Waarheen met Colombia na historisch vredesakkoord?

Colombiaans president Juan Manual Santos (links), Cubaans president Raúl Castro en Rodrigo Londoño Echeverri, leider van de FARC, sluiten de vredesonderhandelingen af in Havana

Colombiaans president Juan Manual Santos (links), Cubaans president Raúl Castro en Rodrigo Londoño Echeverri, leider van de FARC, sluiten de vredesonderhandelingen af in Havana (14ymedio.com)

FacebooktwitterFacebooktwitter

In Colombia komt mogelijk een einde aan de langste burgeroorlog ter wereld. Regering en guerrilla-organisatie FARC tekenden een akkoord in Cuba. Dit heeft een reële kans op slagen, maar komt er onder de schaduw van het vorige akkoord van 1984, dat eindigde met de moord op 3000 ex-FARC-leden. Een eerste analyse.

Het huidige vredesproces is onbegrijpbaar zonder historisch inzicht in de oorzaken en omstandigheden van de langste burgeroorlog ter wereld.

Waarom gingen burgers in 1964 over tot gewapend verzet tegen hun eigen overheid? Waar haalden zij in die omstandigheden hun politieke inspiratie vandaan? Waarom heeft die gewapende strijd in Colombia zo lang aangesleept? Waarom is een akkoord nu na 54 jaar gruwelijke, niets ontziende gewapende strijd alsnog mogelijk geworden?

Een feodaal land in de twintigste eeuw

Om te vatten waarom in de jaren 1960 meerdere Colombiaanse organisaties overstapten naar de gewapende strijd tegen de eigen overheid en tegen de economische elite van het land, is het belangrijk de toenmalige maatschappelijke context te vatten van het land (en het Latijns-Amerikaanse continent).

Colombia was in de jaren 1940-1950 een kopie van de meeste andere Latijns-Amerikaanse landen, strak opgedeeld in verstedelijkte gebieden en een uitgestrekt feodaal binnenland. Het toenmalige leven op het Colombiaanse platteland werd grandioos beschreven in de boeken van Colombiaans schrijver Gabriel García Márquez, Nobelprijs Literatuur 1982.

De steden hadden beperkte industriële en commerciële activiteiten en werden gedomineerd door een qua stijl westers ogende bourgeoisie, blank en ‘Spaans’, met in de rand van de steden in vergelijking met vandaag nog kleine sloppenwijken waar het huispersoneel van de stadsburgerij woonde.

Colombiaanse vlag

Een bezoek aan het uitgestrekte platteland kwam neer op een tijdreis terug naar de feodale middeleeuwen. Geen adelijke graven, baronnen en andere kasteelheren zoals in Europa maar brute landeigenaars, vergelijkbaar met de plantage-eigenaars in het zuiden van de VS. Die bekwamen hun uitgestrekte landerijen dankzij corrupte deals met de overheid.

Dorpen die hun akkers in gemeenschappelijk verband verbouwden werden van de ene dag op de andere ‘onteigend’ en de bewoners verplicht voor de landeigenaars te gaan werken. Hun ‘eigenaars’ kregen dat gedaan dankzij gewapende milities die over leven en dood beschikten.

Boeren en steden komen in opstand

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog begonnen meer en meer boerenorganisaties minimale sociale rechten op te eisen. Pogingen werden gedaan om boeren terug toe te laten akkers te bewerken voor hun eigen voedselvoorziening. Die werden telkens bloedig onderdrukt met behulp van de privé-milities van de landeigenaars, die vrij spel kregen van politie en leger (In Colombia is de politie een onderdeel van de gewapende strijdkrachten).

Die milities werden grotendeels bevolkt met arme sukkelaars uit de eigen rangen van de landloze boerenbevolking. Dat bleek een tweesnijdend mes. Enerzijds liet het de landeigenaars toe boeren uit te laten moorden door andere boeren. Anderzijds liet het heel wat boeren toe om met wapens om te gaan en militaire strategieën aan te leren…

Jorge Eliécer Gaitán
Jorge Eliécer Gaitán

In 1948 werd Jorge Eliécer Gaitán, een naar de normen van die periode progressief denkend presidentskandidaat, vermoord. In de hoofdstad Bogotá ontstonden daarop spontane protestbetogingen. Tien uur later had de politie meer dan 5000 mensen afgeslacht.

Een van de getuigen die nipt aan een beschieting ontsnapte was een 22-jarige Cubaanse student die daar een studentenconferentie bezocht. Later vertelde Fidel Castro hoe hij daar voor het eerst begon te overwegen dat de sociale orde in Latijns-Amerika niet met politieke strijd kon worden gewonnen en dat enkel gewapend verzet verandering kon brengen.

Linkse organisaties nemen de wapens op

De bloedige repressie in de hoofdstad bracht talloze organisaties, intellectuelen en vakbondsleiders er toe de wapens op te nemen. Daarop volgde een burgeroorlog die het land in totale chaos deed wegzakken, tien jaar duurde en naar schatting 200.000 à 300.000 mensen het leven kostte. Uiteindelijk werden de meeste sociale organisaties en hun leiders uitgemoord. Wat overbleef waren een aantal intellectuelen die kozen voor de radicale gewapende strijd.

Colombia

Een van de organisaties die daar uit ontstonden waren de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC- Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia). In diezelfde periode werden nog meerdere andere gewapende organisaties opgericht zoals het Ejército de Liberación Nacional (ELN – Nationaal Bevrijdinsleger). De rest is geschiedenis.

Colombia, een geval apart

Waarom de burgeroorlog in Colombia ook na het einde van de Koude Oorlog onverminderd bleef doorgaan is voer voor andere analyses en nabeschouwingen. In de jaren 1990 was de eerste generatie strijders vervangen door nieuwe strijders voor wie de gewapende strijd en zijn opbrengsten belangrijker werden dan de politiek-ideologische motieven waarvoor FARC, ELN en anderen waren ontstaan.

Die nieuwe generatie schrok niet terug voor het heffen van ‘belastingen’ op de cocateelt. FARC en ELN zijn echter nooit drugshandelaars geweest, zoals nog steeds wordt beweerd, net zomin als ze petroleumhandelaars zouden zijn, omdat ze ook de petroleumbedrijven ’taksen’ opleggen. Dat kon ook niet anders. In tegenstelling tot de leiders van de paramilitaire drugsbendes konden de leiders van de FARC immers niet vrij door het land en naar het buitenland reizen om drugsdeals aan te gaan.

FARC en ELN verloren hun progressieve prestige echter vooral omwille van twee praktijken waar de nieuwe generatie leiders niet voor terugschrok: gijzelingen en het aanwerven van kindsoldaten, al dan niet onder dwang.

Met hangende poten naar de onderhandelingen

De onderhandelingen voor het huidig vredesakkoord zijn echter vooral gestart omdat de FARC er niet langer in slaagden een militaire vuist te maken. De organisatie was onder president Uribe (2002-2010) volledig uit de steden verdreven, bezette alleen nog verspreide gebieden in de diepe wouden en gebergten van het immense en grotendeels lege Colombiaanse binnenland. De FARC beschikken nog slechts over een 10.000 slecht bewapende soldaten. Het is Uribe’s opvolger president Santos die de onderhandelingen in 2011 begon.

Diálogos de paz - Colombia
(Colprensa)
Cuba heeft zich toen aangeboden als neutraal terrein. President Raúl Castro en zijn regering waren echter niet rechtstreeks betrokken bij die onderhandelingen. Cuba heeft altijd betere relaties gehad met de andere Colombiaanse guerrilla van het ELN.

Wel rechtstreeks betrokken waren Venezolaanse en Noorse diplomaten. President Hugo Chávez was een drijvende kracht om de FARC tot onderhandelingen te brengen. Hij baseerde in zijn toespraken die steun aan het vredesproces in buurland Colombia op grote principes van vrede en verzoening.

In werkelijkheid speelt er voor Venezuela heel wat eigenbelang in een vreedzame oplossing. Het grensgebied met Colombia wordt al tientallen jaren geplaagd door infiltraties van FARC en Colombiaanse paramilitaire groeperingen. Ook voor Chávez werd Venezuela regelmatig in verlegenheid gebracht omdat leiders van de paramilitaire milities en van FARC en ELN vrij konden bewegen zonder dat ze werden aangehouden. Heel wat gedeserteerde ex-guerrillero’s en ex-paramilitairen zijn naar Venezuela gevlucht en organiseerden in Venezolaanse steden hun eigen zeer gewelddadige maffia’s. Venezuela rekent er op dat die nu amnestie krijgen en naar Colombia terugkeren.

De schaduw van 1984

Dat deze onderhandelingen uiteindelijk toch vijf jaar aansleepten en regelmatig werden onderbroken en dat er tussendoor nog steeds wederzijdse schendingen van de afgesproken wapenstilstand waren heeft twee grote oorzaken: de hoge politieke eisen die de FARC stellen en de schaduw van het mislukte vredesakkoord van 1984.

Eerst en vooral weigerden de FARC enkel en alleen over ontwapening te onderhandelen zoals in 1984. De organisatie stelde een aantal politieke eisen, waaronder een complete landhervorming. Met die eis keerden de FARC terug naar hun politieke oorsprong in 1964. Daarnaast moesten er concrete afspraken komen die de FARC-leiders zouden mogelijk maken hun politieke strijd vreedzaam verder te zetten, door deelname aan verkiezingen, vrije toegang tot de media, vrijheid van bewegingen en vereniging. Ook voor het neerleggen van de wapens eisten ze zeer concrete afspraken.

Daarenboven eisten de FARC dat de Colombiaanse overheid zou afstappen van het huidige antidrugsbeleid, door onder meer te stoppen met het besproeien van cocavelden met giftig glyfosaat. Bovendien moet drugsverslaving volgens de FARC als een sociaal probleem, als een ziekte worden aangepakt en niet als een misdaad.

De FARC willen ook een globaal onderzoek naar de daders van alle slachtingen van de voorbije dertig jaar, waarbij ook de slachtoffers van de paramilitaire en militaire repressie moeten worden geïnventariseerd. Dat zal moeten gebeuren door een Waarheidscommissie naar Zuid-Afrikaans en Guatemalteeks model. Ten slotte eisten de FARC dat het vredesakkoord zou worden bevestigd door een nationale grondwetgevende assemblee, waar zij zitting in krijgen.

Eerste reacties gematigd positief

De Colombiaanse regering heeft onderhandelingen over al deze punten aanvaard en er hard over onderhandeld. Deelakkoorden werden reeds in 2014 en 2015 gesloten. Tegenover het punt van een grondwetgevende assemblee heeft de regering wel de eis gesteld van een afsluitend volksreferendum dat het vredesakkoord moet legitimeren.

In de Colombiaanse maatschappij zijn de eerste reacties gematigd optimistisch. Over het algemeen is de bevolking tevreden dat er een einde komt aan de gewapende strijd, wat niet betekent dat er overeenstemming is over de specifieke punten in het akkoord. Alleen de volgelingen van voormalig president Uribe verzetten zich principieel tegen het akkoord en eisen een terugkeer naar unilaterale militaire repressie.

Bij de soldaten van de FARC blijft het wantrouwen zeer groot. Zij verwijzen steeds naar het vredesakkoord van 1984. Dat omvatte geen enkele politieke eis en was slechts een akkoord voor ontwapening. Een aantal guerrillaleiders en guerrillero’s keerden toen terug naar de civiele maatschappij en richtten de partij Unión Patriotica (patriottische unie). Twee jaar later waren alle verkozen parlementsleden, burgemeesters, gemeenteraadsleden, lokale activisten en leden van de partij uitgemoord, in totaal meer dan 3000. Internationaal werd zo goed als niet gereageerd op de afslachting van een volledige democratische politieke partij.

Meerdere lokale leiders van de FARC hebben al laten weten akkoord te zijn met het akkoord en de gewapende strijd te willen stoppen, op één punt na: “Ik ga niet terug naar huis zonder mijn wapens”, volgens een van hen tijdens een interview met de Guardian. Het akkoord voorziet dat de wapens worden neergelegd 180 dagen nadat een definitief akkoord wordt afgesproken (dat het huidige akkoord moet uitwerken in gedetailleerde punten).

De tijden zijn veranderd. De elite van feodale landeigenaars is tegen dit akkoord, maar ze is veel minder machtig en belangrijk dan in de jaren 1980 (toen ze in feite al veel macht had verloren). De Colombiaanse stedelijke elite wil het land daarentegen industrieel ontwikkelen, wat nooit echt mogelijk was door de interne burgeroorlog, en wil dus juist wel dat het akkoord wel werkt.

Volksorganisaties blijven ook sceptisch, zij het om heel andere redenen dan de economische elite. Zij vrezen dat het einde van het gewapend conflict tot een massale privatisering van het platteland en hebben de voorbije jaren meermaals geprotesteerd om een plaats op te eisen aan de tafel van de onderhandelingen.

Dit vredesakkoord biedt een reële kans om 54 jaar burgeroorlog te beëindigen, maar de uitdaging is enorm. Hoe zullen de paramilitaire milities van de landeigenaars reageren? Hoe zullen FARC-soldaten reageren op moordaanslagen? Het blijft onzeker.

De zeer geringe belangstelling van de buitenwereld voor dit toch wel historische akkoord – in de westerse media is het achterpaginanieuws – is niet goed. Internationale druk kan immers een groot verschil maken, al was het maar om te verhinderen dat 1984-1985 zich herhaalt.

Interview met Mario Murillo op Democracy Now over het vredesakkoord:

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.