‘Dwarsligger’, een politiek pamflet

Dwarsligger van Marc Descheemaecker
FacebooktwitterFacebooktwitter

Marc Descheemaecker schreef zijn afgesloten carrière als NMBS-baas van zich af. Wat hij ‘glasheldere analyse’ noemt is een ideologisch pleidooi voor een minimale staat, bevrijd van ‘de grillen van de verkiezingen’, die zich moet ‘richten op haar kerntaken’, waar openbaar vervoer niet bij hoort. Het spoor is een ‘onderneming’ met een ‘product’ en een ‘marktconforme’ prijs.

Het politieke bestel heeft Marc Descheemaecker bedrogen door zijn mandaat als baas van de NMBS niet te verlengen. Zijn ideeën daarover heeft hij neergeschreven in het boek ‘Dwarsligger. Achter de Schermen van de NMBS’, met een foto van zichzelf op de cover en het logo van de NMBS op de achtergrond. Het gebruik van dat logo voor eigen doeleinden is het privilege van de topman. Spoorwerknemers is ten strengste verboden met de media te spreken over de NMBS zonder toestemming van de leiding.

Voor hij bij de NMBS kwam, was Descheemaecker “baas van het grootste schoonmaakbedrijf van het land”, dat deel uitmaakte “van de ethisch bewuste maar ook extreem op winst beluste beursgenoteerde internationale Deense groep ISS”. Ethisch bewustzijn heeft hij te over. Hij is verontwaardigd dat “binnen de schoonmaaksector … de klanten een belangrijk deel van de werknemers niet als volwaardig (zien): Marokkanen, Turken, of eigenlijk alle allochtonen”.

In hoeverre dat ethisch bewustzijn Descheemaecker er ook toe bracht om de notoir slechte verloning en middeleeuwse werkomstandigheden van de werknemers in de schoonmaaksector aan te pakken, legt hij verder niet uit. In ieder geval liet hij toe dat de NMBS een groot deel van de reiniging van stations en treinen overliet aan dergelijke bedrijven.

Arrogant en oppermachtig

Na jarenlange ervaring in sectoren waar werkende mensen nauwelijks rechten hebben, kwam de NMBS voor Descheemaecker als een cultuurschok. De spoorvakbonden bleken ‘moeilijk’, ‘arrogant’, ‘dictatoriaal’, ‘onbekwaam’, middelmatig’, ‘conservatief’ en vooral ‘oppermachtig’. Er is echter hoop. “In feite zijn de spoorvakbonden nooit zo zwak en verdeeld geweest als nu. Het is nu het momentum om de NMBS doortastend te moderniseren.” Dat ‘momentum’ heeft hij zelf blijkbaar laten voorbijgaan.

Bij de persvoorstelling en in het boek benadrukte de voormalige spoorbaas dat hij het boek schreef voor de reizigers, de belastingbetalers en het spoorpersoneel  – die hij alle lof toezwaait. Toch blijkt het personeel “overbetaald”, heeft het te veel verlof, te vroege en te hoge pensioenen, en een rigide statuut. “NMBS-werknemers stapten op hun twintigste de onderneming binnen en verlieten ze als ze met pensioen gingen. Dat dit geregeld leidt tot bedrijfsblindheid en ervoor zorgt dat het bedrijf volledig in zichzelf gekeerd is, hoeft geen betoog.”

Creativiteit

Volgens Descheemaecker heeft het personeel van de NMBS maar liefst 53 vakantiedagen. Daar blijken echter de 26 recuperatiedagen in te zitten, die iedere werknemer in ploegendienst in elk bedrijf krijgt om de wekelijkse vier uur extra te compenseren.

Wie in ploegendienst werkt presteert een 40-urenweek, omdat ploegen met elkaar moeten aansluiten, drie maal acht uur per etmaal. Dat betekent per vijf gepresteerde werkdagen van acht uur vier uur meer werken dan de wettelijke 36-urenweek. Per tien dagen ploegenarbeid krijgt een werknemer daarom één dag ‘recuperatieverlof’. Dit systeem geldt voor alle bedrijven met ploegendiensten.

Wie niet in ploegendienst werkt bij de NMBS  – zoals het grootste deel van de administratie – heeft evenveel verlofdagen als collega’s met vergelijkbare banen in private en openbare sector.

Navraag bij de NMBS bevestigt: een statutair bediende (die geen ploegendienst vervult) heeft 24 verlofdagen.

In één zinnetje wordt er wel aan toegevoegd dat de ziektestatistieken van het personeel overeenkomen met de gemiddelde cijfers onder de bevolking. Bovendien blijkt uit een recente tevredenheidsenquête dat de Belgische spoorwegen op de vijfde plaats staan in de EU, vóór de buurlanden Frankrijk, Luxemburg, Duitsland en Nederland.

Van Descheemaecker moet het anders. “Het is weinig sociaal om het zo brutaal te stellen, maar de NMBS zou een boost van creativiteit en productiviteit kunnen krijgen, mochten er uitzonderlijk een paar totaal onderperformante en onwillige werknemers ontslagen worden. Het besef dat ze hun job kunnen verliezen als ze het te bont maken, zou sommige werknemers waarschijnlijk wel tot enige positieve medewerking kunnen aanzetten.”

Nogmaals enige navraag bij de NMBS. Er worden jaarlijks gemiddeld tussen 15 à 30 personeelsleden ontslagen – een normaal aantal voor een onderneming van die grootte. In 2011 werden de redenen voor onmiddellijk ontslag – met volledige instemming van de vakbonden – nog strenger. Die redenen voor ontslag zijn ondermeer:

  • vergrijpen die niet verenigbaar zijn met tewerkstelling bij de NMBS;
  • seksuele misdrijven, diefstal … ;
  • opeenstapeling van onproductieve prestaties;
  • gebrek aan stiptheid.

Favoritisme

Schril is het contrast met Descheemaeckers omschrijving van collega’s in het bedrijfsleven: allen mensen met gezond verstand, beide voeten op de grond, vrij van ideologische vooroordelen, “vrienden”. Heel anders blijken de politieke creaturen die Descheemaecker naast zich moet dulden. Zij hebben geen visie, zijn incompetent en hebben zelfs geen flauw idee “wat een CEO zo’n godganse dag doet”. Alle successen zijn de zijne, niet die van het personeel, niet die van zijn ondergeschikten.

Tussendoor vermeldt Descheemaecker dat hij vriend aan huis is bij de baas van het headhuntersbureau, dat een selectie nieuwe kandidaten voordraagt aan de minister: “Ik stuurde zelf mijn cv ter bevestiging van mijn eerdere kandidatuur naar de nieuwe headhunter. Ik kende Arthur Janta-Polczynski goed: hij was een goede collega geweest in mijn Amsterdamse McKinsey-periode, en hij en zijn vrouw Martine nodigden me af en toe uit in hun warme huis in Amsterdam, waar ik op zolder op grote houten borden Wargames speelde met de heer des huizes.”

Descheemaecker voelt ook sympathie voor zijn collega-bedrijfsleiders van andere ‘moeilijke’ overheidsbedrijven. Wanneer Belgacom-baas Didier Bellens wordt verdacht van belangenvermenging in een immobiliëndossier, is hij categoriek. “Het was absurd om de topmanager van dergelijke zaken te verdenken – zo zit de man echt niet in elkaar.”

Waar Descheemaecker zich mateloos aan stoort is politiek favoritisme, politieke benoemingen, dingen waar je in de privé-sector geen last van hebt. Uit Brits onderzoek blijkt intussen dat favoritisme in de privé-sector wel degelijk bestaat. De overgrote meerderheid van jonge middenklassers vindt zijn eerste baan – en een vlotte start van de carrière – via de netwerken van ouders, familie en vrienden. Dat favoritisme heeft niet de kleur van politieke partijen, maar verder gaat het om dezelfde maatschappelijke fenomenen.

Sensatie

Descheemaeckers initiatief om als voormalig leider van een openbaar bedrijf uit de school te klappen is geen primeur. Zijn verhaal toont veel gelijkenissen met Op zoek naar verloren tijd en geld uit 1996 van Pierre Godfroid, de eerste baas van de nationale luchtvaartmaatschappij Sabena die uit de privé-sector kwam. Beiden ontplooien hetzelfde onbegrip voor de verziekte politieke cultuur, de achterlijke vakbonden, de te hoge lonen, de baronieën van de directies, de onbetrouwbare ministers die het vel wilden van de baas die ze zelf nog benoemd hadden …

Descheemaecker schreef dit boek helemaal zelf, zonder ghostwriter. Dat was volgens hem nodig om een en ander tot op de dag van publicatie geheim te houden. In het boek staat echter niets dat nog niet geweten was. Ook het hoofdstuk over de ’keizer van Oostende’ vertelt niets nieuws. Nieuw is wel de commentaar die hij daarbij geeft, de smeuiige details, de halfvolle wijnglazen, de sigarettenrook, de halfkoude pizza’s, de kleffe koekjes bij de slappe koffie, de bitterballen – er wordt duidelijk niet altijd lekker gegeten aan de top.

Descheemaecker is ook niet mals voor de media. Die zochten volgens hem alleen de sensatie op. Niet dat hij ooit probeerde om via zijn ‘old boys network’ een en ander te beïnvloeden. “Na een telefoontje met Roularta-topman Rik De Nolf, die ik sinds het begin van de jaren negentig kende, belde de hoofdredactrice van Le Vif/Express me op. Ik wist dat Rik De Nolf nooit ook maar zou overwegen om inhoudelijke druk te leggen op zijn journalisten, maar dat hij er ook op stond dat zijn journalisten niet werden gemanipuleerd in schimmige dossiers”.

Uitzondering op de regel

Ronduit genadeloos is Descheemaecker voor de politieke creaturen die hij naast zich moet dulden. Vreemd genoeg vindt hij een van hen, om een duistere reden, dan weer briljant. Luc Lallemand, de topman van de PS bij de NMBS – ik hoor hier ‘Infrabel’ te zeggen, maar ik blijf koppig de dingen bij hun echte naam noemen – blijkt de minzaamheid zelve, een man met visie, een zeer betrouwbare collega.

Kortom, Descheemaecker heeft alleen dingen verkeerd gedaan omdat anderen hem daartoe dwongen. Zelfs in die gevallen dat hij het politieke spel meespeelde, deed hij dat zonder zijn principes te verloochenen, “omdat het niet anders kon”, omwille van het hogere belang. Zo praat hij zichzelf goed met dezelfde argumenten die elk lid van het politieke bestel aanhaalt.

Ooit moet het dus gedaan zijn met de drie miljard euro overheidsgeld die de NMBS elk jaar krijgt van de belastingbetaler. Over de meer dan vier miljard euro belastingsgeld die jaarlijks naar bedrijfswagens gaan, heeft Descheemaecker geen mening. Dat heeft waarschijnlijk niets te maken met het mobiliteitsprobleem “dat op ons afkomt”. Voor deze man is de NMBS geen openbare dienst maar een bedrijf met een product dat moet opbrengen. Dus moeten die prijzen omhoog en moeten ‘lege treinen’ en ‘landelijke lijnen’ worden afgeschaft.

Siemens en Fyra

Descheemaecker heeft het beschamende Fyra-débacle goed afgehandeld (veel beter dan de Nederlandse buren van de NS). Ook heeft hij een aantal vernieuwingen doorgedreven. Zo maakte hij komaf met de traditie om steeds treinen te kopen bij de Belgische afdelingen van de bedrijven Bombardier en Alstom. De nieuwe Desiro-treinen en de nieuwe locomotieven komen van het Duitse Siemens. Die hadden hun bruikbaarheid immers al uitgebreid bewezen op het Duitse net.

Wat hij er niet bij zegt, is dat hij niet kon verhinderen dat zijn ingenieurs de waterkoeling van de locomotieven vervingen door een luchtkoeling – een overbodige aanpassing, de Duitse locomotieven doen het immers prima in koudere omstandigheden dan hier. Zo weet de reiziger waarom die nieuwe toestellen bij iets warmer weer om de haverklap een oorverdovend gefluit produceren.

Descheemaecker betreurt tussendoor dat het megalomane nieuwe TGV-station van Luik geen maatregelen heeft voorzien om graffiti te vermijden. Hij vond het echter zelf niet nodig om te investeren in afgesloten en bewaakte rangeerruimtes voor zijn nieuwe treinen. Dat het wel anders kan, bewijzen de Thalys- en TGV-treinen. Die staan elke nacht achter slot en grendel in het rangeerstation van Brussel-Zuid.

Chauffeur

Descheemaecker onthult uiteindelijk zijn politieke overtuiging toch via toekomstvoorstellen. Minder overheid, meer ‘onderneming’. Géén dienst maar een ‘marktconform’ product. Als dat niet lukt, dan maar de splitsing volgens communautaire lijnen, een Vlaamse en een Waalse NMBS. Wat dat laatste betreft, blijkt hij het spoornet niet zo goed te kennen.

Op de lijnen van Brussel naar Bergen, Charleroi, Nijvel en Namen liggen immers tientallen Vlaamse stations. De trein naar het Vlaamse Geraardsbergen rijdt via het Waalse Enghien. De trein naar Kortrijk rijdt door Ath. Hoe Descheemaecker dat gaat oplossen, zegt hij er niet bij. Overigens gaat hij zelf overal met de wagen (en chauffeur) naartoe. Alleen voor bezoeken aan collega’s in Londen en Parijs doet hij een beroep op de Thalys en de Eurostar.

Repressief

Dit boek vertolkt het standpunt van een man die de neoliberalisering van de maatschappij als een evidentie ziet, die vindt dat de NMBS zoveel mogelijk vrij moet zijn van ‘de grillen van verkiezingen’. Descheemaecker heeft het volste recht op die politiek-ideologische opinie. Maar ze kan onmogelijk worden voorgesteld als een vorm van ‘apolitiek no-nonsense gezond verstand’ en als een ‘neutrale getuigenis zonder waardeoordeel’.

Af en toe laat Descheemaecker de schijn varen: “Zelf ben ik er voorstander van dat het wetgevende en gerechtelijke apparaat een meer no-nonsense-aanpak aannemen en meer repressief optreden, maar misschien ben ik op dat vlak te conservatief en niet progressief genoeg?” Ook maakt hij een aantal rake en terechte opmerkingen over de politisering van de bestuursorganen van de NMBS, over politieke inmenging in concrete beslissingen, over de plaag van de ministeriële kabinetten.

Merites

Als het gaat om de politiek, staat voor Descheemaecker minister Johan Vande Lanotte (SP.A) voorop. Aan hem is een hoofdstuk van 75 pagina’s (van het 302 pagina’s tellende boek) gewijd en hij komt ook regelmatig in de andere hoofdstukken terug. Zelfs de meest sympathiserende lezer kan er niet naast kijken dat dit boek uit rancune is geschreven – tegenover het politieke bestel, tegenover de vakbonden en vooral tegen die éne politicus. Descheemaecker ontkent dat overigens.

De onverbloemde aanval op één politieke partij, het natrappen ook naar personen – al houden een aantal van die aanvallen inhoudelijk steek – komen van een zelfingenomen, verbitterd man. Als we dit pamflet op zijn merites beoordelen, moeten we stellen dat Descheemaecker de NMBS, de treinreizigers, de belastingbetalers en de spoorwerknemers geen stap dichter bij een betere toekomst brengt.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.