegang gaf tot hogere posities.
Het is aan de militaire academie in de hoofdstad Caracas dat hij voor het eerst in contact kwam met linkse collega’s, die hem duidelijk maakten dat armoede geen evidentie is maar het gewilde gevolg van een economisch systeem. Hij studeerde in 1975 af aan de militaire academie als achtste op 75 geslaagde laureaten.
Zijn twijfels over het gebruik van het leger voor het onderdrukken van volksopstanden begonnen toen zijn eenheid in 1977 werd ingezet tegen een gewapende rebellie in de federale deelstaat Anzoátegui, ten oosten van de hoofdstad Caracas.
Hij richtte toen met enkele andere officieren het Venezolaans Bevrijdingsleger op, een wat protserige naam, voor een idee dat weinig inhoud had en vrijwel uitsluitend gebaseerd was op zijn dan nog zeer vage ideeën over een linkse staatsgreep ‘ten bate van de bevolking’. Meer dan wat dagdromerij was het niet.
De Caracazo van 1989
Dat veranderde voor hem en meerdere van zijn mede-officieren in het middenkader, toen zijn regiment in de hoofdstad werd ingezet bij de afslachting van het volksverzet tegen de neoliberale antisociale maatregelen van de toenmalige regering van 27 februari tot 8 maart 1989.
Het aantal vermoorde betogers werd nooit degelijk onderzocht, maar schattingen gaan uit van meer dan 2000 vermoorde en vermiste Venezolanen op 9 dagen tijd.
De dan 39-jarige Hugo Chávez was een van de hoofdofficieren van het ingezette regiment, maar hij lag tijdens de repressie zwaar ziek in een hospitaal in de hoofdstad na een slecht uitgevoerde behandeling van waterpokken.
Voor hem was het achteraf gezien een gelukkig toeval, want als actief deelnemend officier aan de Caracazo had hij nooit een geloofwaardig politiek leider kunnen worden.
De vreselijke slachtpartij van de Caracazo was nooit aanleiding voor enige roep tot regime change vanuit het buitenland. Integendeel, de VS en de EU ‘betreurden’ de harde repressie maar bevestigden hun steun voor president Carlos Andrés Pérez en zijn economisch beleid.
Por ahora…
Chávez was zo geschokt dat hij met gelijkgestemde officieren een staatsgreep begon te organiseren tegen president Pérez en zijn regime. Met de door hem opgerichte Beweging voor de Vijfde Republiek pleegde dan kolonel geworden Chávez een staatsgreep op 4 februari 1992.
Doelstelling was om in alle grote steden tegelijk de regeringsgebouwen te bezetten, president Pérez af te zetten en voormalig president Caldera van de partij COPEI aan te stellen als interim-president.
In meerdere steden slaagde de opzet, maar in een aantal andere, waaronder de hoofdstad, mislukte de staatsgreep. Geconfronteerd met de mogelijkheid van een bloedbad nam Chávez live op tv volledig de verantwoordelijkheid voor de mislukking ‘por ahora’ (‘voor het ogenblik’) en werd op slag een beroemd gezicht in Venezuela.
Een dergelijk openlijk toegeven van de eigen fouten was totaal ongezien in het Venezolaanse politieke landschap. Zijn ‘por ahora’ maakte het voor alle Venezolanen duidelijk: dit was nog niet gedaan.
President Pérez werd later toch afgezet door het parlement wegens corruptie en voor de rest van zijn mandaat vervangen door de voorzitter van de senaat. In 1994 werd zijn voorganger Caldera van de COPEI opnieuw verkozen tot president.
Kansloos kandidaat reist het land door
President Caldera liet Chávez vervroegd vrij, waarna hij het land begon rond te reizen, aanvankelijk voor slechts kleine bijeenkomsten met nauwelijks een tiental toehoorders. Hij werd bij die reizen bijgestaan door zijn trouwe kompaan, buschauffeur Nicolás Maduro. Bij het begin van de kiescampagne van 1998 acht jaar later werd hij nog volledig kansloos gezien in de peilingen.
Ondertussen waren de beide machtspartijen AD en COPEI compleet ontaard tot verrotte vehikels voor individuele verrijking, kiesfraude en corruptie, die geen enkel politiek alternatief boden aan de kiezers. In 1998 kwamen ze verdeeld op voor de presidentsverkiezingen.
Het is in die context dat Chávez er met zijn nationalistisch programma toch in slaagde de verkiezingen van december 1998 te winnen. Die interne politieke verdeeldheid van de oude rechtse krachten speelt tot vandaag in het voordeel van huidig president Nicolás Maduro.
In tegenstelling tot wat in de media nog steeds wordt beweerd, was zijn aanvankelijk programma niet bepaald sociaal-democratisch. Hij verbaasde wel vriend én vijand toen hij zijn belofte om de oliewinsten voortaan voor de eigen bevolking te behouden, ook effectief begon uit te voeren. Zijn linkse radicalisering is pas na de mislukte staatsgreep van 2002 begonnen.
Mislukte staatsgreep van 2002
Chávez was bij zijn eerste verkiezing allesbehalve een nieuwigheid in Latijns-Amerika. Er zijn al eerder ex-staatsgreepplegers later verkozen tot president met populaire beloften in dezelfde aard die ze daarna negeerden.
Bovendien, Chávez’ beloften waren niet eens zo verschillend van die van president Carlos Andrés Pérez tien jaar eerder in 1988. De buitenwereld ging er dan ook van uit dat deze ‘populist’ eveneens snel zou bijdraaien. Dat deed hij niet.
Chávez begon bijna onmiddellijk zijn beloften uit te voeren om de winsten van de oliewinning niet lager door te sassen naar de oligarchie en naar de buitenlandse petroleummaatschappijen, maar in te zetten voor sociale programma’s in het onderwijs en de gezondheidszorg.
Die oligarchie zette met ruime steun van de VS-ambassade ter plaatse reeds enkele weken na zijn eedaflegging de voorbereidingen in gang voor een staatsgreep. Een en ander werd goed voorbereid met behulp van de media.
Tijdens betogingen van de oppositie en van de meerderheid zetten zij sluipschutters in die op de betogers schoten, waarna selectief gemonteerde beelden de wereld werden ingestuurd die de indruk gaven dat supporters van Chávez op de tegenbetogers hadden geschoten.
47 uur, of ‘twee maanden’?
Het militair regiment van de hoofdstad nam het presidentieel paleis in en ontvoerde Chávez naar een militaire basis. De rechtse oppositie benoemde Pedro Carmona, voorzitter van de Kamer van Koophandel, tot interimpresident en schafte het Parlement, de Grondwet en het Hooggerechtshof af.
Nauwelijks 47 uur later was de staatsgreep mislukt. Honderdduizenden gewone Venezolanen bestormden het presidentieel paleis. Toen ‘president’ Carmona vernam dat de officieren, die Chávez gevangen hielden, weigerden hem te executeren, en meerdere regimentscommandanten hun trouw aan de verkozen president betuigden, vluchtte hij ijlings het land uit.
Hoe hardnekkig de desinformatie in de westerse media nog steeds is, kan men ondermeer lezen in de archieven van De Standaard, waar de staatsgreep van 11-12 april 2002 nog steeds wordt omschreven als een ‘tijdelijk terugtreden gedurende twee maanden’ van Chávez ‘onder druk van het protest van de bevolking’.
Het is pas na deze staatsgreep – en een tweede poging tot staatsgreep in 2003 om hem ten val te brengen door een lockout van de arbeiders uit de fabrieken en de raffinaderijen door de werkgeversfederaties – dat Chávez voluit is gegaan voor zijn Latijns-Amerikaanse versie van het socialisme, geïnspireerd op de historische vrijheidsstrijder tegen de Spaanse kolonisatie Simón Bolívar.
Bolivariaanse revolutie
Zijn ‘revolutie’ was verre van perfect, wat in de gegeven omstandigheden niet te verbazen was. Om de vijandige economische oligarchie te omzeilen, die het overheidsapparaat nog volledig controleerde, ontwikkelde hij een parallelle structuur van Misiones die dat overheidsapparaat passeerden. Hij deed dat alles bovendien in een internationaal openlijk vijandige context.
Chávez kon tot ongeveer 2011 profiteren van de zeer hoge aardolieprijzen. De sociale gevolgen van zijn beleid werden door de UNDP geprezen. Zijn economische groeisucces werd echter totaal niet geapprecieerd door de oligarchie en door de VS. Dat succes en zijn groeicijfers vertaalden zich immers niet in megawinsten voor oliebedrijven en andere multinationals, maar werden herverdeeld onder de bevolking.
In 2011 werden de eerste tekenen van zijn aftakelende gezondheid zichtbaar. Sinds zijn overlijden op 5 maart 2013 wordt het land bestuurd door zijn trouwe kompaan van het eerste uur Nicolás Maduro. Hem ontbreekt echter volledig het charisma van zijn voorganger. Bovendien moet hij in zeer ongunstige tijden regeren. De aardolieprijs is sindsdien in elkaar gestuikt.
Rechtse eenheid blijft ver zoek
In 2012 verloor rechts eenheidskandidaat Henrique Capriles nog ruim van de reeds zwaar zieke Chávez, maar een jaar later haalde Maduro het slechts zeer nipt tegen hem. Capriles kon daarna niet langer rekenen op de eenheid van de rechtse oppositie.
Als toen het deel van de rechtse oppositie dat niet achter eenheidskandidaat ging staan, waaronder de kleine partij Voluntad Popular, Capriles wél had gesteund had hij wel degelijk kunnen winnen.
De leider van Voluntad Popular, Leopoldo López, kon zich niet neerleggen bij de volgens hem door de VS opgedrongen eenheidskandidaat Capriles. Die plaats ambieerde hij immers zelf (een van de backbenchers van zijn partij in het parlement was de onbekende Juan Guaidó…)
Capriles kon daarna niet langer rekenen op de eenheid van de rechtse oppositie. Hij was inderdaad effectief opgedrongen door de VS als eenheidskandidaat, die hem prefereerde boven de te radicaal bevonden Leopoldo López. Bovendien heeft Capriles zich later uitgesproken tegen de inmenging van de VS in zijn land.
In 2015 kon de rechtse oppositie een meerderheid behalen bij de parlementsverkiezingen, maar interne verdeeldheid en een succesvolle campagne van de president voor een Grondwettelijke Vergadering leidde tot het debacle van januari 2019 met ‘interim-president’ Juan Guaidó
Wat wordt 10 januari 2025…
Het is in feite vooral door die interne verdeeldheid van de rechtse oppositie dat Maduro nog steeds president is van Venezuela. De gevolgen van de economische boycot door de VS hebben ondertussen miljoenen Venezolanen op de vlucht gejaagd.
De oorlog in Oekraïne is ironisch genoeg een kans voor hem om het tij te keren. De sancties zijn nog steeds niet opgeheven, maar de poging van 2019 om met Juan Guaidó een regime change te forceren is spectaculair mislukt.
Op de klimaatconferentie van 2022 in Egypte werd hij voor de camera’s aangesproken door Frans president Macron, die hem uitnodigde tot verdere gesprekken (die nog steeds doorgaan in Parijs, onder meer om terug aardolie uit Venezuela op de internationale markt te verkopen).
Maduro heeft nog een trouwe schare van volgers die op 30-35 procent van de kiezers wordt geschat. Een meerderheid van de kiezers wil van hem af, maar ziet tegelijkertijd geen enkel heil in de terugkeer van de rechtse oligarchie, wiens achterban op 20-25 procent van de bevolking wordt geschat. De Caracazo van 1989 mag voor het westen een fait divers zijn, de Venezolanen kennen hun geschiedenis.
De populariteit van Chávez is tien jaar na zijn overlijden nog steeds even groot, maar Maduro kan niet langer rekenen op zijn politieke erfenis. In theorie moeten op 10 januari 2025 nieuwe presidentsverkiezingen worden gehouden. De Grondwet legt sinds 2004 een limiet op van maximaal twee opeenvolgende mandaten.
De oppositie aan de linkerzijde van Maduro is echter ook nog steeds intern verdeeld. Zowel deze linkse partijen als de partij van Maduro claimen de politieke erfenis van Hugo Chávez.
De verkiezingswet vereist geen meerderheid van de stemmen om verkozen te zijn, het volstaat de meeste stemmen te halen. Een kandidaat gesteund door Maduro maakt dus nog steeds kans. Niets is echter gegarandeerd.